Een uittreksel JD van 14 juli 2009 op naam van [aanvrager] bevat de zaken die onderwerp van de herzieningsaanvraag vormen alsmede een veroordeling wegens een milieudelict door de Economische politierechter te ’s-Gravenhage op 2 december 2008 tot een boete van 110 euro.
HR, 21-04-2015, nr. 14/04152, 14/04155, 14/04156
ECLI:NL:HR:2015:1101
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
21-04-2015
- Zaaknummer
14/04152, 14/04155, 14/04156
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2015:1101, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 21‑04‑2015; (Herziening)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:488, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2015:488, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 03‑03‑2015
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2015:1101, Gevolgd
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2015-0210
Uitspraak 21‑04‑2015
Inhoudsindicatie
Herziening. Persoonsverwisseling. Aanvraag gegrond.
Partij(en)
21 april 2015
Strafkamer
nrs. S 14/04152 H, S 14/04155 H en S 14/04156 H
AGE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op aanvragen tot herziening van in kracht van gewijsde gegane vonnissen van de Politierechter in de Rechtbank Alkmaar van 3 oktober 2008, nummer 14/702569-08, de Politierechter in de Rechtbank Breda van 14 mei 2008, nummers 02/620162-08 en 02/620258-08 en de Politierechter in de Rechtbank 's-Gravenhage van 8 juli 2008, nummer 09/535218-08, ingediend door mr. J.A. Huibers, advocaat te Amsterdam, namens:
[aanvrager] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984.
1. De uitspraken waarvan herziening is gevraagd
De Politierechter in de Rechtbank Alkmaar heeft de aanvrager ter zake van "poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse sleutel" veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken. De Politierechter in de Rechtbank Breda heeft de aanvrager ter zake van driemaal "poging tot diefstal" veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand, met een proeftijd van twee jaren. De Politierechter in de Rechtbank 's-Gravenhage heeft de aanvrager ter zake van "poging tot diefstal" veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken.
2. De aanvragen tot herziening
2.1.
De aanvragen tot herziening zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
2.2.
De aanvragen berusten op de stelling dat sprake is van een gegeven als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder c, Sv. In de aanvragen wordt daartoe aangevoerd dat sprake is van een persoonsverwisseling.
3. De conclusie van de Advocaat-Generaal
De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvragen gegrond zal verklaren en de zaken zal verwijzen naar een Gerechtshof, opdat de zaken op de voet van art. 472, tweede lid, Sv opnieuw zullen worden berecht en afgedaan.
4. Beoordeling van de aanvragen
4.1.
Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid aanhef en onder c van art. 457 Sv slechts dienen een door bescheiden gestaafd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
4.2.
Hetgeen door de Advocaat-Generaal in zijn conclusie is vermeld, geeft steun aan de stelling waarop de aanvragen berusten, te weten dat in de zaken die hebben geleid tot de uitspraken waarvan herziening is gevraagd, sprake is geweest van een persoonsverwisseling.
4.3.
Een en ander levert het ernstig vermoeden op dat de Politierechters, waren zij hiermee bekend geweest, de aanvrager van het hem tenlastegelegde zouden hebben vrijgesproken.
5. Slotsom
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat hier sprake is van een gegeven als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder c, Sv, zodat de aanvragen gegrond zijn en als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart de aanvragen tot herziening gegrond;
beveelt voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van voormelde vonnissen;
verwijst de zaken naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaken op de voet van art. 472, tweede lid, Sv opnieuw zullen worden berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 april 2015.
Mr. Balkema en mr. Ilsink zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.
Conclusie 03‑03‑2015
Inhoudsindicatie
Herziening. Persoonsverwisseling. Aanvraag gegrond.
Nr. 14/04152 H, 14/04155 H en 14/04156 H Zitting: 3 maart 2015 | Mr. Vegter Conclusie inzake: [aanvrager] |
1. De aanvrager is onder parketnummer 14/702568-08 bij vonnis van de rechtbank Alkmaar van 3 oktober 2008 wegens ‘poging tot diefstal met een valse sleutel’ veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken met aftrek overeenkomstig art. 27 Sr. Voorts is hij onder de parketnummers 02/620162-08 en 02/620258-08 bij vonnis van de rechtbank Breda van 14 mei 2008 ter zake van drie maal ‘poging tot diefstal’ veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand met een proeftijd van twee jaar alsmede een werkstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis met aftrek als bedoeld in art. 27 Sr. De rechtbank ’s-Gravenhage heeft onder parketnummer 09/535218-08 de aanvrager bij vonnis van 8 juli 2008 ter zake van ‘poging tot diefstal’ veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van twee weken met aftrek als bedoeld in art. 27 Sr. De vonnissen zijn alle bij verstek gewezen en onherroepelijk geworden.
2. Namens de aanvrager heeft mr. J.A. Huibers, advocaat te Amsterdam, drie verzoeken tot herziening van deze vonnissen ingediend. Om redenen van doelmatigheid acht ik het aangewezen de drie verzoeken gezamenlijk te bespreken in deze conclusie. Ik merk op dat de feiten die in de drie vonnissen aan de orde zijn nogal wat overeenkomst vertonen en in een kort tijdsbestek zijn gepleegd te weten op 24 april 2008 (Alkmaarse zaak), op 28 februari 2008 resp. 3 april 2008 (Bredase zaak) en 19 april 2008 (Haagse zaak). Nadat de tenuitvoerlegging van de opgelegde (vervangende) vrijheidsstraffen een aanvang had genomen heeft aanvrager zich op het standpunt gesteld dat er sprake was van persoonsverwisseling en na onderzoek heeft het Openbaar Ministerie besloten tot invrijheidstelling van verdachte. In de Alkmaarse zaak is dat nadere onderzoek gerelateerd in een proces-verbaal van bevindingen van 20 juli 2009 dat onder meer inhoudt dat verbalisant [verbalisant 1] aanvrager niet herkent als de man die door hem op 24 april 2008 is gehoord. In de Bredase zaak is er een aanvullend proces-verbaal van 17 juli 2009 waarin verbalisant [verbalisant 2] verklaart dat degene die hij op 28 februari 2008 heeft aangehouden een ander is dan de persoon afgebeeld op de foto die is gemaakt in de penitentiaire inrichting in het kader van de tenuitvoerlegging van de hier aan de orde zijnde straffen (dus de foto van aanvrager). In de Haagse zaak is er een proces-verbaal van bevindingen van 28 augustus 2009.
3. Ingevolge het eerste lid, aanhef en onder c van art. 457 Sv kan als grondslag voor een herziening dienen een gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat op zichzelf of in verband met de vroeger geleverde bewijzen met de uitspraak niet bestaanbaar schijnt, zodanig dat het ernstige vermoeden ontstaat dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid, hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
4. Volgens de aanvrager bestaat er een ernstig vermoeden dat indien de persoonsverwisseling bekend zou zijn geweest het onderzoek van de strafzaken zou hebben geleid tot vrijspraak van cliënt.
5. Alvorens ik nader inga op de in de aanvraag opgegeven gronden voor herziening wijs ik op het volgende. In het dossier van de zaak ‘Breda’ bevinden zich stukken die kennelijk mede ten grondslag hebben gelegen aan het onderzoek van het Openbaar Ministerie naar de persoonsverwisseling. Ik wijs in het bijzonder op een proces-verbaal van de politie Amsterdam-Amstelland in verband met een aanhouding op 20 februari 2007 ter zake van diefstal met geweld van een persoon die wordt aangeduid als [aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984. Dat zijn de personalia van aanvrager. In een verklaring van 21 februari 2007 erkent de aangehouden persoon dat hij heeft gelogen over zijn naam, dat hij [betrokkene 1] (geboren [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats]) heet en dat [aanvrager] familie van hem is. Op 22 februari 2007 verklaart [betrokkene 1] vervolgens dat de OV jaarkaart en bankpas van zijn neef zijn. Uit een proces-verbaal kennisgeving inbeslagneming van 21 februari 2007 blijkt dat onder de aangehouden persoon in beslag zijn genomen een OV studentenkaart en een bankpas die beide staan op naam van [aanvrager]. Een (voor zover ik kan zien) uitdraai van geautomatiseerd gegevens vermeldt antecedenten van [betrokkene 1] alsmede: ‘ISD-veelpleger’ en ‘Foto 22-02-2007 PL1300:07:40522’. Een bijgevoegd uittreksel uit de Justitiële Documentatie van [betrokkene 1] bevat 19 pagina’s.1.
Voorts wijs ik op een proces-verbaal van 25 oktober 2009 ‘Gezichtsherkenningsrapport’ voor aanvraagnummer 1686 waarbij gezichtsherkenningssoftware is gebruikt. Daarbij is een foto met nr. PL12 HL:08:00065 gebruikt (datum 2008-02-08) als zogenaamde inputfoto. In een geautomatiseerd systeem (Edison) is vervolgens bezien of er foto’s van personen aanwezig zijn die min of meer lijken op de persoon op de inputfoto. Het onderzoek levert twee foto’s op en wel van [betrokkene 1] (PL130003025266) en van [aanvrager] (PL130007040518).2.In een bijgevoegd compleet resultaat van de gezichtsherkenningsactie wordt van 50 foto’s de minimale gelijkenis in een percentage uitgedrukt. Voor de foto met nummer PL130003025266 is dat 55% en voor de foto met nummer 130007040518 is dat 47%.
Tenslotte wijs ik op een zich in het Bredase dossier bevindende uitdraai van 14 juli 2009 van de zogenaamde Registratiekaart inrichting: Lelystad unit 3 DCL waarop wordt vermeld als begindatum van de detentie 25/06/2009, als datum inschrijving 26/06/2009 en als einddatum detentie 31/08/2009. Deze uitdraai bevat ook een foto van de gedetineerde en die foto prijkt eveneens op een (kopie van een) pasje van PI Lelystad met vermelding 345, [geboortedatum], 5310570 en de naam [aanvrager] dat kennelijk dient ter identificatie in de penitentiaire inrichting (vgl. art. 28 lid 5 Pbw).
6. De aanvraag is volledig gestoeld op de reeds aangeduide onderzoeksbevindingen in verband met de verzoeken tot opschorting van de tenuitvoerlegging in de Alkmaarse en Bredase zaak. Ik geef nu eerst de inhoud daarvan weer.
7. Het proces-verbaal van bevindingen van 21 juli 2009 onder nummer PL10AL/08-155766 in de Alkmaarse zaak is van [verbalisant 1] en houdt onder meer in: “Daar ik, verbalisant, de verdachte [aanvrager] na de aanhouding heb gehoord en dus in persoon heb ontmoet, werd mij verzocht de gedetineerde [aanvrager] te ontmoeten in PI Lelystad. Aldaar moest ik vast [te] stellen of de aangehouden [aanvrager] dezelfde is als de gedetineerde [aanvrager]. Op dinsdag 21 juli 2008 [lees: 2009; PV], vertrok ik, verbalisant, naar het PI te Lelystad alwaar ik te 14.40 uur arriveerde. De gede[n]tineerde [aanvrager] werd vervolgens opgehaald en om 14.50 uur gebracht naar een ruimte voor ambtelijk bezoek. Ik, verbalisant, zat in deze ruimte en zag een zeer donkere negroïde man de ruimte binnen lopen. Ik herkende de man van de kopie van de paspoort van [aanvrager] (lees: [aanvrager]), welke ik van officier van justitie [betrokkene 2] ter inzage had ontvangen en bekeken. Ik herken de man niet als zijnde de man die op 24 april 2008 werd aangehouden en door mij gehoord. De ogen van de aangehouden [aanvrager] zijn normaal en die van de gedetineerde [aanvrager] puilen meer uit naar voren en zijn dus compleet anders. De aangehouden [aanvrager] heeft een donker bruine huidskleur, maar de gedetineerde [aanvrager] heeft een nog donkere huidskleur tegen de zwarte kleur aan. De aangehouden [aanvrager] heeft het uiterlijk van een Antilliaanse negroïde man en de gedetineerde [aanvrager] van een Afrikaanse.”
In het dossier van de Alkmaarse zaak bevindt zich een akte van uitreiking van 25 juni 2009 van een vonnis met parketnummer 14/702569-08 aan verzoeker met aangehecht een kopie van het paspoort van verzoeker. Een verbalisant van politie verklaart dat de door de personalia van het dit identiteitsbewijs overeenkomen met de door verdachte opgegeven personalia en dat de foto van dat identiteitsbewijs gelijkend is op de verdachte.
Voorts trof ik in dat dossier een (kopie van een) brief van 21 juli 2010, kenmerk 14/702569-08 aan de advocaat van verzoeker. Uit die brief valt af te leiden dat er opsporing is verricht naar de persoon die zich uitgeeft voor verzoeker, maar dat zulks niet tot enig resultaat heeft geleid.
8. Het aanvullend proces-verbaal van bevindingen van 17 juli 2009 onder nummer PL206A/08-058468 in de Bredase zaak is van [verbalisant 2] en houdt onder meer in: “Op vrijdag 17 juli 2009 heb ik post ontvangen vanuit de PI Lelystad met daarin de foto van de man die op dat moment gedetineerd zat met de naam [aanvrager] van [geboortedatum]. De man die ik op de foto zag, was niet dezelfde man die ik op 28 februari 2008 heb aangehouden in Oosterhout. In het HKS system van de politie staat bij de naam [aanvrager] van [geboortedatum] behalve zijn antecedenten ook een fotonummer:PL1300:07:40518. Als dit fotonummer in het FCM ingevoerd wordt, komt de foto van tevoorschijn van de man die [lees: ik] wel heb aangehouden op 28 februari 2008. In een nader proces-verbaal opgemaakt onder mutatienummer PL203K/08-091293 en dossiernummer 08-004614 op 3 april 2008 tegen [aanvrager] van [geboortedatum] wordt door verbalisant verklaard dat hij de identiteitsgegevens van de verdachte van en legitimatiebewijs heft overgenomen. Ook verklaarde de verdachte in het proces-verbaal van verhoor dat hij eerder dat jaar was aangehouden boven een restaurant in Oosterhout tijdens een poging tot diefstal. De aangehouden persoon was dus dezelfde persoon die ik, verbalisant, op 28 februari 2008 had aangehouden.”
9. Het proces-verbaal van bevindingen van 28 augustus 2009 onder nummer PL1644/08-074244 in de Haagse zaak is van [betrokkene 3] en is niet ten grondslag aan het herzieningsverzoek gelegd. Dit proces-verbaal houdt onder meer in dat van verdachte [aanvrager] geen vingerafdrukken zijn genomen en dat er ook geen foto is gemaakt, omdat er al een nog goed gelijkende foto uit 2007 beschikbaar was. Die foto is bijgevoegd. De bijgevoegde foto is niet voorzien van een nummer, maar ik stel vast dat het gaat om de foto met nummer PL130007040518 (de foto uit het geautomatiseerde systeem van de politie die blijkens de stukken in de Bredase zaak voor gezichtsvergelijkend onderzoek is gebruikt).
10. Ik heb mij nog afgevraagd of de processen-verbaal van aanhouding nog aanknopingspunten geven. Ik beschrijf daarom achtereenvolgens de vermelde personalia, vermeld als er vingerafdrukken zijn gemaakt of verwezen is naar enig identiteitsdocument of foto:
- 28 februari 2008 (Merlijn) te Oosterhout3.(PL203K/08-002908): [aanvrager] [geboortedatum] geb. [geboorteplaats], [a-straat] huis [plaats], GBA nummer [001]. Uit het proces-verbaal blijkt dat er camerabeelden zijn afgegeven waarop verdachte [aanvrager] te zien is. Bij het signalement geeft de getuige [betrokkene 4] in zijn verhoor van 28 februari 2008 te 21.20 uur als bijzonderheid op: een tand van goud of iets blinkends.
-3 april 2008 (winkelcentrum) te Waalwijk4.(PL203K/08-004614): [aanvrager] [geboortedatum] geb. [geboorteplaats], [a-straat] [plaats], BSN : [002] en GBA nummer [001]. In het kader van zijn verhoor erkent hij ook het feit van 28 februari 2008.
-19 april 2008 (insluiping juwelier5.) te Leiden (PL1644/08-074244): [aanvrager] [geboortedatum] geb. [geboorteplaats], [a-straat] HL [plaats], met aangehecht een fotokopie van de identiteitskaart van de aangehouden verdachte met daarop voormelde gegevens alsmede onder meer een foto.6.
- 24 april 2008 (Superstar) te Alkmaar (PL10 AL/08-155766): [aanvrager] [geboortedatum] geb. [geboorteplaats], [a-straat] HL [plaats]; signalement onder meer gouden tanden en gouden piercing in de linker wenkbrauw.
11. Ik wijs er op dat bij alle verhoren van verdachte na de hier aan de orde zijnde aanhoudingen de handtekeningen voor zover ik dat kan overzien grote gelijkenis vertonen. Opvallend is vooral dat de eerste vier letters van de naam [aanvrager] steeds in hoofdletters, althans grote letters worden geschreven en de overige letters van die naam niet. De handtekening op het in het kader van het herzieningsverzoek overlegde paspoort ten name van [aanvrager] (geldig van 30 januari 2006 tot 30 januari 2011) is een volledig andere.
Voorts wijs ik er op dat foto die prijkt op de registratiekaart en het pasje ter identificatie grote overeenkomst vertonen met een foto op het paspoort en de foto op een identiteitsbewijs. Deze vier foto’s waarvan mijn inziens kan worden aangenomen dat ze van verzoeker zijn wijken opvallend af van de inputfoto, de foto PL1300007040518 met de naam [aanvrager]7.en de foto PL 1300003025266 met de naam [betrokkene 1]. De verschillen zijn zo groot dat ik geen behoefte heb aan nader onderzoek. Tot enige terughoudendheid om nader onderzoek voor te stellen brengt mij ook de omstandigheid dat uit de mij ter beschikking staande stukken nergens blijkt dat van verdachte vingerafdrukken zijn afgenomen. Immers als dat zou vast staan zou eenvoudig als een extra check vergelijkend onderzoek kunnen plaatsvinden tussen de vingerafdrukken die in het kader van de opname in de penitentiaire inrichting zijn afgenomen van de gedetineerde [aanvrager] en de vingersporen van de aangehouden verdachte die zich bekend maakt als [aanvrager].
12. In het licht van de bevindingen van de politie, waaronder hetgeen is gerelateerd over aanhouding en verhoor in februari 2007 in Amsterdam, en de constateringen hierboven inzake handtekeningen en foto’s meen ik dat de drie aanvragen gegrond dienen te worden verklaard. Uit een oogpunt van doelmatigheid is er veel voor te zeggen dat de zaken niet naar verschillende Hoven worden verwezen.
13. Deze conclusie strekt ertoe dat de Hoge Raad de aanvragen gegrond zal verklaren en de zaken zal verwijzen naar een Gerechtshof, opdat de zaken op de voet van art. 472, tweede lid, Sv opnieuw zullen worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 03‑03‑2015
Zoals uit het onder 8 vermelde aanvullend proces-verbaal blijkt is dat volgens de verbalisant niet een foto van de gedetineerde [aanvrager].
De dagvaarding om op 14 mei 2008 te verschijnen voor de rechtbank Breda is op 29 februari 2008 in persoon uitgereikt voorafgaande aan de invrijheidstelling aan de aangehouden [aanvrager].
De dagvaarding om op 14 mei 2008 te verschijnen voor de rechtbank Breda is 3 april 2008 in persoon uitgereikt voorafgaande aan de invrijheidstelling aan de aangehouden [aanvrager].
Er zijn indertijd videobeelden gemaakt. Daarop is te zien is dat verdachte het pand betreedt.
Bij zijn eerste verhoor in deze zaak geeft verdachte een telefoonnummer op.
Uit het Alkmaarse dossier komt nar voren dat dat deze foto inmiddels uit het geautomatiseerde systeem van de politie is verwijderd. Kennelijk heeft de op die foto afgebeelde persoon ([betrokkene 1]?) ook indertijd al bij de politie de naam [aanvrager] opgegeven.