Rb. Gelderland, 20-07-2020, nr. C/05/372017 FZ RK 20-1513
ECLI:NL:RBGEL:2020:4238
- Instantie
Rechtbank Gelderland
- Datum
20-07-2020
- Zaaknummer
C/05/372017 FZ RK 20-1513
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBGEL:2020:4238, Uitspraak, Rechtbank Gelderland, 20‑07‑2020; (Verwijzing na Hoge Raad, Beschikking)
- Vindplaatsen
GZR-Updates.nl 2020-0235
Uitspraak 20‑07‑2020
Inhoudsindicatie
Wvggz, beslissing op verzoek voortzetting crisismaatregel na verwijzing door Hoge Raad op 5 juni 2020.
Partij(en)
beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats: Zutphen
Zaakgegevens: 372017 FZ RK 20-1513
Datum uitspraak: 20 juli 2020
Beschikking machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel Wvggz
naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot voortzetting van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. S.A.H. Kool te Doetinchem.
1. Procesverloop
1.1.
Het procesverloop blijkt uit de beschikking van de Hoge Raad van 5 juni 2020 (ECLI:NL:HR:2020:1012), waarbij de beschikking tot machtiging voorzetting crisismaatregel van deze rechtbank 16 januari 2020 is vernietigd en het geding is terugverwezen naar deze rechtbank ter verdere behandeling en beslissing.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft vanwege de situatie rondom het virus COVID-19 gedeeltelijk in het gebouw van de rechtbank en gedeeltelijk via beeldbellen plaatsgevonden op 29 juni 2020.
1.3.
De zaak is door de meervoudige kamer ter zitting behandeld met gesloten deuren. Tijdens de mondelinge behandeling zijn via een beeldverbinding gehoord:
de heer [naam] , als geneesheer-directeur verbonden aan GGNet;
de heer [naam] , als psychiater verbonden aan GGNet;
mevrouw [naam] , als jurist verbonden aan GGNet.
De advocaat van betrokkene was aanwezig in de zaal van de rechtbank en is tegelijkertijd gehoord.
1.4.
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig was, is de officier van justitie niet gehoord.
1.5.
De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene niet bereid was zich te doen horen. Zoals door de advocaat tijdens de mondelinge behandeling is toegelicht, heeft betrokkene zelf besloten niet te verschijnen. De advocaat heeft vervolgens verklaard dat de mondelinge behandeling niet hoeft te worden aangehouden. De rechtbank heeft daarom besloten de mondelinge behandeling voort te zetten.
2. De feiten
2.1.
Op 13 januari 2020 heeft de wethouder van [gemeente] namens de burgemeester ten aanzien van betrokkene een crisismaatregel opgelegd om betrokkene in een accommodatie te doen opnemen en overige verplichte zorg te doen verlenen.
2.2.
Bij beschikking van deze rechtbank gegeven en uitgesproken op 16 januari 2020 is een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verleend voor de duur van drie weken, tot en met 6 februari 2020. Tegen deze beschikking is namens betrokkene cassatie ingesteld.
2.3.
Bij mondelinge uitspraak van 20 februari 2020 is ten aanzien van betrokkene een zorgmachtiging afgegeven tot het verlenen van verplichte zorg in het kader van de Wvggz tot uiterlijk 20 juni 2020. Deze uitspraak is onherroepelijk geworden.
2.4.
Bij beschikking van 5 juni 2020 heeft de Hoge Raad de beschikking van deze rechtbank van 16 januari 2020 vernietigd (hierna te noemen: de vernietigde beschikking) en het geding terugverwezen naar deze rechtbank ter verdere behandeling en beslissing.
3. Beoordeling
3.1.
De rechtbank zal opnieuw beslissen over het op 14 januari 2020 ter griffie binnengekomen verzoekschrift tot machtiging voortzetting van de crisismaatregel van de officier van justitie.
3.2.
Over de wijze van toetsing overweegt de rechtbank dat er op 20 februari 2020 een volgende machtiging ten aanzien van betrokkene is verleend die onherroepelijk is geworden. Dat betekent dat de rechtbank nu kan volstaan met de beoordeling of er op het tijdstip dat de vernietigde beschikking werd verleend, voldoende grond bestond voor het verlenen van de verzochte machtiging (HR 12 juli 2019, ECLI:NL:HR:2019:1202). Deze ‘ex tunc’-beoordeling dient ertoe de dwangtoepassing ten aanzien van betrokkene in de betreffende periode al dan niet te voorzien van een geldige titel.
3.3.
In de vernietigde beschikking van 16 januari 2020 is ten aanzien van de ontvankelijkheid van de officier van justitie als volgt geoordeeld:
‘2.1. Namens betrokkene heeft de advocaat verzocht de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel, omdat de medische verklaring niet door een onafhankelijke psychiater is opgesteld nu hij bij de behandeling betrokken is geweest.
2.2.
De rechtbank overweegt als volgt. In de medische verklaring heeft de rapporterend psychiater vermeld dat hij betrokkene op 12 januari 2020 heeft gezien. Het toestandsbeeld was toen gelijk aan dat van 13 januari 2013. Echter, was er toen nog samenwerking mogelijk. Betrokkene heeft toen de aangeboden medicatie ingenomen. In verband met het proportionaliteitsprincipe is er toen voor gekozen om betrokkene bij ouders te laten verblijven en met medicatie het gevaar af te wenden. In de loop van de nacht van 13 januari 2020 bleek dat dit onvoldoende effect had.
2.3.
De behandelend psychiater heeft ter zitting verklaard dat er sprake is geweest van een typefout. De sociaal psychiatrisch verpleegkundige heeft betrokkene op 12 januari 2020 gezien en de rapporterend psychiater geraadpleegd, omdat hij op dat moment piketdienst had. De rapporterend psychiater heeft betrokkene twee keer gezien in zijn dienst. De eerste keer op 12 januari 2020 en de tweede keer op 13 januari 2020. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval niet van een zodanig ontbreken van onafhankelijkheid kan worden gesproken dat dit opweegt tegen het belang voor betrokkene dat onverwijld rechterlijke toetsing plaatsvindt van zowel de onvrijwillige opname als de andere vormen van verplichte zorg, en om die reden zal de rechtbank het verzoek van betrokkene om de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren, verwerpen.’
3.4.
Art. 5:7, aanhef en onder d, Wvggz stelt als voorwaarde dat de psychiater die de medische verklaring opstelt minimaal één jaar geen zorg heeft verleend aan betrokkene. De Hoge Raad heeft in zijn beschikking van 5 juni 2020 overwogen dat de in art. 5:7 Wvggz opgenomen voorwaarden een waarborg vormen voor een onafhankelijke, onpartijdige en behoorlijke besluitvorming over verplichte zorg. De wetgever heeft volgens de Hoge Raad met het voorschrift van art. 5:7 aanhef en onder d Wvggz willen voorkomen dat de psychiater een dusdanige band met betrokkene heeft opgebouwd dat deze band een obstakel zou kunnen zijn voor het vormen van een onafhankelijk oordeel. De bewoording en de strekking van art. 5:7 Wvggz geven geen ruimte voor een belangenafweging bij de beoordeling of een medische verklaring als grondslag voor de verzochte machtiging kan worden aanvaard indien de termijn van één jaar niet in acht is genomen, aldus de Hoge Raad.
3.5.
De Hoge Raad oordeelt verder:
‘Uit de rov. 2.2 en 2.3 van de bestreden beschikking blijkt dat de psychiater die de medische verklaring heeft opgesteld, op 12 januari 2020 betrokkene heeft gezien en medicatie aan haar heeft voorgeschreven. Dat valt onder het begrip zorg in de Wvggz, gelet op de omschrijving daarvan in art. 1:1 lid 1, onder v, in verbinding met art. 3:2 lid 1 Wvggz. Op 13 januari 2020 heeft de psychiater betrokkene wederom gezien en de medische verklaring opgesteld. Een en ander leidt ertoe dat aan de voorwaarde van art. 5:7, onder d, Wvggz niet is voldaan. De hiervoor in 4.1.1 weergegeven klacht slaagt dus. De overige klachten van het onderdeel behoeven geen behandeling.’
3.6.
Nu vaststaat dat de psychiater die de medische verklaring heeft afgegeven kort voor afgifte van de verklaring zorg in de zin van de Wvggz aan betrokkene heeft verleend, is niet voldaan aan het vereiste dat hij minimaal één jaar geen zorg heeft verleend aan betrokkene. Dat betekent dat de medische verklaring niet voldoet aan de wettelijke eisen en het verzoek van de officier van justitie, dat daarop is gebaseerd, onvoldoende is onderbouwd. Dit leidt ertoe dat het verzoek moet worden afgewezen.
3.7.
Ten overvloede overweegt de rechtbank het volgende. De psychiater die de medische verklaring heeft afgegeven heeft tijdens de mondelinge behandeling de situatie als volgt geschetst:
- dat de beoordeling van een crisissituatie begint zodra hij als psychiater in de crisisdienst de deur binnenstapt: alles wat hij doet moet worden gezien als één aanpak;
- dat de betrokkene niet al onder psychiatrische behandeling was;
- dat de medicatie is voorgeschreven in de avond van 12 januari 2020 met de bedoeling om de crisissituatie met zo min mogelijk interventie af te wenden en om verplichte opname te voorkomen;
- dat dit is besproken met betrokkene en haar ouders;
- dat dit kan worden gezien als behandeling maar het niet in het kader van een betrokken behandelrelatie is gebeurd;
- dat er een telefoonnummer is achtergelaten voor als het niet goed zou gaan met betrokkene;
- dat er tijdens dezelfde dienst, in de vroege ochtend van 13 januari 2020, is gebeld, en hij nogmaals ter plaatse is gegaan;
- dat toen bleek dat verplichte zorg alsnog noodzakelijk was, waarop hij de medische verklaring heeft uitgeschreven.
De rechtbank ziet dat de psychiater door zo te handelen heeft geprobeerd om de noodzakelijke zorg op vrijwillige basis te verlenen en daarmee recht heeft willen doen aan het vereiste van proportionaliteit. De Hoge Raad heeft echter geoordeeld dat het toedienen van medicatie is aan te merken als zorg en dat art. 5:7 aanhef en onder d Wvggz, gezien de waarborgen die zij beschermt, geen ruimte laat voor een belangenafweging indien de termijn van één jaar niet in acht is genomen. Dat laat voor de rechtbank geen ruimte voor een verdere (inhoudelijke) afweging.
De rechtbank realiseert zich dat dit een strikt juridische benadering is die verklaarbaar is vanuit de noodzaak om een inbreuk op de privacy en persoonlijke levenssfeer met zoveel mogelijk waarborgen te omkleden, maar die wellicht geen recht doet aan de dagelijkse praktijk van de acute psychiatrische zorg en deze mogelijk ook bemoeilijkt.
3.8.
Anders dan door de advocaat tijdens de zitting van 16 januari 2020 bepleit ziet de rechtbank de beantwoording van de vraag of aan de vereisten van art. 5:7 Wvggz is voldaan niet als een ontvankelijkheidsbeoordeling van de officier van justitie, maar als een inhoudelijke afweging of aan alle voorwaarden is voldaan om de machtiging voortzetting crisismaatregel te verlenen.
3.9.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek afwijzen. De overige verweren behoeven gelet op de afwijzing geen behandeling.
4. Beslissing
De rechtbank:
4.1.
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.E.M. Overkamp, rechter en voorzitter, mr. S. Kuijpers en mr. E. van Dusschoten, rechters, en in het openbaar uitgesproken op 20 juli 2020 door mr. A.E.M. Overkamp in tegenwoordigheid van mr. M.M. Verschuren als griffier. | ||
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open. | ||