NJ 1929, p. 885
Cessie van de aannemingssom, waaronder nog niet vervallen termijnen, aan een Bank. Beroep van den aanbesteder op schuldvergelijking met een schuld van den aannemer, welke reeds vóór de beteekening der overdracht (art. 1467, 2e lid B. W.) opeischbaar was. Vergelijking door Hof toegestaan, door Hoogen Raad geweigerd.
HR 07-02-1929, ECLI:NL:HR:1929:13, m.nt. Prof. E.M. Meijers
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
7 februari 1929
- Magistraten
Mrs. Fentener van Vlissingen, Kosters, v. Gelein Vitringa, Kirberger, Polak.
- Zaaknummer
[071929/NJ_1929,_p._885]
- Conclusie
Mr. Besier
- Noot
Prof. E.M. Meijers
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS102358:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1929:13, Uitspraak, Hoge Raad, 07‑02‑1929
- Wetingang
(BW art. 1467, 1470, 1640-1653.)
Essentie
Cessie van de aannemingssom, waaronder nog niet vervallen termijnen, aan een Bank. Beroep van den aanbesteder op schuldvergelijking met een schuld van den aannemer, welke reeds vóór de beteekening der overdracht (art. 1467, 2e lid B. W.) opeischbaar was. Vergelijking door Hof toegestaan, door Hoogen Raad geweigerd.
Samenvatting
Noch vóór, noch na de overdracht waren hier de vereischten voor schuldvergelijking aanwezig.
Art. 1467 B. W. staat wel is waar bij uitzondering vergelijking toe tusschen twee personen, die niet wederkeerig elkanders schuldenaren zijn, maar daarbij worden de andere wettelijke ereischten voor schuldvergelijking niet ter zijde gesteld. Onmisbare voorwaarde, ook ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.