HR, 10-09-2010, nr. 10/00377
ECLI:NL:HR:2010:BM7809
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
10-09-2010
- Zaaknummer
10/00377
- Conclusie
Mr. Wuisman
- LJN
BM7809
- Vakgebied(en)
Insolventierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2010:BM7809, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 10‑09‑2010; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BM7809
ECLI:NL:PHR:2010:BM7809, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑06‑2010
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2010:BM7809
- Wetingang
art. 81 Wet op de rechterlijke organisatie
- Vindplaatsen
Uitspraak 10‑09‑2010
Inhoudsindicatie
WSNP. Beëindiging toepassing schuldsaneringsregeling zonder schone lei (81 RO).
10 september 2010
Eerste Kamer
10/00377
DV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Verzoeker 1],
2. [Verzoekster 2],
beiden wonende te [woonplaats],
VERZOEKERS tot cassatie,
advocaat: mr. R.T.R.F. Carli.
Verzoekers tot cassatie zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] c.s.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaken met de insolventienummers 06/652 R en 06/653 R van de rechtbank Breda van 30 september 2009,
b. het arrest in de zaak HV 200.044.849/01 van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 20 januari 2010.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben [verzoeker] c.s. beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 10 september 2010.
Conclusie 11‑06‑2010
Mr. Wuisman
Partij(en)
CONCLUSIE inzake :
[Verzoeker 1] en [Verzoekster 2],
verzoekers tot cassatie,
advocaat: mr. R.Th.R.F. Carli.
1. Voorgeschiedenis
Op ieder van de verzoekers tot cassatie is door de rechtbank Breda bij vonnis d.d. 18 juli 2006 de schuldsaneringsregeling van toepassing verklaard.
Bij vonnis d.d. 30 september 2009 heeft de rechtbank, na verzoekers tot cassatie en de bewindvoerder op 23 september 2009 te hebben gehoord, de schuldsaneringsregeling conform het advies van de bewindvoerder beëindigd zonder verlening van ‘een schone lei’. Naar het oordeel van de rechtbank zijn verzoekers tot cassatie gedurende de periode dat de schuldsaneringsregeling van kracht was toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de sollicitatieplicht. Zij zijn, zo stelt de rechtbank vast, meer malen op die plicht gewezen.
Bij een beroepschrift van 7 oktober 2009 zijn verzoekers tot cassatie van het vonnis in hoger beroep gegaan bij het hof 's‑Hertogenbosch. Het verzoekschrift eindigt met het verzoek primair om de schuldsaneringsregeling te beëindigen onder verlening van een schone lei, subsidiair om de regeling te verlengen met één jaar of althans met een door het hof in goede justitie te bepalen termijn.
Het hof hoort op 8 januari 2010 verzoekers tot cassatie, die daarbij worden bijgestaan door een advocaat, en een kantoorgenoot van de bewindvoerder. Op 20 januari 2010 volgt het arrest, waarin het bestreden vonnis wordt bekrachtigd. Ook het hof komt tot de slotsom dat verzoekers tot cassatie gedurende de periode dat de schuldsaneringsregeling van kracht was toerekenbaar tekort zijn geschoten in de naleving van de sollicitatieverplichting. Voor verlenging van de regeling ziet het hof evenmin aanleiding. Verzoekers tot cassatie hebben, gelet op het verloop van de regelingen sedert 18 juli 2009 — de bewindvoerder heeft wederom geen sollicitatiestukken ontvangen —, niet aannemelijk gemaakt dat zij genoemde verplichting zullen nakomen.
Met een verzoekschrift dat op 28 januari 2010 bij de griffie van de Hoge Raad is binnengekomen, zijn verzoekers tot cassatie van het arrest van het hof in cassatie gekomen.
2. Bespreking van de cassatiemiddelen
2.1
Er worden twee cassatiemiddelen voorgedragen. Aan beide middelen ligt ten grondslag dat verzoekers tot in ieder geval het voorjaar 2009 niet hebben begrepen dat op hen in het kader van de schuldsaneringsregeling een sollicitatieplicht rustte en dat als gevolg van het feit dat de bewindvoerder heeft nagelaten om met verzoekers tot cassatie via een tolk te communiceren. Deze omstandigheid kan meebrengen, zo wordt gesteld, dat de door verzoekers tot cassatie gemaakte fout hen niet in voldoende mate kan worden verweten.
2.2
Op genoemde omstandigheid is niet eerder een beroep gedaan. Omdat de vaststelling van de juistheid van de omstandigheid een waardering van feitelijke aard vergt, kan zij niet voor het eerst in cassatie worden opgevoerd. Dit betekent dat de cassatiemiddelen reeds stranden, omdat zij op een niet deugdelijke feitelijke grondslag stoelen.
2.3
In verband met cassatiemiddel II wordt nog aanvullend het volgende opgemerkt. Gesteld wordt dat verzoekers tot cassatie vanaf april 2009 aan de hen opgelegde plicht (vier sollicitaties per maand) voldeden. Het hof heeft aan het slot van rov. 3.5.4 vastgesteld dat als onbetwist vaststaat, dat na juni 2009 de bewindvoerder geen sollicitatiestukken heeft ontvangen. Daarmee geeft het hof te kennen dat niet kan worden aangenomen dat verzoekers tot cassatie na juni 2009 aan hun sollicitatieplicht hebben voldaan. Dat dit oordeel onjuist of onbegrijpelijk is, wordt in het kader van cassatiemiddel II niet aangetoond. Dit betekent dat cassatiemiddel II ook op een ondeugdelijke grondslag berust, voor zover het middel stoelt op de stelling dat verzoekers tot cassatie vanaf april 2009 aan de hen opgelegde plicht (vier sollicitaties per maand) voldeden. Het hof heeft dit laatste hooguit mogelijk geacht voor de periode april tot en met juni 2009.
3. Conclusie
De conclusie strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden