Einde inhoudsopgave
Burgerlijk Wetboek Boek 6
Artikel 119b [Schadevergoeding verschuldigd door overheidsinstantie bij handelstransactie]
Geldend
Geldend vanaf 16-03-2013
- Bronpublicatie:
13-12-2012, Stb. 2012, 647 (uitgifte: 18-12-2012, kamerstukken: 33171)
- Inwerkingtreding
16-03-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-12-2012, Stb. 2013, 9 (uitgifte: 10-01-2013, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
1.
De schadevergoeding, verschuldigd door een overheidsinstantie wegens vertraging in de voldoening van een geldsom, bestaat in geval van een handelsovereenkomst met een overheidsinstantie in de wettelijke rente van die som met ingang van de dag volgend op de dag die is overeengekomen als uiterste dag van betaling tot en met de dag waarop de schuldenaar de geldsom heeft voldaan. Onder overheidsinstantie wordt verstaan de Staat, een provincie, een gemeente, een waterschap of een publiekrechtelijke instelling dan wel een samenwerkingsverband van deze overheden of publiekrechtelijke instellingen als bedoeld in artikel 2 lid 2 van richtlijn nr. 2011/7 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2011 betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties (PbEU L48/11).
2.
Indien geen uiterste dag van betaling is overeengekomen, is de wettelijke rente van rechtswege verschuldigd:
- a.
vanaf 30 dagen na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de schuldenaar de factuur heeft ontvangen, of
- b.
indien de datum van ontvangst van de factuur niet vaststaat, of indien de schuldenaar de factuur ontvangt voordat hij de prestatie heeft ontvangen, vanaf 30 dagen na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de prestatie is ontvangen, of
- c.
indien de schuldenaar een termijn heeft bedongen waarbinnen hij de ontvangen prestatie kan aanvaarden dan wel kan beoordelen of deze aan de overeenkomst beantwoordt, en indien hij de factuur ontvangt voordat hij de prestatie heeft aanvaard of beoordeeld, vanaf 30 dagen na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de schuldenaar de prestatie heeft aanvaard of beoordeeld, dan wel, indien hij zich niet over goedkeuring of aanvaarding uitspreekt, vanaf 30 dagen na de aanvang van de dag volgende op die waarop de termijn verstrijkt.
3.
Telkens na afloop van een jaar wordt het bedrag waarover de wettelijke rente wordt berekend, vermeerderd met de over dat jaar verschuldigde rente.
4.
De termijn bedoeld in lid 2 onder c bedraagt niet meer dan 30 dagen vanaf de datum van ontvangst van de prestatie, tenzij partijen uitdrukkelijk een langere termijn in de overeenkomst en aanbestedingsdocumenten opnemen en deze termijn niet kennelijk onbillijk is jegens de schuldeiser, mede gelet op:
- a.
de vraag of de schuldenaar objectieve redenen heeft om af te wijken van de 30 dagen termijn;
- b.
de aard van de prestatie; en
- c.
elke aanmerkelijke afwijking van goede handelspraktijken.
5.
Bij overeenkomst kan niet van een uiterste dag van betaling van ten hoogste 30 dagen, overeenkomstig het tweede lid, worden afgeweken, tenzij partijen uitdrukkelijk een langere termijn van betaling in de overeenkomst opnemen en de bijzondere aard of eigenschappen van de overeenkomst dit objectief rechtvaardigen. De betalingstermijn bedraagt in dat geval ten hoogste 60 dagen.
6.
Geen wettelijke rente is verschuldigd wanneer de schuldeiser zelf in verzuim is.
7.
De wettelijke rente is verschuldigd behalve voor zover de vertraging niet aan de schuldenaar kan worden toegerekend.
8.
Voor de toepassing van dit artikel wordt met de wettelijke rente gelijkgesteld een hogere overeengekomen rente.