ABRvS, 02-11-2016, nr. 201600964/1/A3
ECLI:NL:RVS:2016:2857
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
02-11-2016
- Zaaknummer
201600964/1/A3
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2016:2857, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 02‑11‑2016; (Hoger beroep)
Uitspraak 02‑11‑2016
Inhoudsindicatie
Bij onderscheiden besluiten van 30 maart 2015 heeft de korpschef op verzoeken van [wederpartij sub 1] en [wederpartij sub 2] om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) een aantal documenten verstrekt.
201600964/1/A3.
Datum uitspraak: 2 november 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de korpschef van politie,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 21 januari 2016 in zaak nr. 15/1745 in het geding tussen:
1. [wederpartij sub 1], wonend te [woonplaats],
2. [wederpartij sub 2], wonend te [woonplaats],
en
de korpschef.
Procesverloop
Bij onderscheiden besluiten van 30 maart 2015 heeft de korpschef op verzoeken van [wederpartij sub 1] en [wederpartij sub 2] om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) een aantal documenten verstrekt.
Bij besluit van 17 juni 2015 heeft de korpschef de daartegen door [wederpartij sub 1] en [wederpartij sub 2] gemaakte bezwaren niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 21 januari 2016 heeft de rechtbank het daartegen door [wederpartij sub 1] en [wederpartij sub 2] ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 17 juni 2015 vernietigd en de korpschef opgedragen een nieuw besluit op de gemaakte bezwaren te nemen met inachtneming van hetgeen in haar uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de korpschef hoger beroep ingesteld.
[wederpartij sub 1] en [wederpartij sub 2] hebben een verweerschrift ingediend.
Bij besluit van 5 april 2016 heeft de korpschef de bezwaren opnieuw niet-ontvankelijk verklaard.
[wederpartij sub 1] en [wederpartij sub 2] onderscheidenlijk de korpschef hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op 3 oktober 2016 ter zitting aan de orde gesteld.
Overwegingen
1. De korpschef betoogt in zijn nader stuk van 7 september 2016 onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 8 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1585, dat de rechtbank ten onrechte niet heeft geoordeeld dat [wederpartij sub 1] en [wederpartij sub 2] en hun [gemachtigde] in deze zaak misbruik van recht hebben gemaakt.
2. In de uitspraak van 8 juni 2016 was een bij de korpschef ingediend Wob-verzoek aan de orde waarin om documenten over een bijgevoegde boetebeschikking werd gevraagd. De Wob-verzoeken in deze zaak komen grotendeels overeen met dat verzoek. Alleen zijn geen boetebeschikkingen bijgevoegd, maar de nummers van boetebeschikkingen vermeld. De overige feiten en omstandigheden op grond waarvan de Afdeling in die uitspraak tot het oordeel is gekomen dat sprake is van misbruik van de bevoegdheid tot het indienen van een Wob-verzoek en het instellen van beroep, waaronder de omstandigheid dat [gemachtigde] ermee bekend was dat artikel 7:18, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) specifiek voor belanghebbende voorziet in een recht om hangende administratief beroep de op de zaak betrekking hebbende stukken op te vragen bij het bestuursorgaan, doen zich ook in deze zaak voor. Hieruit volgt dat ook in deze zaak sprake is van dergelijk misbruik door [wederpartij sub 1], [wederpartij sub 2] en [gemachtigde]. Voor zover [wederpartij sub 1] en [wederpartij sub 2] in hun verweerschrift aanvoeren dat via artikel 7:18 van de Awb niet alle verlangde stukken zijn te verkrijgen, doet dit niet aan het voorgaande af. Voor zover documenten een rol kunnen spelen bij de bestrijding van de opgelegde boete, maakt de noodzaak erover te beschikken voor een correcte beoordeling van de boete immers deel uit van de beoordeling van de boete in administratief beroep of bij de bevoegde rechter en kan deze noodzaak zo nodig in die procedure aan de orde worden gesteld.
Het betoog slaagt.
3. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
4. Bij het besluit van 5 april 2016 heeft de korpschef, gevolg gevend aan de uitspraak van de rechtbank, opnieuw beslist op de door [wederpartij sub 1] en [wederpartij sub 2] gemaakte bezwaren. Nu dit besluit is genomen ter uitvoering van de uitspraak van de rechtbank, is door de vernietiging van die uitspraak de grondslag aan dat besluit komen te ontvallen, zodat het reeds daarom, voor zover dat besluit ziet op de door [wederpartij sub 1] en [wederpartij sub 2] gemaakte bezwaren tegen de besluiten van 30 maart 2015, dient te worden vernietigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 21 januari 2016 in zaak nr. 15/1745;
III. verklaart het in die zaak ingestelde beroep niet-ontvankelijk;
IV. vernietigt het besluit van de korpschef van politie van 5 april 2016, kenmerk 15plb20852, 1641173 [wederpartij sub 1], 15plb20617, 15plb20652, 1660349/ [wederpartij sub 2], 15plb20601, 15plb20653, 15plb20162, 15plb20133, 15plb20222, 14plb22033, 14plb22226, 3395 ([gemachtigde]), 15plb20688, 15plb20212, 15plb20240, 1638347, [persoon A] ([gemachtigde]) 1660349 / [wederpartij sub 2] 15plb20601 ([gemachtigde]), 16plb20002, 16plb20347 (verkeersWobs) Documenten 3955/ [persoon B] 16plb20208, 16plb20606 (verkeersWobs), voor zover dat besluit ziet op de door [wederpartij sub 1] en [wederpartij sub 2] gemaakte bezwaren tegen de besluiten van de korpschef van 30 maart 2015.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzitter, en mr. B.P. Vermeulen en mr. A.B.M. Hent, leden, in tegenwoordigheid van mr. T. Hartsuiker, griffier.
w.g. Borman w.g. Hartsuiker
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 november 2016
620.