Einde inhoudsopgave
Wetboek van Strafvordering BES
Artikel 105
Geldend
Geldend vanaf 10-10-2010
- Redactionele toelichting
Tekstplaatsing van het Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen, zoals gewijzigd bij de Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (17-05-2010, Stb. 350) en de Aanpassingsregeling BES-wetten (28-09-2010, Stcrt. 15040). Tijdstip iwtr.: 00.00 uur in Bonaire, Sint Eustatius en Saba. 06.00 uur in het Europese deel van Nederland.
- Bronpublicatie:
27-09-2010, Stb. 2010, 529 (uitgifte: 01-10-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
10-10-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-09-2010, Stb. 2010, 389 (uitgifte: 01-01-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Algemeen
1.
Bij alle einduitspraken wordt, behoudens het bepaalde in artikel 34, tweede lid, het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven, indien, ter zake van het feit waarvoor dat bevel is verleend, aan de verdachte noch een vrijheidsstraf van langere duur dan de reeds door hem in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd, noch een maatregel die vrijheidsontneming meebrengt of kan meebrengen, onvoorwaardelijk is opgelegd.
2.
Indien de duur van de onvoorwaardelijk opgelegde vrijheidsstraf die van de reeds ondergane voorlopige hechtenis met minder dan vijf maanden overtreft en geen maatregel die vrijheidsontneming meebrengt of kan meebrengen onvoorwaardelijk is opgelegd, wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 103, bij de einduitspraak het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan die van de straf.
3.
Voor de toepassing van het eerste en tweede lid van dit artikel wordt onder de in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd begrepen de tijd gedurende welke de verdachte in verzekering was gesteld.
4.
Indien de einduitspraak tot invrijheidstelling van de verdachte zou moeten leiden, kan de rechter, in afwijking van het eerste lid en alle belangen in aanmerking genomen, bepalen, dat de voorlopige hechtenis gedurende een termijn van ten hoogste drie weken van kracht blijft, onverminderd het bepaalde in het vijfde en zesde lid.
5.
Indien de einduitspraak nietigverklaring van de dagvaarding inhoudt, de officier van justitie een nieuwe dagvaarding uitbrengt en de behandeling ter terechtzitting binnen de termijn van drie weken geen aanvang heeft genomen, wordt de verdachte bij het verstrijken van die termijn terstond in vrijheid gesteld.Vindt de behandeling ter terechtzitting wel binnen deze termijn plaats, dan duurt de voorlopige hechtenis voort, overeenkomstig artikel 98, tweede lid, ook ingeval de verdachte tegen die nieuwe dagvaarding een bezwaarschrift heeft ingediend.
6.
Indien de einduitspraak vrijspraak van het tenlastegelegde of ontslag van rechtsvervolging inhoudt en tegen die beslissing hoger beroep is aangetekend, dient de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep binnen drie weken na de einduitspraak te zijn aangevangen. Indien die termijn is verstreken, voordat de behandeling in hoger beroep een aanvang heeft genomen, of indien, voordat die termijn is verstreken, het openbaar ministerie van het hoger beroep heeft afgezien, wordt de verdachte terstond in vrijheid gesteld.