Einde inhoudsopgave
Regeling windenergie op zee 2016
Artikel 5
Geldend
Geldend vanaf 15-09-2016
- Bronpublicatie:
01-07-2016, Stcrt. 2016, 35873 (uitgifte: 08-07-2016, regelingnummer: WJZ/16097774)
- Inwerkingtreding
15-09-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-07-2016, Stcrt. 2016, 35873 (uitgifte: 08-07-2016, regelingnummer: WJZ/16097774)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Energie
Energierecht / Energieopwekking
1.
De minister beslist in ieder geval afwijzend op een aanvraag indien:
- a.
uit de financiële onderbouwing, bedoeld in artikel 56, tweede lid, onderdeel e, van het besluit blijkt dat de omvang van het eigen vermogen van de aanvrager kleiner is dan 10% van de totale investeringskosten voor de desbetreffende productie-installatie of, in geval van een gecombineerde aanvraag, voor beide productie-installaties tezamen;
- b.
niet tijdig een aanvraag is ingediend als bedoeld in artikel 20, eerste lid, van de Wet windenergie op zee;
- c.
de aanvraag niet voldoet aan de criteria, gesteld bij of krachtens artikel 14, eerste lid, onderdeel d of f, of tweede lid van de Wet windenergie op zee.
2.
Indien een aanvrager meerdere aanvragen voor een kavel indient, beslist de minister afwijzend op alle aanvragen van die aanvrager voor de desbetreffende kavel. Indien een aanvrager meerdere gecombineerde aanvragen indient, beslist de minister afwijzend op alle gecombineerde aanvragen van die aanvrager.
3.
Op verzoek van de aanvrager wordt voor het bepalen van de omvang van het eigen vermogen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, meegerekend:
- a.
indien de aanvrager een samenwerkingsverband is, de eigen vermogens van de deelnemers aan het samenwerkingsverband;
- b.
indien de subsidie-aanvrager of een deelnemer aan een samenwerkingsverband een dochteronderneming is, het overige eigen vermogen van de moederonderneming indien de moederonderneming daar schriftelijk mee instemt.
4.
Voor de bepaling van de omvang van het eigen vermogen overeenkomstig het derde lid, wordt het eigen vermogen van een deelnemer aan een samenwerkingsverband of van een moederonderneming meegerekend in het eigen vermogen van ten hoogste twee subsidie-aanvragers. Indien het eigen vermogen van dezelfde entiteit op grond van het derde lid voor de aanvragen van meer dan twee subsidie-aanvragers zou worden meegerekend, wordt dat eigen vermogen bij alle aanvragen buiten beschouwing gelaten.