Einde inhoudsopgave
Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen
Artikel 6 [Uitsluitingsgronden]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-01-2023
- Bronpublicatie:
08-11-2023, Stb. 2023, 417 (uitgifte: 21-11-2023, kamerstukken: 36415)
- Inwerkingtreding
01-01-2024, terugwerkend tot: 01-01-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-11-2023, Stb. 2023, 437 (uitgifte: 05-12-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Algemeen
Sociale zekerheid algemeen / Algemeen
1.
Geen recht op uitkering ontstaat, zolang het bedrijf of beroep door de zelfstandige en de echtgenoot niet is beëindigd.
2.
Geen recht op uitkering heeft de gewezen zelfstandige die:
- a.
zelf dan wel van wie de echtgenoot de arbeid in bedrijf of beroep hervat of aanvangt;
- b.
buiten Nederland woont of aldaar anders dan tijdelijk verblijf houdt;
- c.
niet rechtmatig verblijf houdt in de zin van artikel 8, onder a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000;
- d.
rechtens zijn vrijheid is ontnomen;
- e.
zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel;
- f.
onbetaald verlof geniet als bedoeld in artikel 1, onderdeel g, van de Werkloosheidswet of die met die persoon gehuwd is, ter hoogte van het bedrag van het verlies van inkomen uit arbeid als gevolg van het genieten van dat verlof, tenzij belanghebbende alleenstaande ouder is en hij verlof geniet als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Wet arbeid en zorg;
- g.
de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, heeft bereikt;
- h.
een uitreiziger is.
3.
Geen recht op uitkering heeft de echtgenoot, indien ten aanzien van deze, dan wel ten aanzien van de gewezen zelfstandige zich een omstandigheid voordoet als omschreven in het tweede lid. Indien zich ten aanzien van de echtgenoot een omstandigheid voordoet als omschreven in het tweede lid, onderdelen b, c, d, e en h, wordt de gewezen zelfstandige aangemerkt als alleenstaande.
4.
Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat hier te lande verblijvende vreemdelingen, anders dan die bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000 recht op uitkering hebben, onverminderd de overige vereisten voor dat recht:
- a.
ter uitvoering van een verdrag dan wel een besluit van een volkenrechtelijke organisatie, of
- b.
vreemdelingen die, na rechtmatig verblijf te hebben gehouden in de zin van artikel 8, onder a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000, rechtmatig in Nederland verblijf hebben als bedoeld in artikel 8, onder g of h, van de Vreemdelingenwet 2000.
5.
Het tweede lid, onderdeel d, is niet van toepassing op bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorieën personen waarbij tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel plaatsvindt buiten een penitentiaire inrichting, een instelling voor verpleging van ter beschikking gestelden, of een inrichting als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen. Het tweede lid, onderdelen d en e, is niet van toepassing op de persoon aan wie rechtens zijn vrijheid is ontnomen op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg of de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten.