Hof Arnhem, 11-06-2008, nr. 200.004.313
ECLI:NL:GHARN:2008:BD9745
- Instantie
Hof Arnhem
- Datum
11-06-2008
- Zaaknummer
200.004.313
- LJN
BD9745
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARN:2008:BD9745, Uitspraak, Hof Arnhem, 11‑06‑2008; (Hoger beroep)
Uitspraak 11‑06‑2008
Inhoudsindicatie
Uithuisplaatsing in gesloten jeugdzorg, art 29b WJZ; verklaring inhoudend instemming van een gedragswetenschapper is niet overgelegd.
Partij(en)
11 juni 2008
Familiekamer
Zaaknummer 200.004.313
G E R E C H T S H O F T E A R N H E M
Beschikking
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats], thans verblijvende te Groningen,
verzoeker, verder te noemen “[verzoeker]”,
procureur mr. R.E.F. Bergwerf Bok,
tegen
stichting William Schrikker Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam,
verweerster, verder te noemen “de stichting”.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Arnhem van 16 januari 2008, uitgesproken onder zaak/rekestnummer 164035 / JE RK 07-17143.
2. Het geding in hoger beroep
2.1
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 7 april 2008, is [verzoeker] in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking. [verzoeker] verzoekt het hof die beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende te bepalen dat zijn uithuisplaatsing met onmiddellijke ingang, al dan niet met terugwerkende kracht, althans per 17 april 2008, althans met ingang van een door het hof te bepalen datum wordt beëindigd, met verzoek deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
2.2
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 29 april 2008, heeft de stichting het verzoek in hoger beroep van [verzoeker] bestreden. De stichting verzoekt het hof [verzoeker] in zijn verzoek niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel dat verzoek af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 5 juni 2008 plaatsgevonden. [verzoeker] is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn procureur. Namens de stichting zijn [...], vervangend gezinsvoogd, en [...], inhoudelijk manager, verschenen en namens de Raad voor de Kinderbescherming (verder te noemen “de raad”) is [...] verschenen. Tevens zijn [de vader] (verder te noemen “de vader”) en [de moeder] (verder te noemen “de moeder”) verschenen.
2.4
Het hof heeft kennis genomen van de overige stukken, waaronder een brief met bijlage van 30 mei 2008 van de stichting. De bijlage betreft het onder 3.8 te noemen indicatiebesluit. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben de raad en mr. Bergwerf Bok de beschikking gekregen over dit stuk en daarvan kennisgenomen.
3. De vaststaande feiten
3.1
[verzoeker] is op [geboortedatum] 1991 geboren.
Het gezin van de vader en de moeder bestaat voorts uit:
- -
[kind 2], op [geboortedatum] 1993;
- -
[kind 3], op [geboortedatum] 1996;
- -
[kind 4], [geboortedatum] 1998;
- -
[kind 5], op [geboortedatum] 2001.
De vader en de moeder oefenen gezamenlijk het gezag uit over de kinderen.
3.2
Bij beschikking van 22 januari 2003 heeft de kinderrechter in de rechtbank Arnhem [verzoeker] onder toezicht gesteld van de stichting, welke ondertoezichtstelling nadien is verlengd, laatstelijk bij de bestreden beschikking voor de duur van één jaar, met ingang van 22 januari 2008.
3.3
Bij beschikking van 22 januari 2003 heeft de kinderrechter in de rechtbank Arnhem de stichting gemachtigd [verzoeker] uit huis te plaatsen voor de duur van één jaar.
3.4
In de periode van februari 2003 tot en met 27 juni 2003 was [verzoeker] geplaatst in jeugdhuis de Enk te Apeldoorn (verder te noemen “De Enk”). [verzoeker] keerde op 27 juni 2003 terug naar huis. Op 28 juli 2003 is [verzoeker] geplaatst in crisisgroep Het Anker te Enschede.
3.5
Bij beschikking van 22 januari 2004 heeft de kinderrechter in de rechtbank Arnhem de termijn van de machtiging tot uithuisplaatsing van [verzoeker] verlengd.
3.6
Op enig moment is [verzoeker] weer thuis komen wonen. Op 13 oktober 2004 is [verzoeker] opnieuw uit huis geplaatst. Deze crisisuithuisplaatsing is op 7 maart 2005 beëindigd, waarna [verzoeker] weer is teruggekeerd naar huis.
3.7
Bij beschikking van 25 mei 2007 heeft de kinderrechter in de rechtbank Arnhem de stichting gemachtigd [verzoeker] uit huis te plaatsen in een justitiële jeugdinrichting voor de duur van vijf maanden, welke uithuisplaatsing bij beschikking van 20 november 2007 is verlengd met ingang van 25 november 2007 tot 22 januari 2008.
3.8
De stichting heeft op 22 mei 2008 een indicatiebesluit genomen als bedoeld in artikel 6 lid 1 van de Wet op de jeugdzorg (verder te noemen “WJZ”).
3.9
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank Arnhem op 3 december 2007, heeft de stichting de rechtbank verzocht:
- 1.
de ondertoezichtstelling van [verzoeker] te verlengen voor de duur van één jaar;
- 2.
een machtiging uithuisplaatsing gedurende dag en nacht te verlenen voor plaatsing van
[verzoeker] in een justitiële jeugdinrichting voor de duur van één jaar, met ingang van 22 januari
2008 tot 22 januari 2009;
- 3.
de te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.10
Bij de bestreden -uitvoerbaar bij voorraad verklaarde- beschikking heeft de kinderrechter, voor zover hier van belang, de termijn van de machtiging tot uithuisplaatsing van [verzoeker] in een justitiële jeugdinrichting verlengd voor de duur van één jaar, met ingang van 22 januari 2008 tot uiterlijk 22 januari 2009.
3.11
[verzoeker] is op 25 mei 2007 geplaatst in justitiële jeugdinrichting Het Poortje te Groningen, aanvankelijk op basis van een strafrechtelijke titel en met ingang van 30 juni 2007 op basis van een civielrechtelijke titel.
4. De motivering van de beslissing
4.1
Ingevolge artikel 29a WJZ is [verzoeker] ontvankelijk in zijn hoger beroep.
4.2
Zoals uit het voorgaande blijkt bevindt [verzoeker] zich met ingang van 30 juni 2007 in de justitiële jeugdinrichting Het Poortje op basis van een machtiging uithuisplaatsing op grond van artikel 1:261 lid 5 BW.
4.3
Tot 1 januari 2008 werd een machtiging tot plaatsing in een justitiële jeugdinrichting ingevolge artikel 1:261 lid 5 BW slechts verleend indien zij was vereist wegens ernstige gedragsproblemen van de minderjarige.
4.4
Met ingang van 1 januari 2008 is in werking getreden de Wet van 20 december 2007, houdende wijziging van de Wet op de jeugdzorg met betrekking tot jeugdzorg waarop aanspraak bestaat ingevolge de wet in gesloten setting (gesloten jeugdzorg) (Staatsblad 2007, nrs. 578 en 579). Ingevolge artikel VII lid 2 van deze wet geldt een machtiging als bedoeld in artikel 1:261 lid 5 BW, verleend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, met ingang van dat tijdstip als machtiging als bedoeld in artikel 29b WJZ. Nu [verzoeker] als gevolg van deze wetswijziging sinds 1 januari 2008 op grond van artikel 29b van de Wet op de jeugdzorg, juncto artikel 1, sub e, van de Regeling aanwijzing accommodaties voor gesloten jeugdzorg (Besluit van de Minister voor Jeugd en Gezin en de Minister van Justitie van 19 december 2007, Staatscourant 21 december 2007, nr. 248, p. 248), in de accommodatie voor gesloten jeugdzorg verblijft, moet het, mede gelet op de Memorie van Toelichting bij het hiervoor genoemde artikel VII lid 2 (TK, 2005-2006, 30664, nr. 3, p. 32), ervoor worden gehouden dat het de bedoeling van de wetgever is dat het hoger beroep op de grondslag van (het nieuwe) artikel 29b WJZ zal worden beoordeeld.
4.5
Ingevolge artikel 29b lid 1 WJZ kan de kinderrechter op verzoek een machtiging verlenen om een jeugdige in een accommodatie als bedoeld in artikel 29k WJZ, het daarbij behorende terrein daaronder begrepen, te doen opnemen en te doen verblijven, ongeacht of de jeugdige daarmee instemt. Ingevolge artikel 29b lid 2 WJZ kan een machtiging voor een jeugdige die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt slechts worden verleend indien:
- a.
de jeugdige onder toezicht is gesteld,
- b.
de voogdij over de jeugdige berust bij een stichting, of
- c.
degene die, anders dan bedoeld onder b, het gezag over hem uitoefent, met de opneming en het verblijf instemt.
Het voorgaande geldt ook voor een verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een jeugdige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg.
4.6
Een machtiging kan ingevolge artikel 29b lid 3 WJZ bovendien slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter de jeugdige ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen heeft die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan de zorg die hij nodig heeft zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken. Ingevolge artikel 29b lid 4 WJZ kan een machtiging voorts slechts worden verleend indien de betrokken stichting een besluit als bedoeld in artikel 6 lid 1 WJZ heeft genomen, dat strekt tot verblijf niet zijnde verblijf bij een pleegouder, en heeft verklaard dat zich een geval als bedoeld in het derde lid van artikel 29b WJZ voordoet. Deze verklaring behoeft ingevolge artikel 29b lid 5 WJZ de instemming van een gedragswetenschapper, behorende tot een bij regeling van Onze Ministers aangewezen categorie, die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht.
4.7
In het aan het hof ter beschikking gestelde dossier bevindt zich geen inhoudelijke rapportage over [verzoeker] op grond waarvan getoetst kan worden aan het hiervoor genoemde criterium van artikel 29b leden 2, 3 en 4 WJZ. Uit de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen begrijpt het hof dat er kennelijk in 2003 op verzoek van De Enk een persoonlijkheids- en psychodiagnostisch onderzoek is verricht ten aanzien van [verzoeker]. Dit onderzoeksrapport is echter niet door de stichting in het geding is gebracht. Voorts heeft de stichting geen instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper overgelegd, waardoor niet is voldaan het vereiste van artikel 29b lid 5 WJZ. Weliswaar heeft de stichting een hulpverleningsplan met bijlagen van 7 oktober 2007 en een competentielijst van 17 maart 2008 van Het Poortje in het geding gebracht, echter deze stukken kunnen naar het oordeel van het hof niet worden gelijkgesteld met de instemming van een gedragswetenschapper als bedoeld in genoemd artikel. Reeds op grond van het voorgaande moet worden geconcludeerd dat niet aan de wettelijke vereisten voor de verlenging van een machtiging tot uithuisplaatsing van een jeugdige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg is voldaan. De grief van [verzoeker] waarin hij aanvoert dat niet is voldaan aan het instemmingsvereiste van artikel VII van de wijzigingswet WJZ behoeft dan ook geen bespreking.
4.8
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling is gebleken dat [verzoeker] vanaf juni 2007 op civielrechtelijke basis in justitiële jeugdinrichting Het Poortje verblijft, terwijl de stichting al meer dan een half jaar van mening is dat dit niet de meest geschikte plek voor hem is en dat hij zo spoedig mogelijk moet worden overgeplaatst naar een orthopedagogische setting. Inmiddels is [verzoeker] aangemeld voor een behandelplek in de orthopsychiatrische instelling Rentray in Rekken, echter de stichting kon ook ter gelegenheid van de mondelinge behandeling niet aangeven wanneer die plaatsing geëffectueerd kan worden, noch aangeven wanneer daarover duidelijkheid kan worden geboden.
4.9
Gelet op het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking vernietigen, het oorspronkelijke verzoek afwijzen en de uithuisplaatsing met ingang van heden beëindigen.
5. De beslissing
Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Arnhem van 16 januari 2008, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en opnieuw beschikkende:
wijst het verzoek van de stichting af;
beëindigt de uithuisplaatsing van [verzoeker] met ingang van heden;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Ter Veer, Mens en Van den Dungen, bijgestaan door mr. Mul als griffier, is bij afwezigheid van de voorzitter en de oudste raadsheer ondertekend door de jongste raadsheer en is op 11 juni 2008 uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van de griffier.