Rb. 's-Gravenhage, 19-12-2008, nr. 09-754105-08
ECLI:NL:RBSGR:2008:BG7879
- Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum
19-12-2008
- Zaaknummer
09-754105-08
- LJN
BG7879
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBSGR:2008:BG7879, Uitspraak, Rechtbank 's-Gravenhage, 19‑12‑2008; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 19‑12‑2008
Inhoudsindicatie
Vrijspraak. Het DNA van verdachte is aangetroffen in de bemonstering van de beugel van de handgranaat, welke bij café het Bliekkie naar binnen is gegooid en is ontploft. Het betreft hier een biologisch contactspoor. In het NFI-rapport wordt benadrukt dat biologische contactsporen kunnen ontstaan zowel door direct als door indirect contact. Er kan geen uitspraak worden gedaan over de wijze en het tijdstip waarop dergelijk celmateriaal is overgebracht. De verdediging heeft ter zitting meerdere scenario's geschetst, volgens welke celmateriaal van verdachte via een ander op de beugel kan zijn terechtgekomen. In het licht van de antwoorden van het NFI op de vragen kunnen deze scenario's niet zonder meer als onmogelijk worden uitgesloten. Nu ook geen antwoord kan worden gegeven op de vraag wanneer het celmateriaal is overgebracht, kan niet zonder twijfel worden vastgesteld of en wanneer verdachte de handgranaat voorhanden had, met andere woorden, wanneer hij er feitelijk over heeft beschikt of heeft kunnen beschikken. Gelet op deze twijfels acht de rechtbank het feit niet wettig en overtuigend bewezen.
Partij(en)
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/754105-08
Datum uitspraak: 19 december 2008
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964,
adres: [adres].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 9 december 2008.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. Rijdorp en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. A.M. Seebregts, advocaat te Rotterdam, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 maart 2008, althans in of omstreeks de periode van 23 maart 1996 tot en met 22 maart 2008 te Delft, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen een wapen van de categorie II onder 7, te weten een handgranaat, zijnde (een) voorwerp(en) bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing, heeft/hebben overgedragen en/of voorhanden heeft/hebben gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 31 lid 1 Wet wapens en munitie
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
3. Het bewijs
3.1Het
standpunt van de officier van justitie
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben en overdragen van een handgranaat.
- 3.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit nu niet uit te sluiten is dat het DNA van verdachte, dat is aangetroffen op de handgranaat, via indirect contact op de handgranaat is terecht gekomen.
De verdediging heeft gewezen op hoofdstuk 4 van de uitgave 'De essenties van forensisch DNA-onderzoek' van het Nederlands Forensisch Instituut (verder: NFI) in welk hoofdstuk onder andere de bewijswaarde van biologische contactsporen uiteen wordt gezet. Hetzelfde hoofdstuk is overigens door de officier van justitie overgelegd.
De raadsman heeft twee passages geciteerd:
"Het DNA van de sterke shedder kan aldus terechtkomen op een object dat hij nooit heeft aangeraakt."
"Omdat verschillende factoren van invloed zijn op de mate van overdachte van biologische contactsporen kan in de regel geen uitspraak worden gedaan over de wijze en het tijdstip waarop het celmateriaal op het onderzochte stuk van overtuiging is terechtgekomen."
De raadsman heeft de mogelijkheid geschetst dat verdachte een voorwerp heeft aangeraakt en een derde zijn DNA, via aanraking van dit voorwerp, heeft overgebracht op de handgranaat. Het tweede scenario betreft het scenario waarin verdachte een handdruk heeft gegeven aan de persoon die de handgranaat in handen heeft gehad.
- 3.3.
De beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat er sprake is van wettig bewijs, in die zin dat er meerdere bewijsmiddelen zijn. Naast het proces-verbaal van het forensisch technisch onderzoek inzake het aantreffen van de beugel van een handgranaat en het proces-verbaal inzake de aard van de granaat, is echter het enige bewijsmiddel dat werkelijk wijst op mogelijke betrokkenheid van verdachte het feit dat zijn DNA is aangetroffen in de bemonstering van de beugel van de handgranaat, welke bij café het Bliekkie naar binnen is gegooid en is ontploft.
Het betreft hier een biologisch contactspoor. In het NFI-rapport van 9 juli 2008 wordt benadrukt dat biologische contactsporen kunnen ontstaan zowel door direct als door indirect contact. Er kan, zo wordt gewaarschuwd, geen uitspraak worden gedaan over de wijze en het tijdstip waarop dergelijk celmateriaal is overgebracht. Het NFI wijst er nadrukkelijk op, dat niet kan worden gesteld dat aangetroffen celmateriaal per definitie ook delictgerelateerd is. De bewijswaarde van het aangetroffen DNA-profiel (hoe volledig dat profiel ook is) is dan ook beperkt. Dat zou anders zijn als het hier een DNA-profiel betrof, aangetroffen in biologische sporen als bloed, speeksel of sperma.
Aan het NFI zijn op verzoek van de verdediging twee hypothesen voorgelegd, waarbij de eerste ziet op indirecte overdracht en de tweede op directe overdracht, bijvoorbeeld door het vastpakken van de beugel door de donor. Het antwoord luidt dat hoewel de bevindingen van het DNA-onderzoek de eerste hypothese niet geheel uitsluiten, de bevindingen zeer veel aannemelijker zijn wanneer de tweede hypothese juist is.
De verdediging heeft ter zitting meerdere scenario's geschetst, volgens welke celmateriaal van verdachte via een ander op de beugel kan zijn terechtgekomen. In het licht van de antwoorden van het NFI op de vragen kunnen deze scenario's niet zonder meer als onmogelijk worden uitgesloten.
Nu ook geen antwoord kan worden gegeven op de vraag wanneer het celmateriaal is overgebracht, kan niet zonder twijfel worden vastgesteld of en wanneer verdachte de handgranaat voorhanden had, met andere woorden, wanneer hij er feitelijk over heeft beschikt of heeft kunnen beschikken.
Gelet op deze twijfels acht de rechtbank het feit niet wettig en overtuigend bewezen.
4. De vordering tenuitvoerlegging
4.1
De vordering van de officier van justitie
De officier heeft een vordering tot tenuitvoerlegging van een bij vonnis van deze rechtbank van 18 december 2007, waarbij verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van EUR 1000,00 subsidiair 20 dagen hechtenis (09/757971-07) aanhangig gemaakt.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie evenwel afwijzing van de vordering gevraagd, nu niet kan worden vastgesteld of verdachte het thans telastgelegde heeft gepleegd ná onherroepelijk worden van dit vonnis.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman kan deelt het standpunt van de officier van justitie.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering afwijzen, nu verdachte wordt vrijgesproken van het telastgelegde.
5. De beslissing
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
wijst af de vordering tenuitvoerlegging.
in verzekering gesteld op: 27 augustus 2008,
in voorlopige hechtenis gesteld op: 29 augustus 2008,
in vrijheid gesteld op: 10 december 2008;
Dt vonnis is gewezen door
mrs. Poustochkine, voorzitter,
Dragtsma en Meijers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Lohuis, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 december 2008.