GHvJ, 04-04-2017, nr. AR 23552 – H 61/16
ECLI:NL:OGHACMB:2017:160
- Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Datum
04-04-2017
- Zaaknummer
AR 23552 – H 61/16
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:OGHACMB:2017:160, Uitspraak, Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, 04‑04‑2017; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Vindplaatsen
JERF Actueel 2018/86
Uitspraak 04‑04‑2017
Inhoudsindicatie
AR 23552 – H 61-2016 verdeling nalatenschap. niet alle erfgenamen opgeroepen. leegwaarde.02
Partij(en)
Burgerlijke zaken over 2017 Vonnis no.:
Registratienummer: AR 23552 – H 61/16
Uitspraak: 4 april 2017
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Vonnis in de zaak van:
1. de gezamenlijke erfgenamen van[Appellant sub 1],
2. [Appellant sub 2],
3. [Appellant sub 3],
4. [Appellant sub 4],
5. [Appellant sub 5],
6. [Appellant sub 6],
7. [Appellant sub 7],
8. [Appellant sub 8]
9. [Appellant sub 9],
allen wonende in Curaçao, Sint Maarten of Nederland,
oorspronkelijk gedaagden,
thans appellanten,
gemachtigden: mrs. H.A. Seferina en F.R. Brouwer,
tegen
[Geïntimeerde],
wonende in Curaçao,
oorspronkelijk eiseres,
thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. S.P. Osepa.
De partijen worden hierna [appellant sub 6] c.s. en [geïntimeerde]genoemd. Appellant onder 6 wordt [appellant sub 6] genoemd.
1. Het verdere verloop van de procedure
1.1.
Het Hof verwijst naar zijn tussenvonnis van 16 augustus 2016.
1.2.
Op 29 november 2016 hebben partijen een akte genomen.
1.3.
Op 7 februari 2017 hebben partijen een antwoord-akte genomen.
1.4.
Vonnis is nader bepaald op heden.
2. Beoordeling
2.1.
In de antwoord-akte van 7 februari 2017, onder 2, stelt [appellant sub 6] c.s. dat partijen elkaar hebben gevonden in de hoogte van de waarde van de onroerende zaak. Zij nemen het voorstel van het Hof over om ter besparing van extra kosten en tijd een bedrag van US$ 300.000,= te hanteren als waarde.
2.2.
In haar op dezelfde dag genomen akte zwijgt [geïntimeerde] over deze overeenstemming. Het Hof wenst dat zij zich bij akte uitlaat.
2.3. [
[Appellant sub 6] c.s. verzoekt in de akte van 7 februari 2017, onder 5, het Hof om eindvonnis te wijzen, waarbij de onroerende zaak aan [appellant sub 6] wordt toebedeeld, met diens gehoudenheid om US$ 300.000,= bij een notaris in Sint Maarten in escrow te plaatsen, waaruit de schuld uit overbedeling kan worden voldaan.
2.4.
Het probleem met dit voorstel is dat deze beslissing van het Hof een verdeling zou inhouden en dat daarvoor alle deelgenomen partij moeten zijn, hetgeen kennelijk niet het geval is (memorie van grieven, onder 2-9). Het gaat om een rechtsverhouding waarbij het rechtens noodzakelijk is dat een beslissing daarover in dezelfde zin luidt ten aanzien van alle bij die rechtsverhouding betrokkenen (een zogeheten processueel ondeelbare rechtsverhouding) (HR 10 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:41)[moet zijn: ECLI:NL:HR:2017:411]. De overige erfgenamen dienen dus in het geding te worden geroepen. Voorts zal [geïntimeerde] haar eis moeten wijzigen (een reconventionele vordering door [appellant sub 6] c.s. in hoger beroep is, gelet op artikel 280 lid 1 Rv, niet mogelijk)
2.5.
Partijen kunnen echter, indien zij het eens zijn, zelf verdelen (artikel 3:182-183 BW). Zij kunnen dan zelf een notaris in Sint Maarten kiezen. De zaak kan dan wellicht worden geroyeerd.
2.6.
Partijen krijgen de gelegenheid over het voorgaande gelijktijdig een akte te nemen.
2.7.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
3. Beslissing
Het Hof:
- laat partijen toe gelijktijdig een akte te nemen als bedoeld in rov. 2.2 en 2.6;
- verwijst de zaak daartoe naar de rol van het Hof in Curaçao van 9 mei 2017;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.A. Saleh, J. de Boer en T.A.M. Tijhuis, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 4 april 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.