Hof Amsterdam, 03-06-2021, nr. 23-004320-19
ECLI:NL:GHAMS:2021:1618
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
03-06-2021
- Zaaknummer
23-004320-19
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2021:1618, Uitspraak, Hof Amsterdam, 03‑06‑2021; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2022:1012
- Vindplaatsen
Uitspraak 03‑06‑2021
Inhoudsindicatie
Diefstal meermalen gepleegd, herkenning door verbalisanten
afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004320-19
datum uitspraak: 3 juni 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen
het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 12 november 2019 in de gevoegde strafzaken
onder de parketnummers 13-179035-19 en 13-067910-19 en 13-210422-19 tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1982,
adres: [adres 1],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in P.I. Zaanstad te Westzaan.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
11 november 2020 en 20 mei 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van
het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.
Tenlasteleggingen
Aan de verdachte is tenlastegelegd, voor zover in hoger beroep nog aan de orde, dat:
Zaak met parketnummer 13-179035-19 (zaak A):
1.hij op of omstreeks 22 oktober 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, twee cd-spelers en/of een mengpaneel, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan het [benadeelde], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.hij op of omstreeks 28 april 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, zes cd-spelers en/of twee mengpanelen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan de [BV] B.V., heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Zaak met parketnummer 13-067910-19 (zaak C) (gevoegd):
1.hij op of omstreeks 19 januari 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, wederrechtelijk in het besloten lokaal aan de [adres 2], bij [bedrijf], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte en/of zijn mededader(s), in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Vrijspraak zaak C
Ten aanzien van zaak C stelt het hof vast dat er twijfel is gerezen over de betrouwbaarheid van de herkenning van de verdachte. Uit het dossier blijkt namelijk dat er vier personen zijn herkend, terwijl op de camerabeelden slechts drie personen te zien zijn. Aangezien uit het dossier noch uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep een verklaring voor dit verschil naar voren is gekomen, kan niet worden uitgesloten dat de herkenning van de verdachte op een vergissing berust.
Naar het oordeel van het hof is daarom niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte in
de zaak met parketnummer 13-067910-19 is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Bewijsoverwegingen zaak A
Ten aanzien van de feiten 1 en 2 heeft de verdediging gesteld, kort gezegd, dat de herkenningen door de verbalisanten ondeugdelijk zijn, omdat de persoon op de beelden niet de verdachte is. De camerabeelden zouden van onvoldoende kwaliteit zijn om tot een deugdelijke herkenning te komen.
Bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van de herkenningen in dit type zaken spelen diverse factoren een rol: de intensiteit en de frequentie van de eerdere contacten met de verdachte, de vraag hoe recent
die contacten zijn, de vraag of bewegende beelden dan wel foto’s (stills) zijn bekeken, de kwaliteit
van de beelden en wat daarop van de verdachte te zien is en de wijze waarop de herkenning tot stand
is gekomen (in onderling overleg of onafhankelijk van elkaar; met of zonder voorinformatie).
De herkenning van bekenden vormt op zich een weinig problematische categorie, en is een proces dat zich moeilijk laat rationaliseren. Het is niet altijd mogelijk of noodzakelijk de precieze kenmerken te omschrijven waaraan men een bekende herkent. Dat maakt ook dat het enkele feit dat de kwaliteit van de camerabeelden te wensen overlaat of dat de verdachte daarop maar zeer ten dele te zien valt, niet behoeft te betekenen dat de herkenning van de verdachte onbetrouwbaar is. Wie iemand heel goed kent, heeft soms maar weinig nodig om hem of haar te herkennen. Dat betekent tegelijk dat de betrouwbaarheid van de herkenning voor een belangrijk deel is gelegen in de persoon die herkent.
Dat maakt het begrijpelijk dat de rechter zich in dit type zaken verlaat op het oordeel van de verbalisanten en niet zelf beoordeelt of de verdachte de persoon is die op de camerabeelden te zien is. Het is niet zo dat een opsporingsambtenaar beter in staat is personen te herkennen dan een rechter, het is wel zo dat een opsporingsambtenaar die de verdachte goed kent, een completer herinneringsbeeld heeft van de verdachte dan de rechter die de verdachte alleen op de zitting heeft gezien.
Om de betrouwbaarheid van de herkenningen te kunnen beoordelen, heeft het hof genoemde factoren, namelijk de intensiteit en de frequentie van de eerdere contacten met de verdachte, de vraag hoe recent die contacten zijn, de vraag of bewegende beelden dan wel foto’s (stills) zijn bekeken, de kwaliteit van de beelden en wat daarop van de verdachte te zien is en de wijze waarop de herkenning tot stand is gekomen (in onderling overleg of onafhankelijk van elkaar; met of zonder voorinformatie) meegewogen.
Feit 1
De verbalisanten [verbalisant 1] (proces-verbaal, doorgenummerd pagina 11, hof: hierna worden slechts de paginanummers vermeld), [verbalisant 2] (pag. 19), [verbalisant 3] (pag. 21), [verbalisant 4] (pag. 24), [verbalisant 5] (pag. 30)
en [verbalisant 6] (pag. 31) kennen de verdachte ambtshalve. Allen verklaren de verdachte onmiddellijk te hebben herkend bij het zien van de afbeeldingen in de aandachtvestiging of nieuwsbrief. Over de identiteit van de verdachte was geen informatie verstrekt door anderen.
Uit de processen-verbaal blijkt voorts dat verbalisant [verbalisant 2] de verdachte diverse keren staande heeft gehouden en ook naar het politiebureau heeft gebracht na aanhouding. Op 11 maart 2018 heeft [verbalisant 2] de verdachte nog gesproken. Ook [verbalisant 6] heeft ambtshalve meermalen met de verdachte te maken gehad en hij merkt in het proces-verbaal expliciet op dat een vergissing is uitgesloten, en de verbalisant [verbalisant 5] heeft verklaard: “Ik, …, ken [verdachte] al jaren en heb [verdachte] in het verleden diverse keren aangehouden en staande gehouden …”
Feit 2
De verbalisanten [verbalisant 2] (pag.43), [verbalisant 5] (pag.46), [verbalisant 1] (pag.47), [verbalisant 7] (pag.53/54), [verbalisant 8] (pv: 2019091477) en [verbalisant 9] (pv: PL1300-2019091477-6) verklaren in de processen-verbaal met betrekking tot feit 2 dat zij de verdachte ambtshalve kennen. Ze herkennen op de aandachtvestiging de afgebeelde persoon direct als zijnde de verdachte. Over de identiteit van de verdachte was geen informatie verstrekt door anderen.
Gelet op de geschetste omstandigheden waaronder de verbalisanten hebben aangegeven de verdachte te herkennen acht het hof de gedane herkenningen betrouwbaar zodat deze voor het bewijs kunnen worden gebezigd.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer
13-179035-19 onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A:
1.hij op 22 oktober 2018 te Amsterdam twee cd-spelers en een mengpaneel, die aan het [benadeelde] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.hij op 28 april 2019 te Amsterdam vier cd-spelers en twee mengpanelen, die toebehoorden aan
de [BV] B.V., heeft weggenomen met het oogmerk deze zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen in de zaak met parketnummer 13-179035-19 onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd,
is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaak met
parketnummer 13-179035-19 onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak met parketnummer 13-179035-19 onder 1 en 2 bewezenverklaarde levert op:
telkens:
diefstal.
Strafbaarheid van de verdachte
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien
van het in de zaak met parketnummer 13-179035-19 onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit,
zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van maatregel
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor de in eerste aanleg bewezenverklaarde feiten veroordeeld en voorwaardelijk de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) opgelegd voor de duur van twee jaren met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsman heeft verzocht af te zien van het opleggen van een voorwaardelijke ISD-maatregel en te volstaan met oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf en het stellen van bijzondere voorwaarden. Hiertoe is aangevoerd dat de verdachte zijn leven een positieve wending heeft gegeven en de noodzaak voor oplegging van de ISD-maatregel ontbreekt.
Het hof komt op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte tot het navolgende oordeel. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich in het verleden veelvuldig schuldig gemaakt aan vermogensdelicten. Ondanks eerdere veroordelingen heeft hij opnieuw twee diefstallen gepleegd. Dit zijn ernstige feiten, waarmee de verdachte opnieuw laat zien geen respect te hebben voor andermans eigendommen.
Het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van de verdachte van 10 mei 2021 beslaat 61 pagina’s.
De verdachte heeft eerder een ISD-maatregel opgelegd gekregen, maar dit heeft hem er niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Het hof heeft acht geslagen op het reclasseringsrapport d.d. 6 mei 2021 van het Leger des Heils. Ondanks de vele ingezette interventies heeft er lange tijd geen gedragsverandering plaatsgevonden. Om gedragsverandering te bewerkstelligen is binnen zijn detentie ingezet op een strak plan van aanpak in Amersfoort, de plaats waar de verdachte verblijft. In dat kader gaan wonen en dagbesteding thans goed. De reclassering is van mening dat het strakke, ingezette traject voortgang dient te hebben, omdat de ervaring leert dat de verdachte zeer gemakkelijk gebruik maakt van eventuele onduidelijkheden en gegeven vrijheden. De reclassering adviseert tot oplegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel.
De verdachte voldoet aan de wettelijke criteria voor oplegging van die maatregel.
In het voordeel van de verdachte weegt het hof mee dat de verdachte sinds de onderhavige feiten
niet opnieuw is veroordeeld voor vermogensdelicten. Er is echter momenteel in het kader van de tenuitvoerlegging van een opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden wel sprake van elektronische monitoring van de verdachte, waardoor van echt vrij bewegen in de samenleving geen sprake is en niet zonder meer geconcludeerd kan worden dat een strak regime kan worden losgelaten.
Het hof acht, alles afwegende, oplegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel voor de duur
van twee jaren met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van twee jaren passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.897,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het
in de zaak met parketnummer 13-179035-19 onder 1 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering is niet betwist en overigens komt het hof de vordering niet ongegrond voor. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen
dat de schade door de verdachte wordt vergoed.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 38p, 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en
doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13-067910-19
tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer
13-179035-19 onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 13-179035-19 onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Legt op de maatregel tot plaatsing van de verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders
voor de duur van 2 (twee) jaren.
Bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat de verdachte zich binnen drie dagen zal melden bij Inforsa op het adres [adres 3]
, zich zal houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft en zich zal blijven melden op afspraken met de reclassering zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig acht;
- dat de verdachte zich gedurende de gehele proeftijd, of zoveel korter als de reclassering nodig acht, onder behandeling zal stellen van Inforsa of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, en de verdachte zich zal houden aan de huisregels en aan de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- dat de verdachte gedurende maximaal twaalf maanden op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig zal zijn op het verblijfadres [adres 1], tenzij de reclassering toestemming geeft voor een ander adres voor het locatiegebod. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast. De verdachte zal meewerken aan elektronische controle op dit gebod;
- dat de verdachte zal meewerken aan schuldhulpverlening, in de vorm van medewerking bij het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, en de reclassering inzicht zal geven in zijn financiën en schulden;
- dat de verdachte zich actief zal inzetten voor het hebben en behouden van een dagbesteding; en
- dat de verdachte zich zal laten begeleiden door Homerun DMH van Humanitas of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De verdachte zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de begeleiding.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde], gevestigd te Amsterdam, ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-179035-19 onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van € 2.897,00 (tweeduizend achthonderdzevenennegentig euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[benadeelde], gevestigd te Amsterdam, ter zake van het in de zaak met parketnummer
13-179035-19 onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 2.897,00 (tweeduizend achthonderdzevenennegentig euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 38 (achtendertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 22 oktober 2018.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Jurgens, mr. S. Clement en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van
mr. A.S. de Bruin, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
3 juni 2021.
Mr. Jurgens en mr. Dantuma-Hieronymus zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]