Rb. Gelderland, 22-07-2014, nr. AWB-13, 786
ECLI:NL:RBGEL:2014:4555
- Instantie
Rechtbank Gelderland
- Datum
22-07-2014
- Zaaknummer
AWB-13_786
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBGEL:2014:4555, Uitspraak, Rechtbank Gelderland, 22‑07‑2014; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 22‑07‑2014
Inhoudsindicatie
Wob; gegrond; ten onrechte DEC- en budgetnummers, literatuurverwijzingen en de naam van de andere universiteit geweigerd openbaar te maken; eerdere versies van onderzoeksplannen, naam van en verwijzingen naar de CPV en de functieomschrijving van de ondertekenaars niet in de gevraagde vorm verstrekt; geen grondslag voor het in rekening brengen van kopieerkosten.
Partij(en)
RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 13/786
uitspraak van de meervoudige kamer van
in de zaak tussen
[eiseres], eiseres
(gemachtigde: mr. H. van Drunen),
en
het College van Bestuur van de Universiteit Maastricht te Maastricht, verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 14 augustus 2012 (het primaire besluit I) heeft verweerder een gedeelte van de onderzoeksplannen waar eiseres op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) om heeft verzocht gedeeltelijk verstrekt. Verweerder heeft in de onderzoeksplannen bepaalde gegevens weggelakt.
Bij besluit van 4 september 2012 (het primaire besluit II) heeft verweerder het overige deel van de onderzoeksplannen waar eiseres op grond van de Wob om heeft verzocht gedeeltelijk verstrekt. Verweerder heeft in de onderzoeksplannen bepaalde gegevens weggelakt. Verder heeft verweerder aan eiseres € 832,65 aan kosten in rekening gebracht voor het maken van kopieën.
Bij besluit van 13 december 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres gedeeltelijk gegrond verklaard. Verweerder heeft verder aan eiseres een kosten-vergoeding voor de bezwaarprocedure toegekend.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een versie van de aan eiseres verstrekte documenten waarop geen gegevens zijn weggelakt aan de rechtbank overgelegd, waarbij de mededeling is gedaan als bedoeld in artikel 8:29, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft beslist dat beperking van de kennisneming van die documenten en gegevens gerechtvaardigd is. Eiseres heeft de rechtbank toestemming verleend om op grondslag daarvan uitspraak te doen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 april 2014. Eiseres heeft zich daar laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde mr. S. ten Hoeve.
Overwegingen
1.
Op deze zaak is gelet op het overgangsrecht van deel C, artikel 1, van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht nog het recht van toepassing zoals dat gold tot en met 31 december 2012. Het in beroep bestreden besluit is namelijk bekendgemaakt voor 1 januari 2013.
2.
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Op 8 juni 2012 heeft eiseres op grond van de Wob verzocht om alle onderzoeksplannen (aanvragen en beslissingen) ten behoeve van dierproeven die in het kalenderjaar 2011 zijn uitgevoerd door of vanwege de Universiteit van Maastricht als vergunninghouder. Bij het primaire besluit I heeft verweerder het eerste pakket aan onderzoeksplannen aan eiseres verstrekt en bij primair besluit II heeft verweerder het tweede pakket aan onderzoeksplannen verstrekt. Verweerder heeft in die onderzoeksplannen gegevens weggelakt op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder b, e en g van de Wob.
3.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres gedeeltelijk gegrond verklaard. Verweerder heeft geconstateerd dat in een aantal gevallen sprake is van abusievelijk weggelakte informatie die niet als vertrouwelijk diende te worden gekwalificeerd. Ten aanzien van de onderzoeksplannen 18, 74, 92, 56, 70, 85, 139, 143, 144, 146, 57 en 69 is door verweerder geconstateerd dat in een aantal documenten ongewild informatie is weggevallen als gevolg van slechte kopieën, het doordrukken van een zwarte stift dan wel het ontbreken van sommige pagina’s. Deze onderzoeksplannen heeft verweerder bij het bestreden besluit bijgevoegd. Voor het overige heeft verweerder de weigering om bepaalde informatie te verstrekken op verschillende gronden gehandhaafd.
4.
Eiseres kan zich met het gedeeltelijk weigeren van de gevraagde informatie niet verenigen. Op hetgeen zij in dit verband heeft aangevoerd, zal de rechtbank hierna nader ingaan.
5.
De rechtbank overweegt als volgt.
6.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wob kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
Ingevolge het vijfde lid wordt een verzoek om informatie ingewilligd met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 10 en 11.
7.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de Wob verstrekt het bestuursorgaan de informatie met betrekking tot de documenten die de verlangde informatie bevatten door:
a. kopie ervan te geven of de letterlijke inhoud ervan in andere vorm te verstrekken,
b. kennisneming van de inhoud toe te staan,
c. een uittreksel of een samenvatting van de inhoud te geven, of
d. inlichtingen daaruit te verschaffen.
Ingevolge het tweede lid verstrekt het bestuursorgaan de informatie in de door de verzoeker verzochte vorm, tenzij:
a. het verstrekken van de informatie in die vorm redelijkerwijs niet gevergd kan worden;
b. de informatie reeds in een andere, voor de verzoeker gemakkelijk toegankelijke vorm voor het publiek beschikbaar is.
8.
Ingevolge artikel 10, tweede lid, van de Wob, blijft het verstrekken van informatie ingevolge deze wet eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
(…)
b. de economische of financiële belangen van de Staat, de andere publiekrechtelijke lichamen of de in artikel 1a, onder c en d, bedoelde bestuursorganen;
(…)
e. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;
f. het belang, dat de geadresseerde erbij heeft als eerste kennis te kunnen nemen van de informatie;
g. het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.
9.
De rechtbank stelt vast dat eiseres de beroepsgronden met betrekking tot het niet verstrekken van de bevoegdheden van de betrokken onderzoekers, van de start- en einddatum van het onderzoek en van de leden van de DierExperimentenCommissie (hierna: DEC) ter zitting heeft ingetrokken, zodat deze geen verdere bespreking behoeven.
DEC- en budgetnummers
10.
Eiseres heeft allereerst aangevoerd dat verweerder ten onrechte heeft geweigerd om de
DEC- en budgetnummers te verstrekken. Deze nummers zijn volgens haar niet herleidbaar tot individuele onderzoekers.
11.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de DEC- en budgetnummers in de interne registratiesystemen zijn te herleiden tot individuele onderzoekers en/of derden en tot de onderzoeksplannen en methoden. Op het moment dat deze koppeling wordt gemaakt, kan verweerder de persoonlijke levenssfeer van de onderzoekers niet langer beschermen. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder toegelicht dat alleen personen die voor verweerder werken toegang hebben tot het registratiesysteem. Door infiltratie op de universiteit zouden dierextremisten toegang kunnen verkrijgen tot de betreffende systemen en met behulp van de DEC- en budgetnummers de identiteit van de onderzoekers en de inhoud van de onderzoeksplannen en methoden kunnen achterhalen.
12.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet aannemelijk gemaakt dat, of op welke wijze, de openbaarmaking van de DEC- en budgetnummers tot identificatie van bij dierproeven betrokken personen of tot kennisneming van de onderzoeksplannen en methoden kan leiden. Het argument dat de openbaarmaking van deze nummers leidt tot identificatie van de onderzoekers en het bekend worden van onderzoeksplannen en methoden indien dierextremisten zouden infiltreren bij de universiteit en toegang zouden krijgen tot de registratiesystemen, overtuigt de rechtbank niet. In dat door verweerder geschetste scenario bestaat immers toegang tot de registratiesystemen van verweerder en is de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en van de onderzoeksplannen en methoden sowieso in geding, ongeacht of de DEC- en budgetnummers openbaar zijn gemaakt. Derhalve heeft verweerder niet aannemelijk gemaakt dat de uitzonderingsgronden van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder b, e en g, van de Wob zich voor wat betreft dit onderdeel voordoen. Verweerder heeft dan ook ten onrechte geweigerd de DEC- en budgetnummers te verstrekken.
Verstrekking eerdere versies van de onderzoeksplannen
13.
Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder heeft nagelaten de eerdere versies van de aanvragen te verstrekken en alleen de gewijzigde/definitieve aanvragen heeft verstrekt. Er is geen wettelijke weigeringsgrond om deze overige stukken niet te verstrekken.
14.
Verweerder heeft aan de weigering van de eerdere versies van de aanvragen geen weigeringsgrond ten grondslag gelegd. In het verweerschrift heeft verweerder aangegeven alsnog bereid te zijn om op locatie inzage te geven in de eerdere versies van de aanvragen. Ter zitting heeft eiseres aangegeven dat het voor haar ondoenlijk is om de aanvragen op locatie te bestuderen en dat zij in haar aanvraag heeft verzocht om kopieën van de betreffende documenten. De rechtbank overweegt dat het bestuursorgaan op grond van artikel 7, tweede lid, van de Wob de informatie verstrekt in de door de verzoeker verzochte vorm, tenzij het verstrekken van de informatie in die vorm redelijkerwijs niet gevergd kan worden of de informatie reeds in een andere, voor de verzoeker gemakkelijk toegankelijke vorm voor het publiek beschikbaar is. Verweerder heeft de informatie niet in de door eiseres gewenste vorm verstrekt, waarbij niet is gebleken dat zich een in artikel 7, tweede lid, van de Wob genoemde gronden om van het verzoek af te wijken, zich voordoet. De beroepsgrond slaagt derhalve, het beroep is gegrond en het bestreden besluit dient in zoverre te worden vernietigd.
Gegevens over medicijnen
15.
Het betoog van eiseres dat verweerder ten onrechte de gegevens over medicijnen heeft geweigerd, slaagt niet. Verweerder heeft deze gegevens geweigerd op grond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder g, van de Wob. Verweerder heeft daartoe gesteld dat het vrijgeven van de gegevens kan leiden tot identificatie en daarmee tot het openbaar maken van informatie die de betreffende fase van het onderzoek concurrentiegevoelig is. Het belang van bescherming van dit onderzoek en de daarbij gebruikte informatie ligt niet alleen in het onderzoek zelf, maar ook in mogelijk de eerste publicatie van de onderzoeker op het betreffende gebied en eventuele patenten. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat sprake is van concurrentiegevoelige informatie. Verweerder heeft voorts in redelijkheid het belang van het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden zwaarder mag laten wegen dan het algemene belang van openbaarheid. Eiseres heeft onvoldoende betwist dat door het openbaar maken van deze gegevens sprake kan zijn van onevenredige bevoordeling of benadeling.
Delen van literatuurverwijzingen
16.
Eiseres heeft aangevoerd dat ten onrechte delen van de literatuurverwijzingen zijn geweigerd. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de betreffende onderzoeker te identificeren is aan de hand van de gegevens van de literatuurverwijzing, zodat de weigeringsgrond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob zich voordoet.
17.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat aan de hand van de literatuurverwijzingen identificatie kan plaatsvinden van de personen die bij dierproeven betrokken zijn. Een onderbouwing per geanonimiseerde literatuurverwijzing ontbreekt. Na kennisneming van de niet geanonimiseerde literatuurverwijzingen is de rechtbank gebleken dat een verband tussen schrijvers van de betreffende artikelen dan wel de titels van de publicaties en de onderzoekers die bij de onderzoeksplannen zijn betrokken niet te maken is. De rechtbank onderschrijft dan ook niet het in het verweerschrift opgenomen standpunt dat de geweigerde gegevens één op één te herleiden zijn tot de betreffende onderzoeker. Derhalve is niet aannemelijk gemaakt dat de uitzonderingsgrond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob zich voordoet. Verweerder heeft derhalve ten onrechte geweigerd alle literatuurverwijzingen te verstrekken.
Gegevens van een andere universiteit
18.
Eiseres heeft aangevoerd dat ten onrechte de gegevens van een andere universiteit zijn geweigerd. De rechtbank stelt vast, na kennisneming van de met toepassing van artikel 8:29 van de Awb overgelegde gegevens, dat verweerder de naam van de universiteit, de naam van het onderzoeksinstituut, het onderzoeksgebouw, de vakgroep, het adres van de faculteit en een nadere aanduiding van het laboratorium niet heeft verstrekt. Verweerder heeft aan de weigering van deze gegevens ten grondslag gelegd dat deze gegevens kunnen leiden tot identificatie van de onderzoekers van die universiteit en hun werkplekken. De rechtbank overweegt dat niet valt uit te sluiten dat de acties van dierextremisten zich (ook) zullen richten op de werkplek van personen die betrokken zijn bij dierproeven en dat daarmee ook de locatiegegevens onder het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer vallen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de naam van het onderzoeksinstituut, het onderzoeksgebouw, de vakgroep, het adres van de faculteit en een nadere aanduiding van het laboratorium in redelijkheid kunnen weigeren op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob, omdat die informatie kan leiden tot de identificatie van de werkplek van de onderzoekers. Ten aanzien van het verstrekken van de naam van de universiteit valt niet in te zien dat de werkplek van de onderzoekers door openbaarmaking van de naam van de universiteit geïdentificeerd kan worden, zodat verweerder die informatie ten onrechte heeft geweigerd en alsnog dient te verstrekken.
Gegevens Centrale Proefdier Voorziening
19.
Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder, ondanks de gegrondverklaring, de gegevens inzake de naam en verwijzingen naar de Centrale Proefdier Voorziening (hierna: CPV) en de functieomschrijving van de ondertekenaars ten onrechte niet heeft verstrekt. Verweerder heeft met betrekking tot deze informatie verwezen naar een kopie van onderzoeksplan 26 waarin deze weggelakte informatie zichtbaar is opgenomen. Verweerder heeft echter niet opnieuw kopieën van alle onderzoeksplannen verstrekt waarin deze informatie zichtbaar is opgenomen. Tussen partijen is niet in geschil dat de betreffende informatie verstrekt kan worden en verweerder heeft dat al in het beslissing op bezwaar erkend. Het beroep treft in zoverre geen doel. Het bestuursorgaan dient op grond van artikel 7, tweede lid, van de Wob de informatie in de door de verzoeker verzochte vorm te verstrekken, tenzij het verstrekken van de informatie in die vorm redelijkerwijs niet gevergd kan worden of de informatie reeds in een andere, voor de verzoeker gemakkelijk toegankelijke vorm voor het publiek beschikbaar is. Verweerder heeft de informatie niet in de door eiseres gewenste vorm verstrekt, waarbij niet is gebleken dat zich een in artikel 7, tweede lid, van de Wob genoemde grond om van het verzoek af te wijken voordoet. Verweerder dient de gevraagde informatie alsnog te verstrekken in de door eiseres gewenste vorm. Deze beroepsgrond slaagt derhalve en het bestreden besluit dient ook in zoverre te worden vernietigd.
Vindplaatsen Standaard Onderzoeksprotocollen
20.
Eiseres heeft aangevoerd dat van een aantal Standaard Onderzoeksprotocollen (hierna: SOP’s) de naam en vindplaats op het internet ten onrechte zijn geweigerd. Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat de SOP’s waarin specifieke (in ontwikkeling zijnde) onderzoekstechnieken worden beschreven concurrentiegevoelige informatie bevatten die nog niet voor een ieder toegankelijk zijn en derhalve niet algemeen openbaar zijn gemaakt maar slechts voor een beperkte groep gebruikers, via een speciale vindplaats op het internet, ter beschikking staan. De rechtbank is van oordeel dat verweerder hiermee afdoende heeft gemotiveerd dat de weigeringsgrond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob zich voordoet. Verweerder heeft in redelijkheid het belang van het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden zwaarder mag laten wegen dan het algemene belang van openbaarheid. Het betoog van eiseres treft derhalve geen doel.
21.
Ter zitting heeft de vertegenwoordiger van verweerder toegelicht dat de onderzoekers per weigeringsgrond gemotiveerd hebben aangegeven welke gegevens naar hun oordeel niet mogen worden verstrekt. Eiseres heeft daartegen aangevoerd dat deze stukken ten onrechte niet zijn verstrekt. De rechtbank stelt vast dat deze gegevens niet onder het Wob-verzoek van eiseres vallen, zodat verweerder deze gegevens niet hoefde te verstrekken.
Code Openheid Dierproeven
22.
Eiseres heeft betoogd dat de universiteit in strijd handelt met de Code Openheid Dierproeven (hierna: Code) door de weigering om veel relevante informatie te verstrekken. De Code is echter niet van belang voor het antwoord op de vraag of verweerder in overeenstemming met de Wob handelt. Het betoog van eiseres kan dan ook geen rol spelen bij de rechterlijke beoordeling van het bestreden besluit.
Kosten voor de verstrekte kopieën
23.
Eiseres heeft ten slotte nog aangevoerd dat er bij haar ten onrechte kosten in rekening zijn gebracht voor de gemaakte kopieën. Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij in de zomer van 2012 een besluit heeft genomen met betrekking tot de kopieerkosten in het kader van de Wob-verzoeken.
24.
Op grond van artikel 14 van de Wob kan verweerder regels stellen met betrekking tot het in rekening brengen van een vergoeding voor het vervaardigen van kopieën van documenten. De rechtbank overweegt dat verweerder het besluit over het in rekening brengen van kopieerkosten ten tijde van het primaire besluit niet heeft gepubliceerd. Ingevolge artikel 3:40 van de Awb treedt een besluit niet in werking voordat het is bekendgemaakt. Nu verweerder geen regels in de zin van artikel 14 van de Wob heeft gepubliceerd, is er rechtens geen grondslag voor het in rekening brengen van de kopieerkosten door verweerder. Deze beroepsgrond slaagt en ook in zoverre dient het bestreden besluit te worden vernietigd.
25.
Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit komt, zoals reeds hiervoor is vastgesteld, voor vernietiging in aanmerking, en wel op de wijze zoals hierna wordt aangegeven. De rechtbank ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien en zal het primaire besluit herroepen, voor zover verweerder de DEC- en budgetnummers, de literatuurverwijzingen en de naam van de andere universiteiten niet openbaar heeft gemaakt, en voor zover verweerder de eerdere versies van de onderzoeksplannen, de naam van en verwijzingen naar de CPV en de functieomschrijving van de ondertekenaars niet in de gevraagde vorm heeft verstrekt en voor zover verweerder kopieerkosten in rekening heeft gebracht.
27.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
28.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 974 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 487 en een wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit voor zover:
- daarbij is geweigerd de DEC- en budgetnummers, de literatuurverwijzingen en de naam van de andere universiteit openbaar te maken;
- daarbij de eerdere versies van de onderzoeksplannen, naam van en verwijzingen naar de CPV en de functieomschrijving van de ondertekenaars niet in de gevraagde vorm zijn verstrekt;
- verweerder kopieerkosten in rekening heeft gebracht;
herroept de primaire besluiten van 14 augustus 2012 en 4 september 2012 in zoverre;
draagt verweerder op om de DEC-nummers, de literatuurverwijzingen, de naam van de andere universiteit binnen vier weken na de datum van verzending van deze uitspraak alsnog openbaar te maken en de eerdere versies van de onderzoeksplannen, naam van en verwijzingen naar de CPV en de functieomschrijving van de ondertekenaars binnen vier weken na de datum van verzending van deze uitspraak alsnog in de gevraagde vorm te verstrekken;
bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit voor zover dat is vernietigd;
gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht groot € 156 aan haar vergoedt;
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres in beroep ten bedrage van € 974.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, voorzitter, mr. J.J. Penning en mr. D.S.M. Bak, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.J.H. Klomp, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.