Rb. Rotterdam, 17-04-2013, nr. C/11/99676 / HA ZA 12-2200
ECLI:NL:RBROT:2013:BZ8348
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
17-04-2013
- Zaaknummer
C/11/99676 / HA ZA 12-2200
- LJN
BZ8348
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2013:BZ8348, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 17‑04‑2013; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 17‑04‑2013
Inhoudsindicatie
Beheer van groot vermogen voor de oude dame door onbeperkt gevolmachtigde (gedaagde). Gedaagde moet rekening en verantwoording afleggen, stukken overleggen en het aan zichzelf betaalde bedrag als onverschuldigd betaald, teruggeven.
Partij(en)
RECHTBANK ROTTERDAM
Team handel
zaaknummer: C/11/99676 / HA ZA 12-2200
vonnis van 17 april 2013 (bij vervroeging)
in de zaak van
[eiseres],
wonende te ’s-Gravendeel (gemeente Binnenmaas),
oorspronkelijk eiseres,
advocaat mr. A. Dunsbergen,
tegen
[Gedaagde]
wonende te Numansdorp (gemeente Cromstrijen),
oorspronkelijk gedaagde,
advocaat: mr. R.M.J.M. de Bok.
Partijen worden hieronder aangeduid als [eiseres] en [gedaagde].
1. Het procesverloop
De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
dagvaarding van 15 februari 2012,
verstek (tussen)vonnis van 28 maart 2012,
akte wijziging van eis (aan [gedaagde] betekend bij exploot van 12 april 2012),
verstekvonnis van 23 mei 2012,
verzetdagvaarding van 17 juli 2012,
vonnis van 12 september 2012 waarin een comparitie van partijen is gelast,
brief d.d. 7 januari 2013 van de griffier aan partijen waarin stukken voor de comparitie worden opgevraagd,
proces-verbaal van de op 19 maart 2013 gehouden comparitie van partijen,
de door [eiseres] overgelegde producties.
2. De vaststaande feiten
2.1
[eiseres] is weduwe. Haar echtgenoot, die voormalig akkerbouwer was, verzorgde tot zijn overlijden op 22 mei 2005 de financiële zaken. Daarna heeft haar zoon, tot zijn overlijden door een ongeval op 29 december 2009, de financiële zaken voor zijn moeder geregeld.
2.2
Op 85 jarige leeftijd heeft [eiseres] [gedaagde], die een vriend van haar overleden zoon was, op 11 januari 2010 gemachtigd om haar te vertegenwoordigen. De door [gedaagde] opgestelde tekst van de schriftelijke onderhandse volmacht van 11 januari 2010 houdt, voor zover thans van belang, het volgende in:
(…)[eiseres] (…) weduwe van [eiseres], verklaart (…) volmacht te verlenen aan (…)
[gedaagde] (…)
- A.
om alle tegenwoordige en toekomstige zaken, goederen en belangen van ondergetekende te beheren en waar te nemen, voor al haar tegenwoordige en toekomstige rechten op te komen en deze uit te oefenen en ondergetekende bij alles te vertegenwoordigen; (…)
om gelden ter leen te geven (…)
voorgaande opsomming heeft niet ten doel enige andere bevoegdheid, welke dan ook, uit te sluiten;
- B.
om ondergetekende specifiek te vertegenwoordigen bij al haar belangen die zij heeft in het kader van de afhandeling van de nalatenschap van haar zoon (…) waaronder haar belangen als vruchtgebruikster, als schuldenaar of als schuldeiser alles in de meest ruime zin van het woord, waaronder in dit verband derhalve ook specifiek hetgeen als hiervoor onder A. is vermeld. (…)
2.3
Op 6 januari 2012 heeft [eiseres] ten overstaan van mr. G. Schilperoord, notaris te Oud-Beijerland verklaard dat zij alle volmachten aan [gedaagde] heeft ingetrokken. Notaris Schilperoord heeft [gedaagde] bij brief van 10 januari 2012 op de hoogte gebracht van de intrekking van de volmachten.
2.4
In de periode van 11 januari 2010 tot 11 januari 2012 heeft [gedaagde] verschillende bedragen, in totaal € 236.027,50, van de bankrekeningen van [eiseres] overgemaakt naar zijn eigen bankrekening.
2.5
Op 6 mei 2011 heeft [gedaagde] een bedrag van € 1.250.000,-- overgemaakt aan de Stichting Maasvogel. Aan deze overschrijving ligt een schriftelijke, door [eiseres] en [gedaagde] ondertekende geldleningsovereenkomst ten grondslag. Er is een rente van € 23.000,-- per jaar bedongen en de hoofdsom dient tien jaar na het sluiten van de overeenkomst geheel te worden terugbetaald. Er zijn geen zekerheden ten behoeve van [eiseres] bedongen.
Stichting Maasvogel heeft het door haar geleende bedrag weer uitgeleend aan [betrokkene 1] (verder: [betrokkene 1]), die dit bedrag heeft aangewend voor de aankoop van onroerende zaken uit de nalatenschap van de zoon van [eiseres]. [betrokkene 1] heeft Stichting Maasvogel tot zekerheid een een recht van tweede hypotheek verleend.
3. De vordering
De vordering
[eiseres] vordert, na wijziging van eis, dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
- I.
[gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling aan [eiseres] van € 236.027,50 met wettelijke rente;
- II.
[gedaagde] wordt bevolen om binnen zeven dagen na betekening van het vonnis rekening en verantwoording af te leggen over het door hem gevoerde beleid c.q. beheer over de periode van 11 januari 2010 t/m 11 januari 2012 ten aanzien van het vermogen van [eiseres], zoals verder omschreven in de dagvaarding, met dwangsommen,
- III.
[gedaagde] wordt veroordeeld om de in de dagvaarding omschreven bescheiden te verstrekken met dwangsommen,
- IV.
wordt verklaard voor recht dat [gedaagde] aansprakelijk is voor alle door [eiseres] geleden schade als gevolg van de geldleningsovereenkomst in het kader waarvan [gedaagde] als gevolmachtigde van [eiseres] aan de Stichting Maasvogel een bedrag van € 1.250.000,-- ter leen heeft verstrekt, althans voor alle door [eiseres] geleden schade als gevolg van de betaling die [gedaagde] aan de Stichting Maasvogel heeft gedaan tot een bedrag van € 1.250.000,-- welke schade moet worden opgemaakt bij staat,
met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
Aan haar vorderingen legt [eiseres] het volgende ten grondslag.
Ad I [gedaagde] heeft zonder rechtsgrond € 236.027,50 op zijn eigen rekening overgemaakt en hij is op deze wijze zijn volmacht te buiten gegaan, hij heeft daarmee wanprestatie gepleegd en onrechtmatig jegens [eiseres] gehandeld.
Ad II en III [gedaagde] is gehouden rekening en verantwoording af te leggen over het hem gevoerde beleid en de door hem beheerde bankrekeningen, waarbij de in de dagvaarding onder 34 genoemde bescheiden moeten worden overgelegd;
Ad IV [gedaagde] heeft niet de zorg van een goed opdrachtnemer in acht genomen danwel heeft hij wanprestatie gepleegd c.q. onrechtmatig gehandeld en [eiseres] lijdt daardoor schade.
Het verweer
De conclusie van [gedaagde] strekt tot ontheffing van de bij verstek uitgesproken veroordeling en tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiseres] in de kosten van het geding.
Hij voert het volgende aan:
Ad I Partijen zijn overeengekomen dat [gedaagde] de werkzaamheden voor [eiseres] zou uitvoeren tegen een overeengekomen uurtarief. Uit hoofde van deze afspraak had [gedaagde] recht op € 236.027,50.
Ad II en III [gedaagde] heeft diverse toezeggingen gedaan om verantwoording af te leggen.
Ad IV Het verstrekken van de geldlening aan Stichting Maasvogel levert geen wanprestatie op en is evenmin onrechtmatig en er is geen schade.
4. De beoordeling van het geschil
4.1
De vordering tot betaling van € 236.027,50.
4.1.1
[gedaagde] voert aan dat deze bedragen dienen als vergoeding voor zijn werkzaamheden, waarvoor partijen ‘een uurtarief’ zijn overeengekomen. [eiseres] heeft gemotiveerd betwist dat partijen zijn overeengekomen dat zij [gedaagde] voor de werkzaamheden zou betalen. In dit verband heeft zij aangevoerd dat [gedaagde] tegen haar advocaat heeft verklaard dat hij als vriend van haar verongelukte zoon in gemoede niets in rekening kon brengen. [gedaagde] heeft dit niet betwist, zodat niet alleen vast staat dat geen beloning is overeengekomen, maar zelfs dat hij met zoveel woorden heeft afgezien van een beloning.
4.1.2
De aan [gedaagde] overgemaakte bedragen in totaal € 236.027,50, zijn zonder rechtsgrond betaald, zodat [gedaagde] dit aan [eiseres] moet terugbetalen. Dit onderdeel van de vordering zal worden toegewezen.
4.1.3
De in dit verband gevorderde wettelijke rente wordt als onbetwist toegewezen.
4.2
De vordering tot het afleggen van rekening en verantwoording.
4.2.1
Tegen dit onderdeel van de vordering voert [gedaagde] geen verweer. Hij heeft zelfs toegezegd uiterlijk 1 oktober 2012 rekening en verantwoording aan [eiseres] af te leggen, waaronder is begrepen het beantwoorden van de bij brief van 17 januari 2012 (prod. 11 bij inleidende dagvaarding) gestelde vragen (verzetdagvaarding onder 5). Deze toezegging is hij niet nagekomen. Dit onderdeel van de vordering zal worden toegewezen. Omdat gevorderd wordt verantwoording af te leggen over het door [gedaagde] gevoerde vermogensrechtelijke beleid c.q. beheer ten aanzien van het vermogen van [eiseres], zal verantwoording moeten worden afgelegd over het vermogen van [eiseres], waaronder begrepen de aan haar toekomende nalatenschap van haar zoon.
4.2.2
De dwangsom per dag en de maximaal te verbeuren dwangsom zullen worden gesteld op hoge bedragen, omdat [gedaagde] tot heden heeft geweigerd zijn toezeggingen na te komen en hij evenmin de door de rechtbank gevraagde stukken heeft overgelegd. Een sterke prikkel tot voldoening aan het vonnis is daarom vereist.
4.3
De vordering tot het overleggen van bescheiden.
4.3.1
[gedaagde] was als gevolmachtigde steeds gehouden elk door [eiseres] gewenst stuk aan haar te verstrekken. Nu de volmacht is beëindigd, dient hij rekening en verantwoording af te leggen en de complete administratie aan [eiseres] af te geven.
4.3.2
[gedaagde] heeft in de verzetdagvaarding (onder 6) toegezegd de verzochte stukken uiterlijk 1 oktober 2012 te overhandigen. Deze toezegging is hij niet nagekomen. Uit dit aanbod moet worden afgeleid dat hij beschikt over de gewenste bescheiden. (De advocaat van) [gedaagde] heeft nog aangevoerd dat de met mevrouw [betrokkene 2] gesloten overeenkomst (zie hierna onder 5.5 sub 6.) ook bij haar opgevraagd kan worden. Dat is op zichzelf een praktische tip, maar het ontslaat [gedaagde] niet van zijn verplichting deze overeenkomst aan [eiseres] te geven.
4.3.3
Inmiddels beschikt [eiseres] over de schriftelijke overeenkomst van geldlening met Stichting Maasvogel, zodat zij bij een veroordeling op dit punt niet langer belang heeft. Bij de bescheiden die de betalingen aan [gedaagde] zelf (in totaal € 236.027,50) zouden kunnen onderbouwen heeft [eiseres] evenmin belang, aangezien dit totaalbedrag zal worden toegewezen (zie hiervoor onder 4.1.2). Voor het overige wordt dit onderdeel van de vordering toegewezen.
4.3.4
Gelet op de nalatige houding van [gedaagde] (zie hiervoor onder 4.2.2) zal ook aan deze veroordeling een hoge dwangsom worden verbonden.
4.4
De geldleningsovereenkomst met Stichting Maasvogel.
4.4.1
De vraag is op welke wijze [gedaagde] gebruik mocht maken van de aan hem verstrekte, vrijwel onbeperkte, volmacht.
4.4.2
Om vast te stellen welke rechten en plichten voor partijen door de volmacht zijn ontstaan, zijn niet alleen de bewoordingen van die volmacht van belang. Het komt tevens aan op de zin die partijen over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren.
4.4.3
[gedaagde], die juridisch geschoold is, heeft de tekst opgesteld. De bevoegdheden zijn zo ruim omschreven, dat [gedaagde] als beheerder van het gehele vermogen van [eiseres] moet worden aangemerkt. [eiseres] was inmiddels op leeftijd en had geen ervaring in het beheren van haar (aanzienlijke) vermogen, omdat haar echtgenoot en vervolgens haar zoon deze taak op zich hadden genomen. Daar komt nog bij dat [eiseres] te kampen had met een zeer zwaar persoonlijk verlies. In deze context heeft [gedaagde], als vriend van haar zoon, om niet zijn diensten aangeboden. [eiseres] mocht er van uit gaan dat deze jurist en huisvriend uitsluitend haar belangen naar beste vermogen zou dienen, zoals ook volgt uit de tekst van de volmacht en niet zijn eigen belangen of de belangen van derden.
4.4.4
[eiseres] dient te stellen en zonodig te bewijzen dat [gedaagde] is tekortgekomen in de nakoming van zijn verplichtingen die uit de volmachten voortvloeien. Aan de betwisting daarvan door [gedaagde], die over de bescheiden en juridische kennis beschikt, moeten hoge eisen gesteld worden.
4.4.5
Vast staat dat de geldleenovereenkomst met Stichting Maasvogel zowel door [eiseres] als door [gedaagde] is ondertekend. [eiseres] heeft deze overeenkomst weliswaar zelf gesloten, maar [gedaagde] was hier als haar vermogensbeheerder bij betrokken, zo blijkt uit zijn ondertekening. Hij diende dan ook de belangen van [eiseres] te bewaken en daarbij zijn juridische kennis in te zetten.
4.4.6
In verband met de tekortkoming van [gedaagde] stelt [eiseres] (inleidende dagvaarding onder 26) dat hij niet heeft gehandeld als een goed opdrachtnemer door een bedrag van € 1.250.000,-- aan Stichting Maasvogel ter beschikking te stellen zonder zekerheden te bedingen. Pas na het opstellen van de dagvaarding kreeg [eiseres] de beschikking over de schriftelijke overeenkomst, waarover [gedaagde] beschikt (zo blijkt uit het gestelde in de verzetdagvaarding onder 6). Ter zitting heeft [eiseres] onbetwist gesteld dat is bedongen dat de lening na 10 jaar opeisbaar wordt en dat er € 23.000,-- per jaar aan rente moet worden betaald. [eiseres] heeft gesteld dat [gedaagde] (samen met o.a. [betrokkene 1]) de bestuurder van Stichting Maasvogel bij diens overlijden zal opvolgen en dat Stichting Maasvogel geen verhaal biedt. De advocaat van [gedaagde], die zonder cliënt was verschenen ter comparitie, betwist dat de Stichting geen verhaal biedt en kon op de gestelde betrokkenheid van [gedaagde] bij Stichting Maasvogel niet reageren. Uit het niet persoonlijk verschijnen van [gedaagde] ter zitting, wordt de gevolgtrekking gemaakt (art 88 lid 4 Rv) dat de door [eiseres] gestelde betrokkenheid bij de Stichting Maasvogel juist is. Dat de Stichting Maasvogel verhaal biedt zou volgens [gedaagde] moeten blijken uit de vordering die de Stichting Maasvogel heeft op [betrokkene 1]. Dat [betrokkene 1] op zijn beurt Stichting Maasvogel zal betalen of dat hij daarvoor verhaal biedt, stelt [gedaagde] evenwel niet. De betwisting van [gedaagde] is dan ook onvoldoende gemotiveerd, zodat vast staat dat Stichting Maasvogel geen verhaal biedt.
4.4.7
Ten tijde van het sluiten van de leenovereenkomst was [eiseres] 86 jaar oud. Een aanzienlijk bedrag uitlenen tegen een zeer lage rente met een terugbetalingsverplichting na 10 jaar is niet in het belang geweest van [eiseres]. De kans dat zij, gezien haar leeftijd, niet meer over dit deel van haar vermogen zal kunnen beschikken is aanzienlijk en het is evident dat zij bijvoorbeeld op een spaarrekening een beter rendement op haar (dan opvraagbaar) vermogen had kunnen krijgen. De inhoud van de overeenkomst is op deze punten al zo nadelig voor [eiseres], dat het sluiten van deze overeenkomst als een tekortkoming in de zorgplicht van [gedaagde] moet worden aangemerkt. Daarbij komt nog dat geen zekerheid voor de terugbetaling is bedongen, hetgeen voor het uitlenen voor een zo hoog bedrag zeer onzorgvuldig is. Juist omdat [gedaagde] jurist is, moet hem dit alles zwaar worden aangerekend. Zijn persoonlijke betrokkenheid bij Stichting Maasvogel, gevoegd bij de hiervoor genoemde tekortkomingen, maakt zijn optreden zozeer maatschappelijk onzorgvuldig dat tevens sprake is van onrechtmatig handelen (art 6:162 BW).
4.4.8
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal de gevorderde verklaring voor recht worden toegewezen in na te melden formulering. Ten aanzien van de schade wordt het volgende overwogen.
4.4.9
[gedaagde] betwist dat [eiseres] schade lijdt door de geldleningsovereenkomst, omdat tegenover het uitgeleende geld een vordering van dezelfde omvang staat. Dit standpunt kan niet als juist worden aanvaard.
4.4.10
Schadevergoeding houdt in dat de benadeelde in dezelfde positie wordt gebracht als waarin deze zou hebben verkeerd zonder schadetoebrengend feit.
Als het geld niet was uitgeleend zou [eiseres] de vrije beschikking hebben over € 1.250.000,--, terwijl zij nu slechts een vordering heeft op een stichting die geen zekerheid en geen verhaal biedt. Bovendien zou zij een beter rendement kunnen hebben als het geld niet was uitgeleend. Het verschil tussen de bedongen rente en het rendement dat een behoorlijk handelend vermogensbeheerder zou hebben gerealiseerd is als schade aan te merken.
4.4.11
[gedaagde] dient in ieder geval de hoofdsom terug te betalen, zodat [eiseres] in dezelfde positie komt te verkeren als zonder de nadelige overeenkomst. Hij is naast Stichting Maasvogel jegens [eiseres] aansprakelijk voor het terugbetalen van de hoofdsom, zij het op andere gronden en met een andere opeisbaarheid.
4.4.12
Nu de mogelijkheid van schade aannemelijk is zal de gevorderde schadevergoeding op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet worden toegewezen.
4.5
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de te nemen beslissingen op ondergeschikte punten afwijkt van op 23 mei 2012 bij verstek tussen partijen gewezen vonnis. Om praktische redenen zal het verstekvonnis geheel worden vernietigd.
4.6
Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] worden veroordeeld in de proceskosten.
De kosten aan de zijde van [eiseres] wordt tot heden begroot op:
- -
dagvaarding € 97,64
- -
griffierecht € 1.436,00
- -
salaris advocaat € 4.000,00 + (2.0 punt x tarief VI à € 2.000,--)
totaal € 5.533,64
5. De beslissing
De rechtbank:
5.1
vernietigt het op 23 mei 2012 door deze rechtbank (Dordrecht) tussen partijen bij verstek gewezen vonnis;
5.2
veroordeelt [gedaagde] om tegen kwijting aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 242.801,88 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 236.027,50 vanaf 1 februari 2012 tot de voldoening;
5.3
beveelt [gedaagde] om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis aan [eiseres] rekening en verantwoording af te leggen ten aanzien van het door hem gevoerde beleid c.q. beheer over de periode van 11 januari 2010 tot en met 11 januari 2012 ten aanzien van het vermogen van [eiseres] en wel met name ten aanzien van de mutaties op de rekening van [eiseres] bij Rabobank Hoeksche Waard met nr. [xxxx.xx.xxx] en bij ABN Amrobank met nr. [xx.xx.xx.xxx] en daarbij de vragen te beantwoorden die onder nrs 1 t/m 18 zijn gesteld in de brief van de advocaat van [eiseres] aan [gedaagde] van 17 januari 2012 (productie 11 van de inleidende dagvaarding);
5.4
bepaalt dat [gedaagde] een dwangsom zal verbeuren van € 10.000,-- voor iedere werkdag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, dat hij in gebreke zal blijven aan de veroordeling onder 5.3 te voldoen, zulks tot een maximum van € 1.500.000,--;
5.5
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de navolgende bescheiden (originelen of afschriften) aan [eiseres] te verstrekken:
- (1)
De aangiften inkomstenbelasting die tussen 11 januari 2010 tot en met 11 januari 2012 bij de Belastingdienst zijn ingediend;
- (2)
De verslagen van het overleg met de Belastingdienst en de correspondentie met de Belastingdienst in de periode van 11 januari 2010 tot 11 januari 2012;
- (3)
De bescheiden die de kasopnames over het jaar 2010 van € 750,-- en over het jaar 2011 (van € 9.370,--) onderbouwen;
- (4)
De bescheiden die de betalingen per bankpas over het jaar 2011 tot een bedrag van € 6.776,10 onderbouwen;
- (5)
De onderliggende facturen voor de betalingen ter zake van de advocaat- en advieskosten over het jaar 2010 € 9.960,17 en over het jaar 2011 € 14.086,10;
- (6)
De overeenkomst van 29 juni 2010 op basis waarvan van de Rabobankrekening van [eiseres] met nummer [xxxx.xx.xxx] een bedrag van € 579.000,00 is overgeschreven naar een bankrekening ten name van mevrouw [betrokkene 2];
- (7)
De bescheiden met betrekking tot de gestelde bankgarantie van € 500.000,00.
5.6
bepaalt dat [gedaagde] een dwangsom zal verbeuren van € 10.000,-- voor iedere werkdag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, dat hij in gebreke zal blijven aan de veroordeling onder 5.5 te voldoen, zulks tot een maximum van € 1.500.000,--;
5.7
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eiseres] bepaald op € 5.533,64;
5.8
verklaart het vonnis onder 5.2 t/m 5.7 uitvoerbaar bij voorraad;
5.9
verklaart voor recht dat [gedaagde] aansprakelijk is voor alle door [eiseres] geleden schade als gevolg van de geldleningsovereenkomst welke schade moet worden opgemaakt bij staat en vereffend volgens de wet;
5.10
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mrs. Halk, Rentema en Eerdhuijzen en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 17 april 2013.
- 350.