Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) Nr. 1268/1999 inzake steunverlening door de Gemeenschap voor pretoetredingsmaatregelen op het gebied van landbouw en plattelandsontwikkeling in de kandidaat-lidstaten in Midden- en Oost-Europa gedurende de pretoetredingsperiode
Artikel 5 Voorafgaande beoordeling, toezicht en evaluatie
Geldend
Geldend vanaf 02-01-2005
- Bronpublicatie:
20-12-2004, PbEU 2004, L 389 (uitgifte: 01-01-2004, regelingnummer: 2257/2004)
- Inwerkingtreding
02-01-2005
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-12-2004, PbEU 2004, L 389 (uitgifte: 01-01-2004, regelingnummer: 2257/2004)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
1.
De steun voor de in het programma vervatte maatregelen moet, om de effectiviteit ervan te meten, worden onderworpen aan een voorafgaande beoordeling, een beoordeling halverwege de looptijd, toezicht tijdens de uitvoering en een evaluatie achteraf, die erop zijn gericht het geboekte succes en de verkregen effecten te toetsen aan de vastgestelde doelstellingen. Het programma betreffende Kroatië wordt evenwel niet aan een beoordeling halverwege de looptijd onderworpen.
2.
De Commissie en de kandidaat-lidstaat dragen zorg voor het toezicht op de uitvoering van het programma. Dit toezicht wordt uitgeoefend volgens gezamenlijk overeengekomen procedures.
Bij dit toezicht wordt gebruikgemaakt van specifieke materiële, milieu- en financiële indicatoren die vooraf zijn overeengekomen en vastgesteld.
Voor elk jaar dienen de kandidaat-lidstaten uiterlijk aan het einde van de zesde maand van het daaropvolgende jaar bij de Commissie een voortgangsverslag in dat ten minste de in artikel 37 van Verordening (EG) nr. 1260/1999 bedoelde informatie bevat.
3.
Voor elk programma voor plattelandsontwikkeling wordt overeenkomstig artikel 35 van Verordening (EG) nr. 1260/1999 een toezichtcomité opgericht.