NJB 2019/1446
Voordeelsontneming en het ontbreken van rechtsmacht ten aanzien van ‘andere strafbare feiten’ zoals bedoeld in art. 36e lid 3 Sr: wat betreft het misdrijf ter zake waarvan deze bepaling een veroordeling vereist, geldt dat overeenkomstig art. 2-8d Sr de Nederlandse strafwet op dat misdrijf toepasselijk moet zijn. Op grond van de veroordeling die in de daarop betrekking hebbende strafzaak wegens dat misdrijf is uitgesproken, staat in de ontnemingsprocedure vast dat aan dat vereiste is voldaan. Ondertussen is er geen steun in het recht voor de opvatting dat in een ontnemingsmaatregel als bedoeld in art. 36e lid 3 Sr geen voordeel kan worden betrokken dat is verkregen uit ‘andere strafbare feiten’ ten aanzien waarvan rechtsmacht in Nederland ontbreekt
HR 11-06-2019, ECLI:NL:HR:2019:909
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
11 juni 2019
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, M.J. Borgers en A.E.M. Röttgering
- Zaaknummer
17/01941
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Sancties
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:909, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 11‑06‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:390, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑04‑2019
- Wetingang
(art. 36e Sr)
Essentie
Voordeelsontneming en het ontbreken van rechtsmacht ten aanzien van ‘andere strafbare feiten’ zoals bedoeld in art. 36e lid 3 Sr: wat betreft het misdrijf ter zake waarvan deze bepaling een veroordeling vereist, geldt dat overeenkomstig art. 2-8d Sr de Nederlandse strafwet op dat misdrijf toepasselijk moet zijn. Op grond van de veroordeling die in de daarop betrekking hebbende strafzaak wegens dat misdrijf is uitgesproken, staat in de ontnemingsprocedure vast dat aan dat vereiste is voldaan. Ondertussen is er geen steun in het recht voor de opvatting dat in een ontnemingsmaatregel als bedoeld in art. 36e lid 3 Sr geen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.