Einde inhoudsopgave
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
Artikel 7.46 Instellingscollegegeld
Geldend
Geldend vanaf 01-09-2018
- Bronpublicatie:
11-07-2018, Stb. 2018, 225 (uitgifte: 27-07-2018, kamerstukken: 34911)
- Inwerkingtreding
01-09-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-07-2018, Stb. 2018, 227 (uitgifte: 27-07-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
1.
Een student die niet voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 7.45a, eerste, tweede en zesde lid, en niet is ingeschreven voor een onderwijseenheid bij de Open Universiteit, is het instellingscollegegeld verschuldigd.
2.
De hoogte van het instellingscollegegeld wordt door het instellingsbestuur vastgesteld. Het instellingsbestuur kan per opleiding of groep van opleidingen of per groep of groepen studenten een verschillend instellingscollegegeld vaststellen.
3.
Onverminderd artikel 7.3f, bedraagt het instellingscollegegeld ten minste het volledig wettelijk collegegeld, bedoeld in artikel 7.45, eerste lid.
4.
Indien de student, bedoeld in het eerste lid, gedurende een studiejaar alsnog voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 7.45a, eerste, tweede en zesde lid, is hij voor het resterende deel van het studiejaar op zijn verzoek het wettelijk collegegeld verschuldigd en betaalt het instellingsbestuur hem het hogere instellingscollegegeld, dat de student voor het restant van het studiejaar heeft betaald, terug.
5.
Het instellingsbestuur stelt regels vast met betrekking tot de toepassing van dit artikel.