Einde inhoudsopgave
Wetboek van Strafvordering
Artikel 195 [Onderzoek aan lichaam of kleding bij R-C]
Geldend
Geldend vanaf 01-03-2002
- Bronpublicatie:
01-11-2001, Stb. 2001, 532 (uitgifte: 01-01-2001, kamerstukken: 26983)
- Inwerkingtreding
01-03-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-01-2002, Stb. 2002, 66 (uitgifte: 01-01-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Voorfase
1.
De rechter-commissaris kan, ambtshalve of op de vordering van de officier van justitie, bevelen dat de verdachte tegen wie ernstige bezwaren bestaan, in het belang van het onderzoek aan zijn lichaam of kleding zal worden onderzocht.
2.
De rechter-commissaris kan, ambtshalve of op de vordering van de officier van justitie, bevelen dat de verdachte tegen wie ernstige bezwaren bestaan, in het belang van het onderzoek in zijn lichaam zal worden onderzocht. Onder onderzoek in het lichaam wordt verstaan: het uitwendig schouwen van de openingen en holten van het onderlichaam, röntgenonderzoek, echografie en het inwendig manueel onderzoek van de openingen en holten van het lichaam. Het onderzoek in het lichaam wordt verricht door een arts. Het onderzoek wordt niet ten uitvoer gelegd indien zulks om bijzondere geneeskundige redenen onwenselijk is.
3.
In geval van dringende noodzakelijkheid kan de rechter-commissaris het in het eerste lid bedoelde bevel ook geven ten aanzien van degenen van wie wordt vermoed dat zij sporen van het strafbare feit aan het lichaam of de kleding dragen.
4.
De in het eerste tot en met derde lid bedoelde onderzoeken worden op een besloten plaats en, voor zover mogelijk, door personen van hetzelfde geslacht als de te onderzoeken persoon verricht.
5.
Het bevel wordt niet gegeven dan nadat de betrokken persoon daarover is gehoord.