Einde inhoudsopgave
Besluit financiële bepalingen bodemsanering
Artikel 40
Geldend
Geldend van 17-12-2006 tot 01-01-2025
- Bronpublicatie:
20-11-2006, Stb. 2006, 637 (uitgifte: 01-01-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
15-12-2005, Stb. 2005, 681 (uitgifte: 22-12-2005, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
17-12-2006
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-11-2006, Stb. 2006, 637 (uitgifte: 01-01-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
20-11-2006, Stb. 2006, 637 (uitgifte: 01-01-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Bodem
Overheidsfinanciën / Algemeen
1.
Het bepaalde in het tweede tot en met vierde lid is van toepassing op een sanering, voor zover de verontreiniging op of in de bodem van het bedrijfsterrein voor 1 januari 1975 is veroorzaakt, dan wel voor zover de verontreiniging op of na 1 januari 1975 is veroorzaakt en de eigenaar of erfpachter van het bedrijfsterrein niet op grond van artikel 75, eerste lid, van de wet aansprakelijk is voor de gevolgen daarvan.
2.
Indien naar het oordeel van Onze Minister de levensvatbaarheid van een bedrijf als gevolg van de handhaving van de verplichting tot sanering zodanig in gevaar komt dat het voortbestaan van het bedrijf onzeker is, neemt Onze Minister op verzoek van de eigenaar of erfpachter de uitvoering van de sanering op zich.
3.
De eigenaar of erfpachter vergoedt in het geval, bedoeld in het tweede lid, aan Onze Minister een naar draagkracht te bepalen bedrag waarvan de hoogte wordt bepaald volgens de bijlage bij dit besluit.
4.
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wederzijdse bevoegdheden en verplichtingen van eigenaar of erfpachter en Onze Minister bij de uitvoering van de sanering in het in het tweede lid bedoelde geval.