HR, 05-07-2011, nr. 10/00458
ECLI:NL:HR:2011:BQ6015
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
05-07-2011
- Zaaknummer
10/00458
- Conclusie
Mr. Vellinga
- LJN
BQ6015
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2011:BQ6015, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 05‑07‑2011; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2011:BQ6015
ECLI:NL:PHR:2011:BQ6015, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑05‑2011
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2011:BQ6015
- Vindplaatsen
Uitspraak 05‑07‑2011
Inhoudsindicatie
Slagende bewijsklacht art. 416.2. Sr, uit de opbrengst van enig door misdrijf verkregen goed voordeel trekken.
5 juli 2011
Strafkamer
nr. 10/00458
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 23 december 2009, nummer 23/002553-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1942, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft het onder 3 bewezenverklaarde en de strafoplegging en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof dan wel verwijzing van de zaak naar een aangrenzend hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat de bewezenverklaring onvoldoende met redenen is omkleed, met name voor zover die inhoudt dat de verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de door [medeverdachte] door middel van valsheid in geschrift verkregen uitkeringsgelden.
2.2.1. Ten laste van de verdachte is onder 3 bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van 19 december 1994 tot en met 19 december 2006 in de gemeente Alkmaar, telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van de woning op het adres [a-straat 1] en de in die woning aanwezige voorzieningen, te weten onder meer gas en water en elektra en opzettelijk eet- en drinkwaren heeft genuttigd, wetende dat die woning en de in die woning aanwezige voorzieningen en die eet- en/of drinkwaren geheel of gedeeltelijk werden betaald van een uitkering krachtens de Algemene bijstandswet en/of de Wet werk en bijstand, welke door [medeverdachte] - met wie verdachte op bovengenoemd adres samenwoonde - door valsheid in geschrift was verkregen, hebbende verdachte aldus telkens opzettelijk uit de opbrengst van enig door misdrijf verkregen goed voordeel getrokken."
2.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsvoering:
"Ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde
1. Een proces-verbaal met nummer 2006/86 van 19 december 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], doorgenummerde pagina's 6 en 7. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 19 december 2006 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van verdachte:
Ik ontvang een uitkering van de sociale dienst van de gemeente Alkmaar naar de norm van een alleenstaande. Voor het verkrijgen van deze uitkering was ik verplicht om iedere maand een rechtmatigheidsonderzoeksformulier naar waarheid in te vullen, te ondertekenen en in te leveren bij de sociale dienst Alkmaar. Nu is het zo dat ik tweemaal per jaar een formulier moet invullen voor de sociale dienst. Als er wijzigingen in mijn situatie zijn moet ik een gedeelte terugsturen en als er geen wijzigingen zijn hoef ik niets terug te sturen. Ik weet dat het strafbaar is om deze formulieren onjuist in te vullen. Ik begrijp dat ik wijzigingen moet doorgeven aan de sociale dienst als ik bijvoorbeeld inkomsten heb gehad of iets dergelijks.
2. Een proces-verbaal met nummer 2006/86 van 19 december 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], doorgenummerde pagina's 8 t/m 12. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 19 december 2006 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van verdachte:
Het is zo dat ik dagelijks bij mijn ex-vrouw (het hof begrijpt: [medeverdachte], wonend [a-straat 1] Alkmaar), die ik verder [medeverdachte] zal noemen, kom. Ik zal u nu verklaren over mijn autobezit. Ongeveer twee jaar geleden kocht ik de Mercedes Sportcoupé bij garage [...] in Beverwijk. Ik ruilde toen ook een Mercedes in en moest ongeveer een rooitje of vijftien, vijftienduizend euro, bijbetalen. Een maand of vier geleden heb ik de Mercedes Sportcoupé ingeruild op de Mercedes met het kenteken [AA-00-BB]. Ik moest toen ongeveer € 16.000,-- toebetalen na deze inruil. Ik betaalde het bedrag dat ik moest bijbetalen contant aan de garage. Dit was mijn geld. U vraagt wat de reden is geweest dat ik mijn Mercedes niet meer in de Piet Heijnstraat parkeerde. Een achterbuurvrouw van mij, ik noem haar [betrokkene 1], kwam op een gegeven moment bij me en vertelde dat er twee sociaal rechercheurs bij haar waren geweest en vragen hadden gesteld over [medeverdachte] en mij. Zij moest er helemaal van huilen en vertelde mij dat zij ons niet verraden had. Ik heb toen mijn Mercedes bij een neef van [medeverdachte] in de loods gezet. U vraagt mij waar ik de auto's van kon betalen. Het is zo dat ik eigenlijk altijd al inkomsten had uit werkzaamheden die ik verrichtte. Ik doe onderhoud aan gaskachels en stel mij voor als kachelsmid. Ik doe dit werk nu ongeveer een jaar of tien. Daarvoor ging ik ook langs de deur als scharensliep. Ik doe dit werk als kachelsmid een dag of drie à vier in de week. Ik vraag een paar honderd euro per onderhoudsbeurt. U zegt mij dat u vanmorgen tijdens de doorzoeking op [a-straat 1] in de afvalbak in de keuken en in de grijze container kapotgescheurde enveloppen hebt aangetroffen, waarbij de adressering van de enveloppen was gescheurd. U vraagt mij wie deze adressering ervan afgescheurd heeft. Zet maar op dat ik dat heb gedaan, omdat anders de sociale dienst er achter zou komen dat de kaarten waren gericht aan [medeverdachte] en [verdachte]. U toont mij de inkomstenverklaringen, rechtmatigheidsformulieren over de periode van 1 februari 1996 tot en met februari 2004 en de statusformulieren over de periode 2004 tot en met 2006. Deze zijn door mij ingevuld, ondertekend en ingeleverd bij de sociale dienst Alkmaar. Ik zie dat ik de gestelde vragen over de inkomsten en werkzaamheden onjuist heb beantwoord. Ik heb geen melding gemaakt van mijn inkomsten uit werkzaamheden als kachelsmid, schoorsteenveger en scharensliep.
3. Een proces-verbaal met nummer 2006/86 van 20 december 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], doorgenummerde pagina's 13 t/m 15. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 20 december 2006 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van verdachte:
U leest nu een gedeelte van de verklaring van [medeverdachte] aan mij voor waarin zij onder andere heeft verklaard: "[verdachte] verblijft vaker bij mij dan ik in eerste instantie heb gezegd. Ik heb wel een hoop gelogen in deze verklaring, maar het is echt zo dat hij sinds een jaar of zeven voornamelijk bij mij is, dat hij feitelijk zijn hoofdverblijf bij mij heeft". Ik reageer daarop met dat ik mij aansluit bij de verklaring die [medeverdachte] heeft afgelegd. U vraagt hoe het gegaan is toen er door de politie werd aangebeld gisterochtend. [medeverdachte] en ik lagen nog in bed toen er werd aangebeld. [medeverdachte] is gaan kijken en zag een aantal mensen voor de deur staan. Ik raakte in paniek en heb me snel aangekleed. [medeverdachte] heeft gewacht tot ik de achterdeur uitliep en heeft toen open gedaan. Later, toen ik werd aangehouden, heb ik de autosleutel snel naar binnen gegooid. Ik probeerde me te drukken. U toont mij nogmaals de inkomstenverklaringen, rechtmatigheidsformulieren over de periode van 1 februari 1996 tot en met februari 2004 en de statusformulieren over de periode 2004 tot en met 2006. Ik zie en weet dat ik de daarin gestelde vragen over mijn woonsituatie ook onjuist heb beantwoord. Ik heb geen melding gemaakt van het gegeven dat ik voornamelijk verbleef bij [medeverdachte] de afgelopen zeven jaar.
4. Een proces-verbaal van 22 december 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door mr. J.F. Aalders, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank te Alkmaar. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 22 december 2006 tegenover de rechter-commissaris afgelegde verklaring van verdachte:
Sinds ongeveer 7 jaar heb ik mijn hoofdverblijf op de [a-straat 1]. Ik heb ongeveer 18 of 19 jaar geleden het huis op nummer [2] toegewezen gekregen. Aanvankelijk heb ik daar daadwerkelijk gewoond. Ik ben al een tijd bezig om mijn dochter als mede-huurster op het contract te krijgen, zodat zij in de woning kan blijven, als ik daadwerkelijk mijzelf op nummer [1] laat inschrijven. In de hele periode waarin ik een uitkering heb genoten, ben ik werkzaam geweest als scharensliep en in de zomer als schoorsteenveger.
5. Een proces-verbaal met nummer 2006/86 van 9 november 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 4], doorgenummerde pagina 17. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 9 november 2006 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [betrokkene 2]:
Ik heb over de periode 1963 tot begin 2006 op het adres [a-straat 3] in Alkmaar gewoond. U stelt mij vragen over de bewoning van [a-straat 1]. Daar woont [verdachte]. Er wonen 2 personen, [verdachte en betrokkene 1]. Verderop in de straat woont hun dochter. [verdachte] heeft altijd op [1] gewoond bij [medeverdachte]. Ze zijn vroeger getrouwd geweest. Ze zijn nooit uit elkaar geweest. Ik weet dat [verdachte] daar woont, omdat ik er tegenover heb gewoond.
6. Een proces-verbaal met nummer 2006/86 van 15 november 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 5] en [verbalisant 6], doorgenummerde pagina's 37 t/m 40. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 19 december 2006 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [betrokkene 1]:
U vraagt mij naar de bewonerssituatie op nummer [1]. Dat is de woning naast ons. De directe buren. Daar wonen [verdachte en betrokkene 1]. Hij heet [verdachte] en zij heet [medeverdachte]. Ik ga er van uit dat de man er woont, want ik hoor en zie hem daar dagelijks.
7. Een geschrift, zijnde een e-mail betreffende de opgenomen watermeterstanden op de adressen [a-straat 1] te Alkmaar en [a-straat 2] te Alkmaar, doorgenummerde pagina 226.
Verbruiken van [a-straat 1] te Alkmaar. Opneemmaand is november en het zijn allemaal opgenomen meterstanden:
1991/1992 = 212 m3
1992/1993 = 190 m3
1993/1994 = 168 m3
1994/1995 = 175 m3
1995/1996 = 178 m3
1996/1997 = 161 m3
1997/1998 = 159 m3
1998/1999 = 191 m3
1999/2000 = 172 m3
2000/2001 = 173 m3
2001/2002 = 169 m3
2002/2003 = 133 m3
2003/2004 = 160 m3
2004/2005 = 146 m3
Verbruiken [a-straat 2] te Alkmaar. Opneemmaand is november en ook allemaal opgenomen meterstanden.
1991/1992 = 1 m3
1992/1993 = 2 m3
1993/1994 = 51 m3
1994/1995 = 62 m3
1995/1996 = 70 m3
1996/1997 = 57 m3
1997/1998 = 55 m3
1998/1999 = 61 m3
1999/2000 = 60 m3
2000/2001 = 69 m3
2001/2002 = 65 m3
2002/2003 = 74 m3
2003/2004 = 70 m3
2004/2005 = 56 m3
8. Geschriften, zijnde overzichten van het energieverbruik op de adressen [a-straat 1] te Alkmaar en [a-straat 2] te Alkmaar, doorgenummerde pagina's 228 en 229.
Verbruik [a-straat 1] te Alkmaar:
Einddatum in jaar: Elektra: Gas:
1997 2556 kWh 2764 m3
1998 3851 kWh 2619 m3
1999 3726 kWh 2768 m3
2000 3939 kWh 2751 m3
2001 3878 kWh 3064 m3
2002 6741 kWh 2555 m3
2003 976 kWh 2776 m3
2004 5834 kWh 2436 m3
2005 6228 kWh 2465 m3
2006 6297 kWh 2181 m3
Verbruik [a-straat 2] te Alkmaar:
Einddatum in jaar: Elektra: Gas:
1997 1742 kWh 1861 m3
1998 2642 kWh 1945 m3
1999 2502 kWh 2022 m3
2000 3098 kWh 1857 m3
2001 2697 kWh 2461 m3
2002 2554 kWh 1931 m3
2003 2866 kWh2155 m3
2004 2703 kWh2081 m3
2005 2929 kWh2028 m3
2006 2902 kWh1941 m3
9. Geschriften, zijnde de door [medeverdachte] ingevulde en ondertekende Inkomstenverklaringen van de gemeente Alkmaar van september 1996 en 2 februari 1997, de door [medeverdachte] ingevulde en ondertekende Rechtmatigheidsformulieren van 30 maart 1998, 27 augustus 1999, 27 juli 2000, 29 augustus 2001, 25 maart 2002, 28 oktober 2003 en 29 januari 2004 en de door [medeverdachte] ingevulde en ondertekende Statusformulieren van 21 juli 2005 en 10 november 2006, doorgenummerde pagina's 375 t/m 391.
Op deze formulieren staat vermeld dat [medeverdachte] alleenstaande is en geen inkomsten naast haar uitkering heeft. Zij heeft aangekruist dat hierin geen wijziging is gekomen, alsmede dat de op de Statusformulieren voorbedrukte gegevens juist zijn.
10. Geschriften, zijnde de door de verdachte ingevulde en ondertekende Inkomstenverklaring van de gemeente Alkmaar van 25 februari 1996, de door de verdachte ingevulde en ondertekende Rechtmatigheidsformulieren van 31 augustus 1997, 29 september 1998, 29 september 2000 en 27 oktober 2003 en de door verdachte ingevulde en ondertekende Statusformulieren van 23 november 2005 en 14 november 2006, doorgenummerde pagina's 392 t/m 401.
Op deze formulieren heeft de verdachte aangekruist geen inkomsten uit arbeid te hebben en niet samen te wonen en dat de op de Statusformulieren voorbedrukte gegevens juist zijn.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 3
Het hof verbindt aan het feit dat de verdachte elke dag bij [medeverdachte] verbleef en, zoals weergegeven in zijn verklaring van 5 april 2007, welke hierna ten aanzien van feit 4 primair is opgenomen, zelf verklaart met haar samen te wonen, de conclusie dat zij ook gezamenlijk eten en drinken, waarbij in het midden kan blijven in hoeverre de verdachte aan die kosten heeft bijgedragen.
Ten aanzien van het onder 4 primair bewezenverklaarde
(...)
2. Een proces-verbaal met nummer PL1100/07-025298 van 5 april 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 7] en [verbalisant 8], pagina's 10 t/m 13 van een apart proces-verbaal. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 5 april 2007 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van verdachte:
Ik ben werkzaam als kachelschoonmaker en als scharenslijper. Ik ben niet werkzaam voor een bedrijf maar doe dit zelfstandig. Ik sta niet ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Ik doe dit al een aantal jaren maar ben er ook een tijdje tussen uit geweest. Ik heb namelijk een hartoperatie gehad. Ik woon samen met mijn vrouw in Alkmaar. Ik heb ook een dochter maar die woont niet meer thuis. (...)
Nadere bewijsoverweging
Uit de opgenomen watermeterstanden en het overzicht van het energieverbruik op de adressen [a-straat 2] respectievelijk [1] te Alkmaar leidt het hof af dat in de - in de bewijsmiddelen 7 en 8 genoemde periodes - op het adres [a-straat 1] veel meer water en energie is verbruikt dan normaal is voor een eenpersoonshuishouden, namelijk een hoeveelheid voor een tweepersoonshuishouden, terwijl het water- en energieverbruik op het adres [a-straat 2] normaal is voor een eenpersoonshuishouden. Het hof concludeert daaruit mede dat in die periodes op de [a-straat 1] feitelijk twee personen woonachtig waren."
2.3. Uit de inhoud van de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen kan het bewezenverklaarde niet volgen. In het bijzonder kan daaruit niet worden afgeleid dat de verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de opbrengst van enig door misdrijf verkregen goed. Uit die bewijsmiddelen heeft het Hof weliswaar kunnen afleiden dat de verdachte en [medeverdachte] samenwoonden op het adres [a-straat 1] te Alkmaar en hij aldus gebruik maakte van de voorzieningen op dat adres, maar de bewijsmiddelen houden niets in waaruit kan volgen dat, zoals is bewezenverklaard, die voorzieningen geheel of gedeeltelijk werden betaald van de - door valsheid in geschrift verkregen - uitkering van [medeverdachte], dan wel dat de verdachte telkens wist dat die voorzieningen geheel of ten dele werden bekostigd met door dat misdrijf verkregen geld. De bewezenverklaring is dus niet naar de eis van de wet met redenen omkleed.
2.4. Het middel slaagt.
3. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 3 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren W.A.M. van Schendel en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken op 5 juli 2011.
Conclusie 17‑05‑2011
Mr. Vellinga
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Verdachte is door het Gerechtshof te Amsterdam wegens 1. ‘Valsheid in geschrift, meermalen gepleegd’, 2. ‘In strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, en terwijl hij weet of redelijkerwijze moet vermoeden dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, dan wel voor de hoogte of de duur van een dergelijke verstrekking of tegemoetkoming, meermalen gepleegd’, 3. ‘Opzettelijk uit de opbrengst van enig door misdrijf verkregen goed voordeel trekken, meermalen gepleegd’ en 4. primair ‘Oplichting’ veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
2.
Er bestaat samenhang tussen de zaken met de nummers 10/00458 en 10/00615. In beide zaken zal ik vandaag concluderen.
3.
Namens verdachte heeft mr. B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, één middel van cassatie voorgesteld.
4.
Het middel klaagt dat het onder 3 bewezenverklaarde niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid.
5.
Het Hof heeft ten laste van verdachte onder 3 bewezenverklaard dat:
‘hij in de periode van 19 december 1994 tot en met 19 december 2006 in de gemeente Alkmaar, telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van de woning op het adres [a-straat 1] en de in die woning aanwezige voorzieningen, te weten onder meer gas en water en elektra en opzettelijk eet- en drinkwaren heeft genuttigd, wetende dat die woning en de in die woning aanwezige voorzieningen en die eet- en/of drinkwaren geheel of gedeeltelijk werden betaald van een uitkering krachtens de Algemene bijstandswet en/of de Wet werk en bijstand, welke door [medeverdachte] — met wie verdachte op bovengenoemd adres samenwoonde — door valsheid in geschrift was verkregen, hebbende verdachte aldus telkens opzettelijk uit de opbrengst van enig door misdrijf verkregen goed voordeel getrokken’
6.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan wel worden afgeleid dat verdachte enige tijd met [medeverdachte] heeft samengewoond (in het bijzonder bewijsmiddelen 3, 4 en 5), en met enige goede wil dat [medeverdachte] een uitkering krachtens de Algemene bijstandswet en/of de Wet werk en bijstand had die door valsheid in geschrift was verkregen (bewijsmiddel 9), maar niet dat die woning en de in die woning aanwezige voorzieningen en die eet-of drinkwaren geheel of gedeeltelijk werden betaald van genoemde uitkering van [medeverdachte]. De inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen wijst in zekere zin op het tegendeel nu verdachte blijkens zijn verklaring niet alleen beschikte over een uitkering, maar daarnaast ook over inkomsten uit werk.
7.
Dat de verdachte en Schouten, zoals het Hof blijkens zijn nadere bewijsoverweging met betrekking tot feit 3 uit verdachtes dagelijks verblijf bij Schouten en zijn samenwonen met haar meent te kunnen afleiden, gezamenlijk eten en drinken, maakt het voorgaande niet anders. Daarmee is immers nog niet gezegd wie het eten en drinken betaalt.
8.
Zo al die woning en de in die woning aanwezige voorzieningen en die eet- en/of drinkwaren geheel of gedeeltelijk werden betaald van de door valsheid in geschrifte verkregen uitkering van [medeverdachte], dan blijkt uit de gebezigde bewijsmiddelen nog niet dat de verdachte daarvan weet had, ook niet in de vorm van voorwaardelijk opzet.
9.
Het middel slaagt.
10.
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen waarop het bestreden arrest zou dienen te worden vernietigd.
11.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest voor wat betreft het onder 3 bewezenverklaarde en de strafoplegging en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof dan wel verwijzing van de zaak naar een aangrenzend Hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG