Rb. Arnhem, 15-02-2012, nr. 218216
ECLI:NL:RBARN:2012:BV7076
- Instantie
Rechtbank Arnhem
- Datum
15-02-2012
- Zaaknummer
218216
- LJN
BV7076
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBARN:2012:BV7076, Uitspraak, Rechtbank Arnhem, 15‑02‑2012; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 15‑02‑2012
Inhoudsindicatie
Afleggen nadere rekening en verantwoording verloop bankrekening overledene
Partij(en)
Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 218216 / HA ZA 11-1107
Vonnis van 15 februari 2012
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. J.C.M. Bonnier te Wijchen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. H.C.W. Geffroy te Ede.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het tussenvonnis van 5 oktober 2011
- -
het proces-verbaal van comparitie van 10 januari 2012.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
[eiseres] is een dochter van de heer [betrokkene] (verder: de [betrokkene]). De [betrokkene] is geboren in 1926 en is op 18 september 2008 op 82-jarige leeftijd overleden. [eiseres] en haar drie broers zijn de enige erfgenamen. [eiseres] is geboren in 1955, haar drie broers in 1948, 1953 en 1961. Bij testament van 30 december 2002 heeft de [betrokkene] de jongste broer, [betrokkene 2], benoemd tot executeur-afwikkelingsbewindvoerder.
2.2.
[gedaagde], geboren in 1928, heeft sinds 1983 met de [betrokkene] samengewoond als waren zij gehuwd. Zij hebben een gemeenschappelijke huishouding gevoerd, maar waren niet als partners geregistreerd en hadden beiden eigen inkomsten. De woning was eigendom van [gedaagde]. [gedaagde] is geen erfgenaam of legataris van de [betrokkene].
2.3.
Op 1 maart 2001 is bij de [betrokkene] de diagnose ziekte van Alzheimer gesteld. Vanaf 2004 is [gedaagde] het beheer over de financiën van de [betrokkene] gaan voeren. Bij notariële akte van notaris mr. M.A. Stokroos d.d. 20 juni 2005 heeft de [betrokkene] aan [gedaagde] volmacht verleend om zijn financiële belangen te behartigen. De volmacht is in de akte omschreven als:
om hem in alle opzichten te vertegenwoordigen en zijn rechten en belangen zonder enige uitzondering, zo op het gebied van het personenrecht, als op dat van het goederenrecht, het verbintenissenrecht, het erfrecht, het fiscaal recht, het procesrecht en ieder ander rechtsgebied, waar te nemen en uit te oefenen; strekkende deze volmacht dus ook, om schenkingen te doen en aan te nemen etc. etc.
Voorts is in de akte vermeld:
Deze volmacht is verleend in het belang van de volmachtgever, zodat de gevolmachtigde niet bevoegd is om op grond van deze volmacht in het belang van een derde te handelen.
In december 2006 is de [betrokkene] opgenomen in een verpleeghuis te [woonplaats], alwaar hij op 18 september 2008 is overleden.
2.4.
[gedaagde] heeft in de tussenliggende jaren talloze malen beschikt over de bankrekening van de [betrokkene]. Na het overlijden van de [betrokkene] heeft de dochter van [gedaagde] bij schrijven van 28 september 2008 aan de tot executeur benoemde broer van [eiseres] de giro-afschrifen toegestuurd van de rekening van de [betrokkene] en gemeld dat [gedaagde] een spaarpotje voor onvoorziene omstandigheden had gemaakt voor een bedrag van € 8.255,00 en daarnaast € 7.000,00 had geleend aan een gezamenlijke kennis van haar en de [betrokkene]. De som van deze bedragen ad € 15.255,00 heeft [gedaagde] omstreeks diezelfde datum teruggestort op de bankrekening van de [betrokkene].
2.5.
Bij schrijven van 11 februari 2011 heeft de advocaat van [eiseres] [gedaagde] gesommeerd om rekening en verantwoording af te leggen van het door haar gevoerde financiële beheer over het inkomen en vermogen van de [betrokkene]. Bij schrijven van 6 maart 2011 heeft de dochter van [gedaagde] namens [gedaagde] gereageerd en verwezen naar eerdere brieven van notaris Stokroos en naar een (niet overgelegde) brief van de advocaat van [gedaagde]. In haar schrijven van 4 september 2009 aan de rechtsbijstandverzekeraar van [eiseres] had notaris Stokroos (onder meer) een summiere opgave verstrekt van de opnamen en kosten in de jaren 2007 en 2008 onder verwijzing naar een bijlage. De rechtbank neemt aan dat dit het door [gedaagde] overgelegde overzicht is van geldopnamen en betalingen aan derden in de periode van 15 januari 2007 tot en met 15 september 2008 met een opgave van gemaakte kosten en een afrekening, salderend in de terugstorting van voormeld bedrag van € 15.255,00.
2.6.
[eiseres] heeft een overzicht overgelegd van transacties op de bankrekening van de [betrokkene] in de periode van 6 januari 2005 tot en met 15 september 2008.
3. Het geschil
3.1.
[eiseres] vordert na vermeerdering van eis:
- 1.
verklaring voor recht dat [gedaagde] zich jegens [eiseres] ongerechtvaardigd heeft verrijkt, doordat zij toerekenbaar tekort is geschoten ten aanzien van de aan haar verstrekte volmacht dan wel onrechtmatig heeft gehandeld door zonder rechtsgrond betalingen te verrichten vanaf de bankrekening van de [betrokkene] dan wel dat zij niet naar behoren heeft voldaan aan haar verplichting om rekening en verantwoording (af te leggen), doordat zij feiten heeft achtergehouden;
- 2.
veroordeling van [gedaagde] tot betaling van het bedrag waarmee zij zichzelf, ten koste van [eiseres], onrechtvaardig heeft verrijkt ad € 23.475,00, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 1.378,02;
- 3.
veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en de nakosten, vermeerderd met rente.
3.2.
[eiseres] legt aan deze vorderingen ten grondslag dat [gedaagde] gefaald heeft in haar verplichtingen om de financiële belangen van de [betrokkene] optimaal te behartigen en dat [gedaagde] in dat kader is tekort geschoten in haar hoedanigheid als gevolmachtigde, dan wel dat sprake is van onrechtmatig handelen jegens [eiseres]. Dit brengt volgens [eiseres] met zich dat [gedaagde] zich in ieder geval ongerechtvaardigd heeft verrijkt ex artikel 6:212 BW door geldopnamen te verrichten ten behoeve van zichzelf dan wel derden, zonder daartoe een wettelijke grondslag te hebben, waardoor [eiseres] is verarmd en schade lijdt. [eiseres] berekent in een bijlage bij haar dagvaarding dat het gaat om een bedrag van € 23.475,00. Dit bedrag bestaat uit de ‘lening derde’ ten bedrage van € 7.000,00, vermeerderd met ‘huishoudgeld’ ten bedrage van € 11.000,00 (te weten een maandelijks bedrag van € 500,00 gedurende de 22 maanden waarin de [betrokkene] was opgenomen in het verpleeghuis) en vermeerderd met ‘losse opname’ ten bedrage van € 20.700,00 (zijnde het bedrag van het overzicht van [gedaagde]) en verminderd met het bedrag van € 15.225,00 dat [gedaagde] omstreeks 28 september 2008 op de rekening van de [betrokkene] heeft teruggestort.
3.3.
[gedaagde] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
De eerste vraag die beantwoord moet worden is of [gedaagde] gehouden was om rekening en verantwoording af te leggen omtrent haar beheer van het inkomen en het vermogen van de [betrokkene]. Deze vraag wordt door de rechtbank gedeeltelijk bevestigend beantwoord. Het gedeeltelijke van dit bevestigend antwoord betreft de omvang van de rekenschap en ook de persoon jegens wie de rekening en verantwoording moet worden afgelegd.
4.2.
Wat betreft deze rekengerechtigdheid overweegt de rechtbank dat, indien en voor zover rekening moet worden afgelegd en voor zover geen sprake is rekenplichtigheid ten overstaan van de rechter, zoals bij curatele en minder- of meerderjarigenbewind dan wel bij een rekenprocedure als bedoeld in artikel 771 e.v. Rv, de rekening en verantwoording moeten worden afgelegd jegens degene wiens inkomen en vermogen is beheerd. Bij overlijden van deze persoon gaat de rekengerechtigdheid over op zijn erfgenamen. Nu blijkt uit het door de rechtbank opgevraagde en ten behoeve van de comparitie overgelegde testament van de [betrokkene], dat [eiseres] niet de enige erfgenaam is en dat haar broer is benoemd tot executeur-testamentair en afwikkelingsbewindvoerder. Dit betekent dat [gedaagde], indien en voor zover zij rekenschap moet afleggen, dit moet doen c.q. had moeten doen jegens die broer van [eiseres]. De rechtbank verwijst naar artikel 3:179, tweede volzin, en artikel 4:145 lid 2 BW. Feitelijk kan [eiseres] niet worden ontvangen in haar vorderingen. Dit geldt voor de sub 1 gevorderde verklaring voor recht, die slechts betrekking kan hebben op de gehele nalatenschap, die nog onverdeeld is en waarin [eiseres] slechts ten dele is gerechtigd, en dit geldt a fortiori voor de geldvordering sub 2, waarin [eiseres] niet meer dan deelgerechtigde kan zijn.
4.3.
Omdat [gedaagde] ter comparitie haar desbetreffende ontvankelijkheidsverweer om proceseconomische redenen heeft ingetrokken, zal de rechtbank toch ingaan op de andere aspecten van het geschil.
4.4.
Wat betreft de omvang van de rekenschap overweegt de rechtbank dat de enkele omstandigheid dat een persoon zijn of haar levenspartner behulpzaam is bij zijn of haar financiële administratie nog geen wettelijke verplichting schept om ter zake volledig, tot in het verre verleden en tot in details rekenschap af te leggen. Zolang geen sprake is van zaakwaarneming in de zin van artikel 6:198 BW, noch van het volledig overlaten van het beheer krachtens volmacht c.q. lastgeving als bedoeld in artikel 7:414 BW, dan wel curatele of beschermingsbewind, mag in beginsel van die partner worden verwacht dat hij of zij zelf toezicht houdt en ingrijpt of vragen stelt bij twijfel of zijn of haar belangen bij incidentele transacties op de juiste wijze zijn behartigd. In deze zaak geldt dit in elk geval voor de periode tot aan de volmachtverlening op 20 juni 2005.
4.5.
Hieraan doet niet af dat reeds in 2001 bij de [betrokkene] de diagnose van Alzheimer is gesteld. Het is algemeen bekend dat deze ziekte een geleidelijk verloop kent en dat patiënten in de eerste fasen niet continu onmachtig zijn en bij tijd en wijle nog voldoende helder kunnen zijn en voldoende zakelijk inzicht kunnen hebben. [eiseres] heeft onvoldoende gesteld om aan te kunnen nemen dat dat bij haar vader niet het geval is geweest in de jaren, die voorafgingen aan de notariële volmacht. [eiseres] beroept zich te dien aanzien op een medisch dossier, maar dit dossier is niet overgelegd, en [eiseres] heeft niet weersproken dat zij zelf al lange tijd geen of nauwelijks contact had met haar vader. Haar verwijt dat [gedaagde] een wig dreef tussen de [betrokkene] en zijn kinderen gaat niet op, omdat zonder betere toelichting, die ontbreekt, niet valt in te zien dat een volwassen vrouw geen mogelijkheden zou kunnen vinden om buiten de nieuwe partner om contact op te nemen met haar vader, die, zoals blijkt uit de volmachtverlening, in elk geval nog in staat was om zelfstandig en zonder begeleiding naar een notaris te gaan. Voorts is zonder betere toelichting al helemaal onaannemelijk dat [eiseres] door [gedaagde] werd belet om haar vader op te zoeken in het verpleeghuis.
4.6.
Tegenover de stelling of suggestie van [eiseres] dat haar vader reeds ten tijde van de volmachtverlening volstrekt wilsonbekwaam zou zijn, staat de schriftelijke verklaring van de notaris, die de akte heeft verleden. Zoals hierboven reeds is overwogen waren bij de volmachtverlening geen andere personen aanwezig, ook [gedaagde] niet.
De notaris, mr. Stokroos, schrijft in haar brief van 25 augustus 2010 dat zij niet op de hoogte was van het feit dat de [betrokkene] leed aan de ziekte van Alzheimer, dat de [betrokkene] sedert geruime tijd bekend was op haar kantoor en dat zij in het gesprek voorafgaand aan de ondertekening van de akte zich ervan heeft vergewist dat het de daadwerkelijke wil was van de [betrokkene], dat zij, mede gezien de leeftijd van de [betrokkene], hierover uitdrukkelijk vragen heeft gesteld, en dat zij aan de hand van dit gesprek en aan de hand van de gehele voorgeschiedenis en de achtergrondinformatie welke in de vorm van gespreksnotities op haar kantoor aanwezig was, tot de conclusie was gekomen dat de [betrokkene] de inhoud en de strekking van de volmacht heel goed begreep en dat het ook zijn uitdrukkelijke wil was.
Met deze duidelijke verklaring, waartegenover [eiseres] onvoldoende heeft gesteld, gaat de rechtbank ervan uit dat de [betrokkene] bij die volmachtverlening voldoende in staat was om zijn wil te bepalen en dat hij in de voorafgaande periode voldoende heldere momenten heeft gehad om de handelingen, die [gedaagde] in zijn belang had verricht, te controleren en te waarderen.
[gedaagde] hoeft zich niet te verantwoorden voor de periode vóór de volmachtverlening.
4.7.
Anders ligt dit voor het beheer na die volmachtverlening. Die volmacht, de aanvaarding daarvan en het voeren van het vermogensrechtelijk beleid met gebruikmaking van die volmacht, kwalificeren als een overeenkomst van opdracht in de zin van artikel 7:400 BW e.v. en in het bijzonder als lastgeving als bedoeld in artikel 7:414 BW. Op grond van artikel 7:403 lid 2 BW dient [gedaagde] rekening af te leggen van de inkomsten en uitgaven en zal zij ook verantwoording moeten geven van haar handelen. In de omstandigheden van dit geval kunnen daaraan echter geen zware eisen worden gesteld. De inkomsten behoeven geen verduidelijking. Het betreft blijkens een door [eiseres] overgelegde boedelbeschrijving een bedrijfspensioen van ruim € 500,00 per maand en een AOW-uitkering. Het vermogen was bescheiden: volgens die beschrijving slechts een saldo op na te melden betaalrekening, een kleine € 18.000,00 op een spaarrekening, wat huisraad en kleding e.d. En wat betreft de uitgaven, waarover het gaat in dit geding, kan van [gedaagde], die zelf reeds de leeftijd van 84 jaar heeft bereikt, in redelijkheid niet gevergd worden dat zij achteraf over alle jaren, waarin haar levenspartner in goed vertrouwen het beheer van zijn zaken aan haar heeft overgelaten, alle en met name ook alle kleine dagelijkse uitgaven met bonnetjes en andere bewijsstukken onderbouwt.
4.8.
[gedaagde] heeft die rekening en verantwoording reeds afgelegd over haar beheer in de periode van 15 januari 2007 tot en met 15 september 2008. Het betreft het overzicht, waarnaar notaris Stokroos verwees in haar brief van 4 september 2009 aan de rechtsbijstandverzekeraar van [eiseres].
4.9.
Volgens dit overzicht heeft [gedaagde] in die periode van 15 januari 2007 tot en met 15 september 2008 vanaf de rekening van de [betrokkene] een aantal betalingen aan derden gedaan (tot in totaal € 2.904,53), welke betalingen zijn gespecificeerd met tenaamstellingen en toelichtingen. Het betreft een nieuwe afstandsbediening en de kamerinrichting [verpleeghuis] (waarmee, naar de rechtbank aanneemt, het verpleeghuis is bedoeld, waar de [betrokkene] kort tevoren was opgenomen), schoeisel en kleding voor de [betrokkene], een neustondeuse, een betaling van € 939,00 aan een juwelier met bijschrijving ‘kado 80 jaar’ (naar de rechtbank aanneemt: voor de verjaardag van [gedaagde]) en de tandarts. Bij deze bedragen, tenaamstellingen en toelichtingen heeft [eiseres] in haar dagvaarding verder geen vragen gesteld en deze uitgaven kunnen hiermee als voldoende gespecificeerd en verantwoord worden aangemerkt.
4.10.
Voorts zijn er volgens dit overzicht in deze periode gelden tot in totaal € 20.700,00 van de rekening van de [betrokkene] opgenomen. Het gaat [eiseres] blijkbaar om deze geldopnamen. Te dien aanzien overweegt de rechtbank als volgt.
4.11.
Bij drie opnamen tot een totaalbedrag van € 7.000,00 is bijgeschreven dat het een ‘lening kennis’ betrof en bij een opname van € 1.500,00 is bijgeschreven dat het ‘rouwadvertenties en -kaarten’ betrof. De overige geldopnamen zijn niet benoemd in het chronologische overzicht, maar bijgevoegd is een opgave van ‘gemaakte kosten’ ten bedrage van € 4.695,00 in totaal plus € 750,00 ‘kosten kaarten’.
Deze kosten van in totaal € 4.695,00 betreffen volgens het bijblad:
schoonmaakkosten [verpleeghuis] 60x20 1.200
reiskosten 20x100 2.000
traktaties 20x25 500
pyama 165
ondergoed-sokken 130
telefoon en porti 420
representatie 200
fietsenstalling 80
totaal gemaakte kosten 4.695
Voorts wordt op dat bijblad door [gedaagde] een afrekening gepresenteerd.
Het bedrag van de lening kennis ten bedrage van € 7.000,00 wordt of is teruggestort op de rekening van de [betrokkene]. Van het restant van de geldopnamen ten bedrage van (€ 20.700,00 - € 7.000,00 =) € 13.700,00 worden de gemaakte kosten ad € 4.695,00 en de kosten kaarten ad € 750,00 afgetrokken en het restant ten bedrage van € 8.255,00 wordt of is eveneens teruggestort op de rekening.
4.12.
Wat betreft de kosten gaat de rechtbank ervan uit dat de schoonmaakkosten betrekking hebben op de kamer of ruimte van de [betrokkene] in het verpleeghuis [verpleeghuis](gras) te [woonplaats] tijdens zijn verblijf aldaar. Deze kosten ad (blijkbaar) € 60,00 per maandelijkse schoonmaakbeurt komen niet ongebruikelijk en onredelijk voor en deze uitgaven beschouwt de rechtbank hiermee als voldoende verantwoord.
De reiskosten hebben volgens (de ter comparitie verschenen dochter van) [gedaagde] betrekking op haar bezoekkosten aan de [betrokkene] tijdens zijn verblijf in het verpleeghuis, waarvan de uitdrukkelijke wens van de [betrokkene] was dat deze voor zijn rekening zouden komen. [eiseres] heeft dit niet weersproken. De omstandigheid dat een Alzheimer patiënt dikwijls niet goed in staat zal zijn om zijn zakelijke belangen te behartigen, laat onverlet dat zijn erfgenamen zijn wens om op zijn kosten af en toe bezoek te krijgen dienen te respecteren. Het gaat hierbij slechts om € 20,00 per bezoek en dit komt niet onredelijk voor, gezien de afstand [woonplaats]-[woonplaats]. De rechtbank beschouwt ook deze uitgaven als voldoende verantwoord.
Om dezelfde redenen acht de rechtbank ook de traktaties en de telefoon- en portikosten niet voor serieuze discussie vatbaar. [gedaagde] zal ongetwijfeld ook uit liefde haar partner hebben opgezocht in het verpleeghuis, hem attenties hebben gegeven en regelmatig met hem en zijn verzorgers hebben gebeld, maar de [betrokkene] was hierbij zozeer gebaat dat deze kosten, mede gelet op zijn uitdrukkelijke wens, in redelijkheid voor zijn rekening mochten worden gebracht.
De rechtbank oordeelt dat de posten pyjama, ondergoed en sokken evident ten laste van de rekening van de [betrokkene] mochten worden gebracht en dat de over 20 maanden gespreide postjes representatie en fietsenstalling geen nadere specificatie en onderbouwing behoeven.
Voorts acht de rechtbank alleszins redelijk dat, ook al zijn de begrafeniskosten voor rekening van de erven gekomen, [gedaagde] gerechtigd was om op kosten van de overledene rouwkaarten te sturen aan hun gemeenschappelijke vrienden en kennissen. Uit de stukken en de behandeling ter comparitie maakt de rechtbank op dat het zal gaan om mensen, die niet behoren tot kennissenkring van de kinderen-erfgenamen.
4.13.
De conclusie is dat van de uitgaven ten bedrage van € 4.695,00 en € 750,00 naar het oordeel van de rechtbank voldoende rekenschap is gegeven en dat deze uitgaven ten laste van de rekening van de [betrokkene] deugdelijk zijn verantwoord.
De lening aan kennissen betrof volgens [gedaagde] een lening aan gemeenschappelijke vrienden van haar en de [betrokkene] en deze lening is door die vrienden afgelost en door [gedaagde] teruggestort op de rekening van de [betrokkene]. Hiermee is deze lening afgedaan. [eiseres] kan [gedaagde] niet tegenwerpen dat deze lening, die slechts enkele maanden heeft gelopen, renteloos is verstrekt. [gedaagde] was noch op grond van de volmacht, noch op grond van enige andere rechtsregel, verplicht om aan hun vrienden een marktconforme rente in rekening te brengen.
4.14.
Met haar terugstorting van het volledige bedrag van haar geldopnamen, minus de verantwoorde kosten en de reeds teruggestorte lening, heeft [gedaagde] alles gedaan wat in redelijkheid van haar gevergd kon worden met betrekking tot de afwikkeling van haar beheer in de periode vanaf 15 januari 2007. Naar het oordeel van de rechtbank heeft zij zich hierbij zelfs tekort gedaan. Ter comparitie is immers komen vast te staan dat de woning, waarin de [betrokkene] en [gedaagde] samenwoonden, haar eigendom was en dat zij de vaste lasten en andere kosten daarvan droeg. [gedaagde] heeft gesteld en [eiseres] heeft niet weersproken dat [gedaagde] en de [betrokkene] waren overeengekomen dat de [betrokkene] met € 500,00 per maand zou bijdragen in de kosten van huisvesting. [eiseres] meent dat deze afspraak verviel toen haar vader werd opgenomen in het verpleeghuis, maar de rechtbank acht dit helemaal niet vanzelfsprekend. [gedaagde] en de [betrokkene] hebben 26 jaar samengewoond en [gedaagde] heeft vermeld dat de huisvesting op hun samenwoning was afgestemd. Het is dan alleszins redelijk dat de [betrokkene] tijdens zijn verblijf in het verpleeghuis nog een tijdlang meebetaalt aan die huisvesting zodat [gedaagde], in die onmiskenbaar ook voor haar zware tijd, in dat huis kan blijven wonen. Uit de door [eiseres] overgelegde boedelbeschrijving blijkt overigens dat in dat huis ook nog spullen stonden van de [betrokkene].
4.15.
Met betrekking tot de aan 15 januari 2007 voorafgaande periode heeft [gedaagde] niet aanstonds en uit eigen beweging rekening en verantwoording afgelegd. Zoals hierboven is overwogen, kon dit wel van haar verlangd worden voor de periode vanaf 20 juni 2005.
Te dien aanzien zal de rechtbank het door [eiseres] overgelegde overzicht van transacties als leidraad nemen. Dit overzicht vangt aan met een opname op 6 januari 2005 en eindigt met een opname op 15 september 2008, maar de rechtbank laat de periode van 6 januari 2005 tot 20 juni 2005 buiten aanmerking, omdat deze ligt vóór de volmachtverlening en het op basis van deze volmacht gevoerde beheer. Voorts laat de rechtbank de periode van 15 januari 2007 tot en met 15 september 2008 buiten beschouwing, omdat het beheer in deze periode hierboven reeds is behandeld en goedgekeurd.
4.16.
Volgens het overzicht van [eiseres] zijn in de relevante periode van 20 juni 2005 tot 15 januari 2007 talloze kasopnames, pintransacties en overboekingen gedaan.
Bij de overboekingen en (pin)betalingen aan derden is telkens de naam van de begunstigde vermeld. Het begint met een betaling aan het notariskantoor, vermoedelijk in verband met de volmacht, en verder betreft het grosso modo betalingen aan (tand)artsen, fysiotherapeuten, NS, kleding-, brillen- en meubelzaken, zorgwinkels en warenhuizen, een hotel en een restaurant. [eiseres] heeft in haar dagvaarding bij deze betalingen geen vraagtekens gezet en de rechtbank gaat ervan uit dat [gedaagde] hieromtrent geen nadere rekening en verantwoording hoeft af te leggen.
Er zijn echter ook talloze geldopnamen van verschillende bedragen en een paar overboekingen naar de rekening van [gedaagde]. Hierover zijn wel vragen te stellen.
4.17.
De rechtbank berekent dat volgens het overzicht van [eiseres] in de relevante periode van 20 juni 2005 tot 15 januari 2007 in totaal € 12.883,75 van de rekening van de [betrokkene] is opgenomen en/of aan [gedaagde] is overgeboekt. Het gaat om 19 maanden en daarmee is 19 x € 500,00 = € 9.500,00 verklaard als bijdrage in de woonlasten. Hiermee is nog slechts een bedrag van € 12.883,75 - € 9.500,00 = € 3.383,75 niet verklaard, dit wil zeggen een bedrag van nog geen € 180,00 per maand. In die periode woonde de [betrokkene] nog thuis en diende hij vanzelfsprekend niet alleen bij te dragen in de woonlasten, maar ook in de andere kosten van de huishouding, zoals die van eten en drinken. Het valt op dat op het overzicht geen enkele pintransactie bij een supermarkt staat vermeld. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat het, relatief geringe, onverklaarde bedrag van de geldopnamen en overboekingen aan [gedaagde] geheel of vrijwel geheel verklaard kan worden met bijdragen in de dagelijkse kosten van de huishouding. In redelijkheid kan van [gedaagde] niet worden gevergd dat zij hieromtrent nader rekening en verantwoording aflegt.
4.18.
De slotsom is dat [gedaagde] niet kan worden verweten dat zij niet naar behoren heeft voldaan aan haar verplichting om rekening en verantwoording af te leggen, laat staan dat haar kan worden verweten dat zij de volmacht heeft misbruikt, onrechtmatig heeft gehandeld en zich ten koste van de [betrokkene] en zijn erfgenamen heeft verrijkt.
De vorderingen van [eiseres] zijn ongegrond en worden afgewezen.
4.19.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- -
explootkosten € 0,00
- -
griffierecht 800,00
- -
getuigenkosten 0,00
- -
deskundigen 0,00
- -
overige kosten 0,00
- -
salaris advocaat 1.158,00 (2,0 punten × tarief € 579,00)
Totaal € 1.958,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.958,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.W. Huijgen en in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2012.