Einde inhoudsopgave
Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden
Artikel 38 [Onderlinge regelingen]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
21-10-2023, Stb. 2023, 407 (uitgifte: 10-11-2023, kamerstukken: 27570 (R1672))
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-10-2023, Stb. 2023, 407 (uitgifte: 10-11-2023, kamerstukken: 27570 (R1672))
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Ministerie van Financiën
Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
Ministerie van Buitenlandse Zaken
Ministerie van Justitie
Ministerie van Economische Zaken
Ministerie van Defensie
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
- Vakgebied(en)
Staatsrecht / Staatsinrichting
1.
Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten kunnen onderling regelingen treffen.
2.
In onderling overleg kan worden bepaald, dat zodanige regeling en de wijziging daarvan bij of krachtens rijkswet wordt vastgesteld. In buitengewone gevallen van dringende aard kan de vaststelling geschieden bij een niet op een rijkswet berustende algemene maatregel van rijksbestuur met een werkingsduur van ten hoogste twee jaren. Na deze termijn van twee jaren vervalt een niet op een rijkswet berustende algemene maatregel van rijksbestuur van rechtswege.
3.
Omtrent privaatrechtelijke en strafrechtelijke onderwerpen van interregionale of internationale aard kunnen bij rijkswet regelen worden gesteld, indien omtrent deze regelen overeenstemming tussen de regeringen der betrokken landen bestaat.
4.
In het onderwerp van de zetelverplaatsing van rechtspersonen wordt bij rijkswet voorzien. Omtrent deze voorziening is overeenstemming tussen de regeringen der landen vereist.