Einde inhoudsopgave
Cessie (O&R nr. 70) 2012/V.6.4
V.6.4 Overgangsrecht
mr. M.H.E. Rongen, datum 01-10-2011
- Datum
01-10-2011
- Auteur
mr. M.H.E. Rongen
- JCDI
JCDI:ADS361215:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Algemeen
Ondernemingsrecht / Algemeen
Goederenrecht / Verkrijging en verlies
Voetnoten
Voetnoten
Zie Nota, TK 2003-2004, 28 878, nr. 5, p. 12. Hierover bestond enige twijfel, zie Rongen & Verhagen 2003, p. 692, met verdere verwijzingen.
De minister lijkt te suggereren dat uit de artikelen 68a en 69 OW volgt dat art. 3:94 lid 3 BW enkel onmiddellijke werking heeft ter zake van de cessie van reeds bestaande vorderingen. Zie Nota, TK 2003-2004, 28 878, nr. 5, p. 12. Aangenomen moet worden dat de onmiddellijke werking van art. 3:94 lid 3 BW niet tot bestaande vorderingen is beperkt, maar ook geldt voor de cessie bij voorbaat van ten tijde van de inwerkingtreding van art. 3:94 lid 3 BW nog toekomstige vorderingen.
Zie MvA II Inv., Parl. Gesch. Overgangsrecht (Inv. 3, 5 en 6), p. 43. Zie ook het later vervallen art. 70 van het ontwerp dat in het eerste lid bepaalde: “Het enkele in werking treden van de wet doet geen vorderingsrechten en schulden ontstaan, opeen ander overgaan of tenietgaan. Zie Parl. Gesch. Overgangsrecht (Inv. 3, 5 en 6), p. 38 (mijn cursivering). Hoewel art. 69 (a) OW blijkens haar tekst enkel lijkt te zien op bestaande vorderingen, moet mijns inziens worden aangenomen dat zij ook van betekenis is voor een cessie bij voorbaat van toekomstige vorderingen. Dit houdt in dat een cessie van toekomstige vorderingen (bv. huurvorderingen) krachtens een onder het oude cessieregime geregistreerde akte geen effect kan sorteren zonder mededeling aan de schuldenaar.
Zo ook: Hof ’s-Hertogenbosch 13 februari 2007, JOR 2007/162, m.nt. Steneker (Lek Agro BV/Van de Pas).
Zie over deze structuur nrs. 127, 1101, 1106 en 1107.
Het gaat om een wijziging van de goederenrechtelijke overeenkomst van cessie. Hoewel dit in de praktijk meestal wel zal gebeuren, is voor een wijziging van de goederenrechtelijke overeenkomst van cessie niet vereist dat er een (onderhandse) akte wordt opgemaakt.
531.Artikelen 68a en 69 Overgangswet. De vraag rijst welke gevolgen de nieuwe regeling van de stille cessie heeft voor cessie-akten die ten tijde van de inwerkingtreding van art. 3:94 lid 3 BW al bestonden, maar waarvan op dat moment nog geen mededeling aan de schuldenaar was gedaan. De Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek (“OW”) bevat in deze het geldende overgangsrecht.1 Uit art. 68a lid 1 OW volgt dat art. 3:94 lid 3 BW onmiddellijke werking heeft.2 Uit art. 69 (a) OW blijkt evenwel dat de onmiddellijke werking niet met zich brengt, dat de cedent een vordering verliest die hem onder het oude recht nog toebehoorde, omdat de voor de cessie vereiste mededeling achterwege was gelaten.3 Het feit dat de cessie-akte in notariële (authentieke) vorm was opgemaakt of ten tijde van de inwerkingtreding van art. 3:94 lid 3 BW reeds was geregistreerd, heeft er derhalve niet toe geleid dat de vordering op het moment van de inwerkingtreding van de nieuwe regeling automatisch is overgegaan op de cessionaris. Op deze cessie-akten is het oude recht nog van toepassing (art. 68a lid 2 OW). Dit betekent dat de vordering pas overgaat op de cessionaris nadat de schuldenaar van de cessie mededeling is gedaan (zie art. 3:94 lid 1 BW).4 De overgang van de vordering kan niet worden gerealiseerd door de cessie-akte (nogmaals) te registreren. Dit is anders in geval van onderhandse, niet geregistreerde cessie-akten. Daarvoor geldt dat de cessie wel kan worden voltooid door registratie van de akte. Voor de overgang van de vordering is geen mededeling aan de schuldenaar vereist. Dit volgt uit de onmiddellijke werking van art. 3:94 lid 3 BW.
532. Nuancering. Hierop dient echter een nuancering te worden aangebracht. De registratie van de cessie-akte zal alleen dan overeenkomstig het nieuwe art. 3:94 lid 3 BW tot een onmiddellijke overdracht van de vordering(en) kunnen leiden, indien vaststaat dat de cedent en de cessionaris een onmiddellijke overdracht hebben beoogd. In de onder het oude cessieregime voor securitisations gehanteerde structuur waarbij de mededeling van cessie wordt uitgesteld tot zich bepaalde gebeurtenissen (‘notification events’) hebben voorgedaan, kan daaraan worden getwijfeld.5 Het is immers de bedoeling van partijen dat er pas een overdracht zal plaatsvinden, indien zich een notification event voordoet. Indien de registratie van de akte daarentegen geschiedt met medewerking of instemming van zowel de cedent als de cessionaris (de originator en het SPV), dan kan daaruit worden afgeleid dat zij op het moment van de registratie de bedoeling hebben de vordering onmiddellijk over te dragen. Voor zover deze bedoeling niet al lag besloten in de cessie-akte, blijkt uit de registratie dat partijen hun bedoeling hebben gewijzigd.6