FED 2014/103
Uitleg ‘temporele eis’ in de houdsterverliesregeling van art. 20 lid 4 Wet VPB 1969
HR 19-09-2014, ECLI:NL:HR:2014:2680, m.nt. P.G.H. Albert
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
19 september 2014
- Magistraten
Overgaauw, Bavinck, Van Loon, Koopman, Van Kalmthout
- Zaaknummer
13/03611
- Conclusie
A-G Wattel
- Noot
P.G.H. Albert
- JCDI
JCDI:ADS273747:1
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:2680, Uitspraak, Hoge Raad, 19‑09‑2014
Beroepschrift, Hoge Raad, 24‑09‑2013
- Wetingang
Art. 20 Wet VPB 1969
Essentie
Uitleg ‘temporele eis’ in de houdsterverliesregeling van art. 20 lid 4 Wet VPB 1969
Uitspraak
Het geschil betreft een verliesbeschikking.
OP HET BEROEP IN CASSATIE VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN OVERWEEGT DE HOGE RAAD:
2.1.
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
2.1.1.
Belanghebbende is opgericht op 28 maart 2007 met het doel houdsteractiviteiten te gaan verrichten. Haar eerste boekjaar, het onderhavige jaar, loopt van 28 maart 2007 tot en met 31 december 2007.
2.1.2.
Belanghebbende heeft op 28 maart 2007 een belang van 100 percent verworven in [B] B.V. (hierna: [B] BV) en vormt sinds die ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.