HR, 07-09-2004, nr. 02248/03
ECLI:NL:HR:2004:AP2052
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
07-09-2004
- Zaaknummer
02248/03
- Conclusie
Mr. Jörg
- LJN
AP2052
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2004:AP2052, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 07‑09‑2004
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2004:AP2052
ECLI:NL:HR:2004:AP2052, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 07‑09‑2004; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2004:AP2052
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2004:AP2052
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2004:AP2052
- Wetingang
- Vindplaatsen
NbSr 2004/374
Conclusie 07‑09‑2004
Mr. Jörg
Partij(en)
Nr.02248/03
Mr. Jörg
Zitting 15 juni 2004
Conclusie inzake:
[verzoeker=verdachte]
1.
Het gerechtshof te 's-Hertogenbosch heeft bij arrest van 1 augustus 2003 verzoeker vanwege overschrijding van de appèltermijn niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep.
2.
Namens verzoeker heeft mr. drs. M.L. Marcus-Daniëls, advocaat te Rijen, bij schriftuur één middel van cassatie voorgesteld.
3.
Het middel klaagt erover dat het hof verzoeker ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard aangezien het verzoeker niet te verwijten valt dat het appèl tardief is ingesteld.
4.
Op 17 april 2003 heeft de rechtbank te Breda verzoeker veroordeeld tot tien maanden gevangenisstraf. Verzoeker is ter terechtzitting van 3 april 2003 verschenen zodat ingevolge art. 408 Sv het hoger beroep binnen veertien dagen na de einduitspraak van 17 april 2003, moest worden ingesteld. De laatste dag voor het instellen van beroep was derhalve 1 mei 2003.
5.
Verzoeker heeft op 2 mei 2003 vanuit de penitentiaire inrichting hoger beroep ingesteld door het invullen van een verklaring ex art. 451a, eerste lid, Sv.
6.
Blijkens het proces-verbaal van terechtzitting van 18 juli 2003 heeft verzoeker het volgende verklaard:
"In de gevangenis kun je een briefje invullen dat je hoger beroep wil aantekenen. Vervolgens komt er iemand langs van de afdeling bevolking en wordt de akte hoger beroep opgemaakt. Dit duurt echter vaak een dag of twee. Ik heb kennelijk verkeerd geteld. Ik heb de akte hoger beroep direct laten faxen."
7.
Vervolgens heeft de advocaat-generaal tot niet-ontvankelijkheid van verzoeker gerekwireerd aangezien er geen verschoonbare reden is aangetoond voor het te laat aantekenen van het appèl.
8.
Voorts heeft de raadsvrouwe het volgende aangevoerd:
"Dat verdachte te laat is geweest met het instellen van het hoger beroep is mogelijk een verrekening van zijn kant geweest. Het is erg vervelend maar ik refereer me aan het oordeel van het hof."
9.
Het hof heeft geen overweging gewijd aan het betoog van verzoeker dat hij wel bijtijds een sprekersbriefje had ingevuld, maar dat hij pas enkele dagen later werd 'geholpen'. Het hof heeft enkel vastgesteld dat verzoeker op 2 mei appèl instelde. Daarmee heeft het hof de juistheid van verzoekers verklaring in het midden gelaten. Aangezien de wettelijke regeling van het instellen van een rechtsmiddel vanuit een penitentiaire inrichting niet voorschrijft dat de veroordeelde eerst een sprekersbriefje invult alvorens door de afdeling bevolking van de inrichting 'geholpen' te kunnen worden, laat de beweerde gang van zaken de conclusie toe dat verzoeker wèl tijdig hoger beroep heeft willen instellen (zie HR 24 oktober 1995, ZD0258).
10.
Dat verzoeker zichzelf niet helemaal vrij pleitte, doordat hij - kennelijk op de hoogte van gang van zaken in de inrichting - zichzelf verwijt zich een paar dagen te hebben verrekend (verzoeker was één dag te laat) werpt geen ander licht op de zaak en mag hem mijns inziens niet worden tegengeworpen: wie op de laatste dag van de appèltermijn tijdens kantooruren aan een functionaris van de inrichting van wiens medewerking hij afhankelijk is te kennen geeft hoger beroep te willen instellen, is hoe dan ook op tijd. Deze regeling is evengoed van openbare orde, als die volgens welke de appèltermijn op de 15e dag verstreken is.
11.
Aangezien niet is komen vast te staan op welk moment verzoeker zich tot de inrichtingsfunctionaris heeft gewend voor diens bijstand bij het opmaken van de appèlakte zal onderzoek daarnaar alsnog dienen plaats te vinden. Het middel mist feitelijk grondslag voor zover het uitgaat van niet vastgestelde feiten, maar is gegrond voor zover het klaagt over de gang van zaken, waaraan ik de ambtshalve overweging toevoeg dat het hof de beweerde gang van zaken niet in het midden mocht laten op straffe van blijk te geven van een onjuiste rechtsopvatting.
12.
Naar aanleiding van het middel acht ik het beroep ambtshalve gegrond. Verwijzing van de zaak naar een aangrenzend hof is aangewezen.
13.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden beslissing en verwijzing.
De Procureur-Generaal
Bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Uitspraak 07‑09‑2004
Inhoudsindicatie
Aanwenden rechtsmiddel door gedetineerde. Een gedetineerde verdachte kan een rechtsmiddel aanwenden d.m.v. een schriftelijke verklaring – waaraan verder geen vormvereisten zijn gesteld – die hij doet toekomen aan het hoofd van het gesticht. Daarmee strookt niet het systeem waarbij de gedetineerde eerst een briefje moet invullen waarin hij het doel van het door hem aangevraagde gesprek, namelijk het instellen van appèl, moet vermelden om vervolgens in de gelegenheid te worden gesteld een schriftelijke verklaring ex art. 451a Sv op te stellen en te ondertekenen (HR DD 96.073). Het hof had bij het oordeel over de tijdigheid van het instellen appèl niet in het midden mogen laten wanneer verdachte aan het hoofd van de p.i. waar hij was gedetineerd, schriftelijk kenbaar heeft gemaakt dat hij appèl wenste in te stellen.
Partij(en)
7 september 2004
Strafkamer
nr. 02248/03
EdK/IV
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 1 augustus 2003, nummer 20/001604-03, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Dordtse Poorten" te Dordrecht.
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep tegen een vonnis van de Rechtbank te Breda van 17 april 2003, waarbij de verdachte ter zake van 2. "bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht" en 3., 4., 5., 6., 7. en 8., telkens opleverende "diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak", is veroordeeld tot tien maanden gevangenisstraf. Voorts heeft de Rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.L. Marcus-Daniëls, advocaat te Rijen, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en verwijzing van de zaak naar een aangrenzend Hof.
3. Beoordeling van het middel
3.1.
Het middel klaagt erover dat het Hof de verdachte ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard in het ingestelde hoger beroep.
3.2.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt, voorzover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
"De voorzitter stelt vast dat verdachte, blijkens het proces-verbaal ter terechtzitting in eerste aanleg, bij de behandeling van de onderhavige zaak in persoon aanwezig is geweest. De rechtbank Breda heeft vervolgens op 17 april 2003 in de onderhavige zaak vonnis gewezen. Voorts stelt de voorzitter vast dat verdachte, blijkens de zich in het dossier bevindende akte hoger beroep, op 2 mei 2003 tegen dit vonnis hoger beroep heeft aangetekend.
De raadsvrouwe van verdachte stelt dat op voorhand geen bericht is ontvangen terzake een eventuele niet-ontvankelijkheid van het appel en verklaart voorts als volgt.
Ik heb telefonisch contact gehad met verdachte. Ik kan me niet meer precies herinneren wanneer dat is geweest. Verdachte wilde in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank maar ik zag geen gelegenheid om zulks bij de rechtbank te regelen. Ik heb verdachte toen gezegd dat hij zelf vanuit de gevangenis hoger beroep kon aantekenen.
De verdachte verklaart -zakelijk weergegeven- als volgt:
In de gevangenis kun je een briefje invullen dat je hoger beroep wil aantekenen. Vervolgens komt er iemand langs van de afdeling bevolking en wordt de akte hoger beroep opgemaakt. Dit duurt echter vaak een dag of twee. Ik heb kennelijk verkeerd geteld. Ik heb de akte hoger beroep direct laten faxen.
De advocaat-generaal voert het woord:
Ik verzoek het hof de verdachte niet ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep. 1 mei 2003 was een donderdag. Er is geen verschoonbare reden aangetoond voor het te laat aantekenen van het appèl.
De raadsvrouwe verklaart -zakelijk weergegeven- als volgt:
Dat verdachte te laat is geweest met het instellen van het hoger beroep is mogelijk een verrekening van zijn kant geweest. Het is erg vervelend maar ik refereer me aan het oordeel van het hof."
3.3.
Het Hof heeft omtrent de ontvankelijkheid van de verdachte in zijn hoger beroep het volgende overwogen:
"Volgens artikel 408 van het Wetboek van Strafvordering moet in een geval als het onderhavige het hoger beroep worden ingesteld binnen veertien dagen na de einduitspraak van de eerste rechter.
Nu het hoger beroep pas na het verstrijken van die termijn, immers eerst op 2 mei 2003 is ingesteld, kan de verdachte niet in het hoger beroep worden ontvangen."
3.4.
Een gedetineerde verdachte kan een rechtsmiddel aanwenden door middel van een schriftelijke verklaring -waaraan verder geen vormvereisten zijn gesteld - die hij doet toekomen aan het hoofd van het gesticht. Daarmee strookt niet het systeem waarbij de gedetineerde eerst een briefje moet invullen waarin hij het doel van het door hem aangevraagde gesprek, namelijk het instellen van hoger beroep, moet vermelden om vervolgens in de gelegenheid te worden gesteld een schriftelijke verklaring als bedoeld in art. 451a Sv op te stellen en te ondertekenen (vgl. HR 24 oktober 1995, DD 96.073).
3.5.
Dit brengt mee dat het Hof bij het oordeel over de tijdigheid van het instellen van het hoger beroep niet in het midden had mogen laten wanneer de verdachte aan het hoofd van de penitentiaire inrichting waar hij was gedetineerd, schriftelijk kenbaar heeft gemaakt dat hij hoger beroep wenste in te stellen. Aldus heeft het Hof zijn beslissing niet naar de eis der wet met redenen omkleed. Voorzover het middel daarover beoogt te klagen, is het gegrond.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak;
Wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en A.J.A. van Dorst, in bijzijn van de waarnemend-griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 7 september 2004.