‘Bewegende beelden’ kunnen in deze zaak hetzij de camerabeelden betreffen van de bewakingscamera bij de hoofdingang van het appartementencomplex (zie bewijsmiddel 4), hetzij de camerabeelden betreffen van de beveiligingscamera in de woning van de aangeefster achter een raam (bewijsmiddelen 1 en 3). Het hof heeft al het beeldmateriaal ter terechtzitting bestudeerd, met inbegrip dus van de foto’s die afkomstig zijn van de [getuige 1] (bewijsmiddel 2). Na bestudering van het beeldmateriaal constateer ik dat er geen reden is om aan te nemen dat het hof zich heeft vergist in de aard en de herkomst van de afbeeldingen die [verbalisant 5] (een zogeheten ‘superherkenner’) op de eerste pagina van zijn proces-verbaal d.d. 14 januari 2020 heeft opgenomen. Hoewel ik er de voorkeur aan geef dat het hof de doorgevoerde correctie meer expliciet zou hebben aangebracht (bijv.: “ (…) ‘screensave’ [het hof leest: foto] (…)”), heeft het hof het proces-verbaal m.i. niet gedenatureerd weergegeven.
HR, 10-09-2024, nr. 22/01374
ECLI:NL:HR:2024:1152
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
10-09-2024
- Zaaknummer
22/01374
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2024:1152, Uitspraak, Hoge Raad, 10‑09‑2024; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHAMS:2022:2267
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2024:493
ECLI:NL:PHR:2024:493, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 28‑05‑2024
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2024:1152
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2024-0193
Uitspraak 10‑09‑2024
Inhoudsindicatie
Medeplegen diefstal d.m.v. braak, art. 311.1 Sr. Vrijspraak in eerste aanleg. Denaturering van een voor bewijs gebruikte mededeling van verbalisant over zijn herkenning van verdachte. Kon hof oordelen dat in bewijsvoering genoemde “NN4” de verdachte is of heeft hof aan mededeling van verbalisant in p-v van politie dat hij verdachte o.b.v. “screensave” heeft herkend, andere betekenis toegekend door in bewijsmiddel op te nemen dat verbalisant de verdachte op “foto” heeft herkend? HR: Om redenen vermeld in CAG leidt middel niet tot cassatie. CAG: Door mededeling van verbalisant in onderliggend p-v (“Ik herken verdachte op onderstaande screensave”) in bewijsmiddel weer te geven als “ik herken verdachte op de foto”, heeft hof aan dit p-v niet wezenlijk andere betekenis of strekking gegeven dan verbalisant voor ogen heeft gestaan. Bovendien geen belang, nu (ook als mededeling van verbalisant wordt geschrapt uit bewijsvoering) hof gelet op overige b.m. tot oordeel heeft kunnen komen dat verdachte “NN4” betreft. Volgt verwerping.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 22/01374
Datum 10 september 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 4 april 2022, nummer 23-000585-21, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft W.H. Jebbink, advocaat in Amsterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, doch alleen wat betreft de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering daarvan aan de hand van de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het cassatiemiddel
2.1
Het cassatiemiddel klaagt over het oordeel van het hof dat (de in de bewijsvoering genoemde) “NN4” de verdachte is. Daartoe wordt aangevoerd dat het hof de in bewijsmiddel 6 weergegeven mededeling van een verbalisant over zijn herkenning van de verdachte heeft gedenatureerd.
2.2
Het cassatiemiddel leidt niet tot cassatie. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 5 tot en met 13.
3. Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van vijf maanden.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
- vermindert deze in die zin dat deze vier maanden en drie weken beloopt;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren M. Kuijer en T.B. Trotman, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 september 2024.
Conclusie 28‑05‑2024
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Diefstal met braak. Middel, inhoudende dat het hof bij de bewijsvoering een bewijsmiddel heeft gedenatureerd, faalt. Ambtshalve opmerking over overschrijding redelijke termijn in cassatiefase. Conclusie strekt tot vernietiging, doch alleen wat betreft de opgelegde gevangenisstraf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer22/01374
Zitting 28 mei 2024
CONCLUSIE
D.J.C. Aben
In de zaak
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
hierna: de verdachte
Inleiding
1. Het gerechtshof Amsterdam heeft de verdachte – na een integrale vrijspraak in eerste aanleg – bij arrest van 4 april 2022 wegens "diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak" veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, met aftrek als bedoeld in artikel 27 Sr. Daarnaast heeft het hof een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij, een en ander zoals nader in het arrest bepaald.
2. Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. W.H. Jebbink, advocaat te Amsterdam, heeft een middel van cassatie voorgesteld.
3. Het middel behelst de klacht dat het hof bij de bewijsvoering een (cruciaal) bewijsmiddel heeft gedenatureerd.
De bewijsconstructie van het hof
4. Voorafgaand aan de bespreking van het middel geef ik eerst de bewezenverklaring, de bewijsmiddelen, alsmede onderdelen uit de bewijsmotivering in het bestreden arrest weer.
5. Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat:
“hij op 14 november 2019 te [plaats] tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan de [a-straat 1], heeft weggenomen:
- drie laptops en
- een fotocamera en
- een fotocameralens en
- een spelcomputer en
- een contant geldbedrag van € 500,- en
- meerdere sieraden (te weten: ringen, oorbellen en kettingen) en
- een koffer,
toebehorende aan [slachtoffer] waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.”
6. De bewezenverklaring steunt op de volgende, in de aanvulling op het verkorte arrest opgenomen bewijsmiddelen:
“1. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2019240697-1 met bijlagen van 15 november 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1], doorgenummerde pagina’s 1-10.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 14 november 2019 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van aangeefster [slachtoffer]:
Ik wil aangifte doen van inbraak in mijn woning op 14 november 2019. Ik woon aan de [a-straat 1] te [plaats]. Toen ik op 14 november 2019 omstreeks 17:30 uur thuiskwam en de voordeur wilde openen zag ik dat de voordeur van mijn woning beschadigd was. Ik zag dat de cilinders uit de deur waren geboord en dat de deur en deurkozijn beschadigd en ontzet waren. Toen ik mijn woning binnenging zag ik allerlei spullen op de grond liggen. Ik zag dat de volgende goederen uit mijn woning waren weggenomen:
- 1 Apple Macbook Pro 15
- 1 Apple Mac Book Pro 12
- 1 Mac Book Air
- 1 Camera merk NES
- 1 Sony lens
- 1 Sony Playstation
Ik zag ook dat er 500 euro uit de kast in de woonkamer was weggenomen. Dit geld zat in een mok. Uit de kast in de woonkamer zijn tevens mijn sieraden weggenomen. De navolgende sieraden zijn weggenomen:
- 1 Gouden ring met diamant
- 1 Gouden verlovingsring
- 1 Gouden ketting met diamant
- 1 paar gouden oorbellen
- 2 gouden ringen met amethist.
Ik zag dat er uit de slaapkamerkast een koffer was weggenomen. Dit betreft een rode koffer.
Er zijn camerabeelden beschikbaar van mijn eigen camerasysteem welke ik u zal overhandigen. Daarop zijn drie personen te zien welke de camera trachten af te plakken en vervolgens bij mijn deur staan.
2. Een proces-verbaal van verhoor [getuige 1], met nummer PL1300-2019240697-20 van 3 december 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2], doorgenummerde pagina’s 28-38.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 3 december 2019 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [getuige 1] :
Op 14 november 2019 omstreeks 13.30 uur of 14.30 uur bevond ik mij in mijn woning aan de [a-straat 2] te [plaats]. Ik heb vanuit mijn woning rechtstreeks zicht op de parkeerplaatsen die gelegen zijn voor de flat. Mijn vrouw zei tegen mij dat ze de situatie buiten niet vertrouwde en vroeg mij mijn fotocamera te pakken. Ik heb zoveel mogelijk foto’s gemaakt die ik digitaal aanlever. Ik zag een zwarte personenauto staan tegenover [a-straat 3] te [plaats]. Ik zag dat twee personen voorin zaten en uitstapten.
3. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2019240697-22 met bijlagen van 4 december 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2], doorgenummerde pagina’s 72-73.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
De camera is geplaatst achter een raam. De camera heeft zicht door het raam op de overloop van een galerij. Drie personen komen vanaf de rechterkant in beeld lopen. Ze kijken allemaal vermoedelijk naar de voordeur van de woning. Eén van de personen komt beter in beeld staan. Deze persoon wordt verder NN4 genoemd en voldoet aan het volgende signalement:
- getint of blanke huidskleur
- donkere baseball pet met wit met rood embleem erop
- spijkerbroek met een lichtere plek ter hoogte van de knieën
- donkere schoenen met lichte veters en witte zool
- vermoedelijk brildragend.
Naast NN4 komt een tweede persoon te staan. Deze persoon wordt NN2 genoemd. NN2 loopt naar de voordeur. NN2 haalt zijn hand uit zijn zak en strekt deze uit richting de deur. Hierbij is te zien dat NN2 een donkere handschoen draagt aan zijn rechterhand. Bij tijdsaanduiding 04:16 komt NN4 weer terug in beeld en knielt voor de deur. Tot tijdsaanduiding 15:33 zie je NN4 geknield, staan op heuphoogte en staand op hoofdhoogte iets doen. NN2 staat gehele tijd naast NN4 en kijkt wat NN4 doet en kijkt dan weer om zich heen. NN4 buigt ineens naar voren en staat op naar voren. NN2 loopt achter NN4 aan. Bij tijdsaanduiding 16:02 is te zien dat de luxaflex die aan de binnenkant van het raam hangt beweegt.
4. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2019240697-25 met bijlagen van 4 december 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3], doorgenummerde pagina’s 78-87.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Ik heb camerabeelden van 14 november 2019 bekeken van de hoofdingang van de [a-straat] te [plaats]. Om 15:25:09 (het hof begrijpt: 14:25:09) uur (foto 2) zie ik dat er twee personen de trap oplopen richting de centrale toegangshal. Ik herken één van de personen als NN4 uit de omschreven camerabeelden uit bevindingen met proces-verbaalnummer 2019240697-22. Ik zie dat NN4 aan het bellen is en dat hij met zijn schoen door een bloemenperkje gaat. Hierna lopen zij de trap weer af en lopen zij op 15:25:04 (het hof begrijpt: 14:25:04) uur naar de hal beneden bij de centrale toegangshal. Ik zie dat NN4 en NN5 naar binnen gaan en dat NN4 nog steeds aan het bellen is. Ik zie dat beiden naar het bord met bellen en nummers kijken en dat NN4 ergens aanbelt.
Om 15:26:24 (het hof begrijpt: 14:26:24) uur zie ik dat NN4 nogmaals belt en ergens aanbelt.
5. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2019240697-48 van 5 mei 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4], doorgenummerde pagina 89.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Resume
De camerabeelden van de hoofdingang geven een uur later aan dan werkelijk het geval is. [betrokkene 1] en NN2 proberen dus op donderdag 14 november 2019 omstreeks 14.18 uur het complex binnen te komen en [verdachte] (het hof begrijpt: de verdachte) en [betrokkene 2] omstreeks 14.25 uur. De inbraak wordt vervolgens om 14.29 uur gepleegd. De mogelijke verdachten worden vervolgens omstreeks 15.05 uur gezien door [getuige 2].
6. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2019240697 van 14 januari 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5], doorgenummerde pagina’s 109-110.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als herkenning van verbalisant:
Op vrijdag 10 januari 2020 kreeg ik een mailbericht met daarin een video van een inbraak. Na het zien van de bewegende camerabeelden en de foto’s herkende ik direct meerdere verdachten.
Ik herken de verdachte op de foto als [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats]. De verdachte is in het onderzoek aangeduid als NN4. Ik herken de verdachte aan de vorm van zijn hoofd, neus, mond, kind, oren en postuur.
Ik herken de verdachte van mijn werk op straat. Ik heb de verdachte meermalen gezien.
7. De eigen waarneming van het hof gedaan ter terechtzitting in hoger beroep van 21 maart 2022.
Deze eigen waarneming houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Op foto IMG_4793, genomen door de [getuige 1] op 14 november 2019, is bij een zwarte auto een persoon te zien met donkere schoenen met een opvallende witte streep. Deze persoon heeft op de rechter kontzak van zijn spijkerbroek een opvallend blauw met geel detail.
Op foto IMG_4798, genomen door de [getuige 1] op 14 november 2019, is te zien dat dezelfde persoon – in het onderzoek aangeduid als NN4 en herkend als zijnde de verdachte – een pet op heeft met de Canadese vlag erop.
Op de beelden van de bewakingscamera van de woning waar is ingebroken is eveneens een persoon te zien met donkere schoenen met een opvallend witte streep. Te zien is dat deze persoon een donkerkleurig petje draagt met een wit logo en een rode Canadese vlag. Vanaf minuut 00:03:47 is te zien dat op de rechter kontzak van de spijkerbroek van deze persoon is een opvallend blauw met geel detail te zien.”
7. Het hof heeft in het bestreden arrest ten aanzien van het bewijs, voor zover relevant voor de bespreking van het middel, het volgende overwogen:
“Kort voor de inbraak hebben verschillende getuigen bij het appartementencomplex waarvan de woning deel uitmaakt personen gezien die zij daar niet konden plaatsen. Een getuige heeft foto’s gemaakt van de betreffende personen omdat hij het niet vertrouwde. Op één van de foto’s is een persoon te zien die uit een zwarte auto stapt. Deze persoon is door verbalisanten herkend als de verdachte. De verdachte droeg een petje, een donkere broek en een donkere jas. Het hof heeft ter terechtzitting in hoger beroep de foto’s van de getuige nader bekeken en waargenomen dat op het petje van de verdachte een wit logo te zien is met (vermoedelijk) een rood/witte Canadese vlag. Op de rechter kontzak van de spijkerbroek van de verdachte is door het hof voorts een opvallend blauw met geel detail gezien. Ook is een opvallend witte streep op de verder donkere schoenen van de verdachte door het hof ter zitting waargenomen.
Uit de camerabeelden van de centrale toegangsdeur van het appartementencomplex gemaakt op 14 november 2019 blijkt dat de verdachte (NN4) samen met een ander het appartementencomplex om 14:25 uur binnenloopt. Op de beelden van de bewakingscamera van de woning waar is ingebroken is vanaf 14:29 uur te zien dat drie personen de woning van aangeefster benaderen en de camera proberen af te plakken. De personen voeren vervolgens handelingen uit bij de voordeur, stappen naar voren en gaan de woning binnen. Op enig moment is op de camerabeelden van de bewakingscamera van de woning te zien dat de luxaflex die aan de binnenkant van het raam hangt, beweegt. Deze camerabeelden zijn ter terechtzitting in hoger beroep afgespeeld en het hof heeft op die beelden een persoon waargenomen met een donkerkleurig petje met een wit logo en een rode Canadese vlag. Deze persoon bukt en verricht handelingen aan de deur. Op de rechter kontzak van deze persoon is een opvallend blauw met geel detail te zien en de persoon draagt zwarte schoenen met een opvallend witte streep.
Het hof stelt op basis van het voorgaande vast dat de verdachte op de bewakingscamera van de woning te zien is en dat hij met anderen de inbraak heeft gepleegd. Het hof betrekt daarbij ook de korte tijdspanne van 4 minuten tussen het moment waarop de verdachte het appartementencomplex binnenloopt en het moment waarop te zien is dat inbraak wordt gepleegd.
(…)
Gelet op het voorgaande, tezamen en in onderlinge samenhang bezien, is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde woninginbraak in vereniging. De tot vrijspraak strekkende verweren worden verworpen.”
8. Het proces-verbaal dat door het hof als bewijsmiddel 6 is gebezigd, luidt blijkens het procesdossier (p. 109-110) als volgt:
“Proces-verbaal nummer: 2019240697
PROCES-VERBAAL
Ik, verbalisant [verbalisant 5] hoofdagent van politie Amsterdam verklaar, het volgende:
Op vrijdag 10 januari 2020 kreeg ik een mailbericht met daarin een video van een inbraak. Ik zag dat de video naar het gehele bureau was gestuurd. Ik zag dat er werd vermeld dat er een vermoeden bestond dat de verdachten uit [plaats] zouden komen. Na het zien van de bewegende camerabeelden en foto's herkende ik direct meerdere verdachten. Ik herken de verdachte op onderstaande ‘screensave’:
(…)
Ik herken de verdachte als:
*** [verdachte] geboren op [geboortedatum]-1990 te [geboorteplaats] ***
De verdachte is in het onderzoek aangeduid als NN4.
Ik herken de verdachte aan de vorm van zijn hoofd, neus, mond, kin, oren en postuur.
De verdachte heeft een foto in het politiesysteem bluespot. Deze foto wordt hieronder getoond:
(…)
Ik ken de verdachte van mijn werk op straat. Ik heb de verdachte meerdere malen gezien. Tevens heb ik de politiefoto van [verdachte] meerdere malen gezien. Hierdoor ken ik [verdachte].
Herkenningen
Ik, [verbalisant 5], maak op jaarbasis veelvuldig herkenningen naar aanleiding van opsporingsberichten waarin foto's of camerabeelden worden getoond van verdachten. Uit ervaring kan ik zeggen dat ik goed ben ik het onthouden van gezichten en namen. Na het zien van 1 foto of 1 controle kan ik personen al onthouden. In de afgelopen twee jaar heb ik 329 herkenningen opgemaakt op basis van foto's of video’s.
Waarvan door mij is opgemaakt dit proces-verbaal dat ik sloot en ondertekende op 14 januari 2020 te Amsterdam.
(…)
[verbalisant 5] Ambtsbelofte”
Het eerste middel
9. Het eerste middel behelst de klacht dat het oordeel van het hof, te weten dat NN4 de verdachte is, onbegrijpelijk is c.q. dat de bewezenverklaring onvoldoende met redenen is omkleed, doordat het hof bij de bewijsvoering de (cruciale) herkenning door een verbalisant heeft gedenatureerd.
10. Volgens de toelichting op het middel zou uit ’s hofs weergave van bewijsmiddel 6 ten onrechte zijn af te leiden dat de verbalisant de verdachte heeft herkend van een ‘foto’, hetgeen ervoor zou hebben gezorgd dat de bewijsvoering sluitend kon worden gemaakt. Er is door het hof namelijk een verband gelegd tussen de voorafgaand aan de inbraak door de [getuige 1] gemaakte foto (zie bewijsmiddel 2) en NN4. Uit het proces-verbaal blijkt echter dat [verbalisant 5] de verdachte heeft herkend van (een ‘still’, ‘grab’ of) ‘screensave’ van bewegende beveiligings-/camerabeelden (zie bewijsmiddelen 1, 3 en 4), waardoor een verband met een door de getuige gemaakte foto niet blijkt, aldus de steller van het middel.
De bespreking van het eerste middel
11. Centraal staat ’s hofs weergave van de mededeling van een verbalisant, te weten dat hij de persoon die op beeldmateriaal is afgebeeld herkent als de verdachte. Bij de bespreking van het middel stel ik het volgende voorop. Indien de rechter – in weerwil van de bedoeling van degene die een mededeling heeft gedaan – aan die mededeling een wezenlijk andere betekenis of strekking geeft, wordt het verbod van denaturering geschonden. Zodanige schending doet zich echter niet voor indien de rechter bij de weergave van die mededeling – onder correctie van de bewoordingen waarin zij oorspronkelijk is vervat – daaraan de juiste, in essentie bedoelde betekenis of strekking geeft.
12. De vraag rijst of de weergave van de mededeling in het door het hof gebezigde bewijsmiddel 6 c.q. in de bewijsoverwegingen dermate afwijkt van (de formulering van) het proces-verbaal dat is opgenomen in het procesdossier, dat door het hof aan dit proces-verbaal een wezenlijk andere betekenis of strekking is gegeven dan de opsteller ervan voor ogen heeft gestaan. M.i. is dat niet het geval. Dat het hof het woord ‘screensave’ heeft geconverteerd in het woord ‘foto’ leidt – ook indien de betreffende verbalisant in de (onjuiste) veronderstelling verkeerde dat de door hem te bestuderen afbeelding afkomstig was van bewegende camerabeelden – niet tot het geven van een wezenlijk andere betekenis of strekking aan het proces-verbaal waarvan de kern als bewijsmiddel 6 is gebruikt. Als ik het hof goed begrijp stelt het hof namelijk vast dat de ‘herkenning’ door de verbalisant in werkelijkheid plaatsvond aan de hand van een door de [getuige 1] vervaardigde foto die aan de verbalisant is voorgelegd, waarop een persoon is te zien naast een auto.1.
13. Mocht ik dat echter verkeerd zien en heeft het hof dus in bewijsmiddel 6 een onjuiste correctie aangebracht, dan zij opgemerkt dat het hof m.i. ook dán met gebruik van de mededeling van een herkenning (in samenhang bezien met de overige bewijsmiddelen) tot het oordeel heeft kunnen komen dat de verdachte ‘NN4’ betreft. Dat bewijsoordeel is dus sowieso niet onbegrijpelijk, waardoor de verdachte in dat geval evident geen belang heeft bij cassatie.
14. Het middel is hoe dan ook tevergeefs voorgesteld.
Slotsom
15. Het middel faalt.
16. De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat in cassatie de redelijke termijn, bedoeld in artikel 6 lid 1 EVRM, is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde gevangenisstraf.
17. Ik heb ambtshalve geen andere gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
18. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, doch alleen wat betreft de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering daarvan aan de hand van de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 28‑05‑2024