NJ 2017/83
Gezamenlijke huishouding als bedoeld in art. 3 WWB; bewezenverklaring van heling ontoereikend gemotiveerd.
HR 27-09-2016, ECLI:NL:HR:2016:2194, m.nt. B.F. Keulen
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
27 september 2016
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, Y. Buruma, V. van den Brink
- Zaaknummer
15/00687
- Conclusie
A-G mr. E.J. Hofstee
- Noot
B.F. Keulen
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS154187:1
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Sociale zekerheid
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:2194, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 27‑09‑2016
ECLI:NL:PHR:2016:797, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 28‑06‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 24‑04‑2014
- Wetingang
Essentie
1. Voorwaarde voor een gezamenlijke huishouding in de zin van art. 3 lid 3 Wet werk en bijstand (WWB) (oud) is dat redelijkerwijs mag worden aangenomen dat er een wederzijdse verzorgingsrelatie bestaat. Nu i) verdachte en zijn moeder hun hoofdverblijf hadden in dezelfde woning, ii) zijn moeder de vaste lasten en boodschappen betaalde en voor verdachte kookte en waste, iii) verdachte daarvoor geen vergoeding betaalde, iv) verdachte en zijn moeder sinds twaalf jaar samen op vakantie gaan, welke vakantie zowel door verdachte als door de ex-man van zijn moeder werd betaald en v) verdachte vlonders heeft betaald ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.