NJB 2020/1157
Verzoek tot aanhouding van het onderzoek ter terechtzitting in verband met het aanwezigheidsrecht, art. 6 EVRM: indien door de verdachte of zijn raadsman een verzoek tot aanhouding van het onderzoek ter terechtzitting wordt gedaan, dient daarbij concreet de omstandigheid te worden aangevoerd die aan dat verzoek ten grondslag ligt. Het hof kon het verzoek tot aanhouding van de behandeling van de zaak in casu afwijzen op de grond dat door de raadsman niet concreet de omstandigheid is aangevoerd die ten grondslag ligt aan het verzoek tot aanhouding van de behandeling van de zaak
HR 21-04-2020, ECLI:NL:HR:2020:769
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
21 april 2020
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, V. van den Brink, E.S.G.N.A.I. van de Griend, M.J. Borgers en J.C.A.M. Claassens
- Zaaknummer
19/01696
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:769, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 21‑04‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:212, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑03‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 26‑07‑2019
- Wetingang
(art. 6 EVRM)
Essentie
Verzoek tot aanhouding van het onderzoek ter terechtzitting in verband met het aanwezigheidsrecht, art. 6 EVRM: indien door de verdachte of zijn raadsman een verzoek tot aanhouding van het onderzoek ter terechtzitting wordt gedaan, dient daarbij concreet de omstandigheid te worden aangevoerd die aan dat verzoek ten grondslag ligt. Het hof kon het verzoek tot aanhouding van de behandeling van de zaak in casu afwijzen op de grond dat door de raadsman niet concreet de omstandigheid is aangevoerd die ten grondslag ligt aan het verzoek tot aanhouding van de behandeling van de zaak
Uitspraak
Inleiding:
Verdachte ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.