type: 1554coll:
Rb. Den Haag, 15-07-2020, nr. C/09/573400 / HA ZA 19-486
ECLI:NL:RBDHA:2020:6439
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
15-07-2020
- Zaaknummer
C/09/573400 / HA ZA 19-486
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2020:6439, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 15‑07‑2020; (Bodemzaak)
- Vindplaatsen
JA 2020/138 met annotatie van Dijk, Chr.H. van
Uitspraak 15‑07‑2020
Inhoudsindicatie
Verzekeringsrecht. Een gedeelte van een varkensstal stort in tijdens een noodweer. Is de schade veroorzaakt door de storm of door de gebrekkige staat van de constructie van de stal? Toepassing van de leer van de dominant cause.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK DEN HAAG
Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/573400 / HA ZA 19-486
Vonnis van 15 juli 2020
in de zaak van
[eiser] , te [plaats ] ,
eiser,
advocaat mr. B. van Treijen te Lent,
tegen
NATIONALE NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERING N.V., te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. L. Schuurs te Den Haag.
Partijen zullen hierna [eiser] en NN genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het tussenvonnis van de rechtbank Overijssel van 27 maart 2019, waarbij de zaak is verwezen naar de rechtbank Den Haag;
- -
het oproepingsexploot van [eiser] van 25 april 2019;
- -
de akte vermindering van eis in incident van [eiser] van 15 mei 2019;
- -
de brief van mr. Van Treijen van 28 mei 2019;
- -
het tussenvonnis van 11 september 2019, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- -
de akte overlegging productie 19 tevens wijziging van eis van [eiser] , met één productie;
- -
de rolbeschikking van 6 mei 2020, waarbij is bepaald dat de comparitie van partijen plaatsvindt in de vorm van een skype-zitting;
- -
het proces-verbaal van de op 28 mei 2020 gehouden comparitie van partijen in de vorm van een skype-zitting.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.
1.3.
Het proces-verbaal van de comparitie is buiten aanwezigheid van partijen opgemaakt. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om opmerkingen te maken over het proces-verbaal voor zover het feitelijke onjuistheden betreft. Partijen hebben van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
2. De feiten
2.1.
[eiser] drijft een agrarische onderneming in [plaats ] aan het adres [adres] . Het bedrijf had in 2015 zeven varkensstallen met vleesvarkens. Daarnaast heeft [eiser] drie vleeskuikenstallen die via een maatschap door hem worden geëxploiteerd. Verder zijn er nog andere dieren zoals schapen op het bedrijf.
2.2.
[eiser] had in 2015 bij Delta Lloyd Schadeverzekering N.V. (hierna: Delta Lloyd) een verzekering genaamd Brandverzekering Agrarische Bedrijven (hierna: de brandverzekering). Onder de brandverzekering was onder meer een varkensstal van 9,7 breed en 68 meter lang (hierna: de stal) verzekerd, alsmede (onder andere) schapen, vleesvarkens, veevoeders en opruimingskosten. Aangezien Delta Lloyd per 1 januari 2019 is overgenomen door NN zal Delta Lloyd hierna worden aangeduid als NN.
2.3.
De polisvoorwaarden luiden, voor zover hier van belang, als volgt:
“Artikel 3
OMSCHRIJVING VAN DE DEKKING
Gedekte gebeurtenissen
De verzekering dekt de in de polis vermelde zaken tegen materiële schade door een hierna vermelde gebeurtenis. (…)
(…)
Artikel 3.3
Blikseminslag
(…)
Artikel 3.7
Elektrocutie
Elektrocutie, plotseling en onvoorzien, van levende have.
(…)
Artikel 3.10
Storm
Zie Nadere Omschrijvingen
(…)
Artikel 4
UITGESLOTEN GEBEURTENISSEN EN BEPERKINGEN
uitgesloten gebeurtenissen
(…)
Artikel 4.5
Storm
1. Schade ten gevolge van achterstallig onderhoud en/of slijtage
(…)
Beperkingen
Artikel 4.10
Eigen risico storm
In geval van stormschade geldt een eigen risico van € 800 per gebouw (…)
(…)
NADERE OMSCHRIJVINGEN
(…)
Storm
Onder storm wordt verstaan een windsnelheid van tenminste 14 meter per seconde (windkracht 7 en hoger). Voor roerende zaken is de dekking uitsluitend van kracht indien aanwezig in het gebouw en het gebouw ook door storm is beschadigd.(…)”
2.4.
De stal is in 1980 gebouwd en in 2009 is de stalinrichting gemoderniseerd. De zijwanden van de stal bestonden uit een gemetselde spouwmuur waarop een houten muurplaat was aangebracht. Op die muurplaat waren 17 stalen spanten aangebracht met om de zes vakken een vakwerkspant van lichte stalen buisprofielen. Een spant heeft als functie het dragen van de dakconstructie, inclusief de daarop uitgeoefende belasting van de dakbedekking, sneeuw, wind en dergelijke. Het brengt het totaal van deze krachten inclusief het eigen gewicht verticaal over op de eronder aanwezige constructie (in dit geval de muurplaat). Tussen de spanten van de stal lagen houten gordingen. Aan de onderzijde van de gordingen was een houten beschot van 16 mm dik aangebracht en aan de bovenzijde een golfplaat. De spantconstructie bestond uit twee spantbenen die ongeveer 350 mm boven de oplegging op de muurplaat waren verbonden door middel van een horizontale trekstang, die ervoor zorgde dat de spantbenen bij elkaar bleven. Aangezien de aansluitingen van de trekstangen op de spantbenen zich achter het houten beschot bevonden, waren deze aansluitingen niet volledig zichtbaar.
2.5.
Op 14 september 2015 heeft er noodweer gewoed boven het bedrijf van [eiser] met regen, onweer en storm (van meer dan 14 meter per seconde). Tijdens het noodweer is een deel van de stal ingestort, groot 27 meter (van de 68 meter). Daarnaast zijn 20 schapen van [eiser] in het veld overleden (als gevolg van onweer) en zijn 13 andere schapen de dagen erna overleden.
2.6.
In opdracht van [eiser] heeft B&K Bouwbedrijf B.V. noodvoorzieningen aan de stal getroffen en een scheidingsschot langs het beschadigde deel van de stal aangebracht. De kosten hiervan bedroegen € 3.864,68.
2.7.
Op 18 september 2015 is de schade bij NN gemeld. NN heeft de heer [schade expert] van Lengkeek Expertises (hierna: [schade expert] ) ingeschakeld om de omvang van de schade vast te stellen. Naast herstelkosten voor de stal betreft het kosten voor het verwijderen van asbest in de stal, kosten van de getroffen noodvoorziening, schade doordat vleesvarkens vanwege de instorting van de stal eerder (met een lager gewicht) naar de slacht zijn afgevoerd, schade door verloren gegaan voer en schade door het omkomen van de schapen.
2.8.
Daarnaast heeft NN haar interne onderzoekers [interne onderzoeker 1] en [interne onderzoeker 2] (hierna: de interne onderzoekers) opdracht gegeven een toedrachtonderzoek naar de instorting uit te voeren. De interne onderzoekers hebben de situatie ter plaatse in kaart gebracht, waarbij onder meer is geconstateerd dat trekstangen van de spantconstructie door corrosie waren aangetast.
2.9.
In opdracht van NN heeft ing. [ingenieur 1] van bouwtechnisch adviesbureau [A] (hierna: [A] ) een constructief onderzoek naar de stal uitgevoerd. Hiertoe is de situatie ter plaatse op 21 september 2015 onderzocht. Op 13 oktober 2015 heeft [A] gerapporteerd. De conclusie van dit rapport luidt als volgt:
“Kortom, als de diameter van de trekstang minder dan zo’n 10 mm. is komt de constructie alleen al van het eigen gewicht e.d. van het dak in een kritieke toestand terecht !! Zonder nog rekening te houden met andere belastingen zoals wind en sneeuw.
De aangetroffen diameter van de trekstang ter plaatse van de bevestiging aan het spant was bij sommige spanten minder dan 4 mm. Het zal duidelijk zijn dat de hiervoor aangegeven belastingen niet meer door deze trekstang opgenomen konden worden. Op elk willekeurig moment had het bezwijk op kunnen treden, ook zonder extra belastingen van buiten af.
Op het moment dat er één trekstang bezwijkt krijgen de naast gelegen trekstangen er plotseling extra belastingen bij. In de aangetroffen situatie kon dat niet meer door de stangen worden opgenomen met een voortschrijdende instorting tot gevolg.
(…)
6 - Conclusie
Ten gevolge van jarenlange condensatie met corrosie tot gevolg aan een essentieel onderdeel van de constructie, de trekstangen van de spantconstructies bij deze stal, zijn sommige diameters van deze trekstangen in de loop der tijd dermate afgenomen dat de erop komende belastingen niet meer konden worden opgenomen. Hierdoor zijn er een aantal bezweken waardoor de complete dakkonstruktie naar beneden is gevallen en de zijgevels naar buiten zijn geduwd.
Deze sluimerende condensatie vond plaats op een slecht zichtbare plaats.
Tot slot, zoals hiervoor bij onderdeel 3 - a punt 6 (blad 11) is aangegeven treedt bovenstaand scenario ook op in het nog overeind staande gedeelte van de stal. Het zal duidelijk zijn dat hier op korte termijn maatregelen nodig zijn om een verdere calamiteit te voorkomen. Eventueel kunnen in eerste instantie alle diameters van de trekstangen in kaart worden gebracht. Hiermee kan dan worden bepaald waar en welke tijdelijk aanvullende voorzieningen nodig zijn.”
2.10.
Per e-mail van 21 oktober 2015 heeft NN de schadeclaim van [eiser] afgewezen, kort gezegd, omdat het instorten van de stal volgens NN niet is veroorzaakt door storm of een andere gedekte oorzaak, maar doordat de staat van onderhoud van de stal zodanig was dat een instorting onvermijdelijk was.
2.11.
[eiser] heeft ir. [ingenieur 2] (hierna: [ingenieur 2] ) van Grontmij Nederland N.V. (hierna: Grontmij) ingeschakeld om een tegenonderzoek te verrichten. NN heeft zich bereid verklaard de kosten hiervan (coulancehalve) te vergoeden tot aan het bedrag van de kosten van [A] .
2.12.
Op 27 oktober, 19 november en 14 december 2015 heeft [ingenieur 2] de situatie ter plaatse onderzocht.
2.13.
[eiser] heeft [B] B.V. (hierna: [B] ) opdracht gegeven om de trekstangen in het nog overeind staande gedeelte van de stal te vervangen.
2.14.
Op 12 november 2015 is [B] begonnen met het vervangen van de trekstangen. Nadat de eerste en de tweede trekstang waren vervangen (waarbij deze nog niet op spanning waren gebracht) is bij het vervangen van de derde trekstang een aantal andere trekstangen geknapt, waarna het nog overeind staande gedeelte van de stal ook is ingestort.
2.15.
Op 11 december 2015 heeft [schade expert] in overleg met [eiser] de schade aan de door onweer getroffen schapen vastgesteld op € 5.010, inclusief BTW. Dit bedrag is op 16 december 2015 uitgekeerd.
2.16.
Op 7 januari 2016 heeft [schade expert] de schade met betrekking tot de vleesvarkens en het veevoer (onder het voorbehoud van dekking) vastgesteld op € 8.903,16, inclusief BTW.
2.17.
Op 8 januari 2016 heeft NN de kosten van € 9.963,75, inclusief BTW, voor het opruimen en/of saneren van asbest vergoed onder de door [eiser] bij NN afgesloten milieuschadeverzekering.
2.18.
De schade aan het eerst ingestorte gedeelte van de stal en de kosten voor de getroffen noodvoorziening heeft [schade expert] in overeenstemming met [eiser] vastgesteld op respectievelijk € 310.774 en € 3.864,68.
2.19.
Op 12 januari 2016 heeft [ingenieur 2] namens Grontmij zijn rapport uitgebracht. De conclusies van dit rapport luiden als volgt:
“6 Conclusies
1. Alle trekstangen zijn vooral bij de aansluiting met de spanten zodanig gecorrodeerd dat hierdoor de doorsnede plaatselijk is verminderd van 15 à 16 mm tot slechts 7 à 8 mm.
2. De corrosie van de trekstangen is veroorzaakt door een combinatie van factoren: Door het houten beschot tegen de onderzijde van de gordingen ontstaat er bij de aansluiting van de trekstang met de spantbenen een koudebrug. Wanneer het binnenin de stal warmer is dan erbuiten, zal de vochtige lucht in de stal condenseren tegen het koudste gedeelte van de trekstang i.e. de aansluiting ter plaatse van de beide spantbenen. Omdat er in de warme en vochtige lucht in de stal veel agressieve stoffen aanwezig zijn zal er juist bij de aansluiting van de trekstang met de spantbenen versnelde corrosie optreden.
3. Wij delen de mening van [A] dat de trekstangen plaatselijk zodanig door corrosie zijn aangetast dat ze ernstig zijn verzwakt. De oorzaak van de corrosie zoals beschreven door [A] onderschrijven wij.
4. De constructie, met de oorspronkelijke dimensies, voldoet aan de gestelde eisen zoals genoemd in NEN8700 (factoren voor afkeuren). Dat betekent dat de stal, indien de trekstangen niet zouden zijn aangetast, niet zou zijn bezweken.
5. De constructie, met de huidige door corrosie aangetaste dimensies, voldoet niet meer aan de gestelde eisen zoals genoemd in NEN8700 (factoren voor afkeuren). Met name de trekstangen van de spanten bezaten op het moment van instorten onvoldoende veiligheid om de voorgeschreven belastingen als gevolg van eigen gewicht, wind en sneeuw te kunnen opnemen.
6. Door alleen het eigen gewicht van het dak bedraagt de belasting op de trekstang 13.0 kN. De breuksterkte van een trekstang met een gereduceerde doorsnede van 7 mm bedraagt 13.8 KN. Dat betekent dat de stal, ondanks het feit dat de trekstangen onvoldoende sterk waren, zonder wind en/of een andere extra belasting nog net niet zal bezwijken.
7. De conclusie van [A] dat op elk willekeurig moment bezwijken op had kunnen treden, ook zonder extra belasting van buitenaf, onderschrijven wij niet.
8. Wij zijn van mening dat er bij beide instortingen op het moment van instorten extra belasting van buitenaf is opgetreden waardoor de trekstangen zijn bezweken. Bij de eerste instorting was dat de windbelasting als gevolg van de slechte weersomstandigheden (een eventuele blikseminslag is gezien de weersoverzichten mogelijk, maar daar zijn geen aanwijzingen voor aangetroffen).
Bij de tweede instorting was dat de extra belasting welke is ontstaan door de onverantwoorde en onprofessionele wijze waarop de trekstangen zijn vervangen.”
2.20.
NN heeft het rapport van Grontmij aan [A] voorgelegd. In reactie hierop heeft [A] op 30 maart 2016 een nader rapport uitgebracht. In hoofdstuk 5 van dit rapport is als volgt gereageerd op de conclusies van Grontmij:
“ad.1
Volgens onze 1e meting bij de maatgevende trekstang was de doorsnede plaatselijk nog minder dan de aangegeven afmetingen. Wij onderschrijven dat alle trekstangen bij de aansluitingen aan het spant door corrosie waren aangetast.
ad. 2, 3 en 4
Akkoord
ad. 5
Met het hier gestelde zijn wij het gedeeltelijk eens, alleen de opmerking dat “de trekstangen van de spanten op het moment van instorten onvoldoende veiligheid bezaten om de voorgeschreven belastingen ten gevolge van eigen gewicht, wind en sneeuw op te kunnen nemen” ons inziens gewijzigd kan worden in dat er geen veiligheid meer was om deze belastingen op te kunnen nemen.
ad.6
Als op basis van de uitgangspunten zoals deze door de Grontmij zijn aangehouden het eigen
gewicht van het dak wordt gewijzigd in de werkelijk aanwezige belasting, zie opmerking bij 4., dan wordt de belasting op de trekstang door alleen het eigen gewicht 13,0 x 1,33 = 17,2 kN Dit is dus ruim meer dan de bepaalde breuksterkte van 13,8 kN van een trekstang met een gereduceerde doorsnede van 7 mm.
Hierbij is dan ook nog gerekend met de hogere breuksterkte in plaats van met de opneembare sterkte bij het vloeien van het materiaal.
Dit betekend dus dat ook bij de berekening van de Grontmij de constructie van de stal zonder extra belastingen van buitenaf kon bezwijken.
ad.7
Het zal duidelijk zijn dat wij het met deze conclusie, verwijzend naar het voorgaande, niet eens zijn.
ad.8
Natuurlijk zijn er tijdens de 1e instorting belastingen van buitenaf opgetreden. Alleen waren deze belastingen niet zo extreem dat hierdoor normaliter bij een niet aangetaste constructie de stal zou instorten. Zie ook onze opmerking bij 3, onderdeel A.
Zoals hiervoor en in onze rapportage dd. 13-10-2015 is aangegeven was de constructie al dermate aangetast dat deze instorting op elk moment had kunnen gebeuren.
Tijdens de instorting was de windbelasting maar zo’n 25 % van hetgeen waar de constructie op berekend moet worden. Dit wil zeggen dat de extra belasting op de trekstang ten gevolge van de wind maar zo’n ca. 6,4 x 0,25 = 1,6 kN was!
Bij de 2e instorting is inderdaad de extra belasting ten gevolge van het eigen gewicht van het dak van zo’n 15 kN/2 = 7,5 kN op de trekstang erbij gekomen. Deze instorting had door het aanbrengen van een paar stempels onder de nok van het spant voorkomen kunnen worden.
6. - Algemene opmerkingen/conclusie
A - De weersomstandigheden tijdens de 1e instorting waren niet extreem. De in rekening te
brengen stuwdruk op het dak ten gevolge van de wind is volgens de voorschriften ca. 4 maal zo hoog dan de stuwdruk welke op basis van gegevens van het KNMI is bepaald voor de weersituatie op 14 september 2015.
B - Het zal duidelijk zijn dat de constructieve situatie van de stal, ten gevolge van de aantasting van de trekstang, penibel was. Onafhankelijk of deze trekstangen nog een diameter van 4 of 7 mm. hadden was de dakconstructie in een veiligheidsrange aangekomen waarbij er geen veiligheidsmarge’s meer waren. Zelfs het eigen gewicht van het dak kon theoretisch niet of praktisch (verborgen veiligheden)nauwelijks nog worden opgenomen.
Kortom, er hoefde maar iets te gebeuren en de constructie zou bezwijken, wat dan ook is gebeurt.
C - De aangetroffen constructie, met name de door corrosie aangetaste dimensies van de
trekstang voldeed niet meer aan de gestelde eisen zoals genoemd in NEN 8700 (factoren voor afkeuren). De voorgeschreven belastingen konden niet meer door de aangetroffen trekstangen worden opgenomen.”
2.21.
In een notitie van 20 november 2018 heeft Grontmij (onder haar nieuwe naam Sweco) op de volgende vragen van mr. Van Treijen als volgt gereageerd:
“2.1 Heeft de opstalverzekering Delta Lloyd ooit alle trekstangen veiliggesteld en beschikbaar gegeven voor onderzoek?
Na de eerste instorting op 14 september 2015 hebben wij op 27 oktober een 1e werkbezoek
gebracht aan de locatie. Op dat moment was het, door de aanwezigheid van asbest, niet
mogelijk om de stal te betreden. Er waren slechts enkele, niet representatieve onderdelen,
veiliggesteld en beschikbaar voor meting.
Tijdens ons tweede werkbezoek was de staalconstructie van het 1e ingestorte deel
veiliggesteld en beschikbaar voor onderzoek. Alle onderdelen waren echter soort bij soort
op een grote hoop gegooid waardoor reconstructie van de verschillende spanten per
stramien niet meer mogelijk was.
2.2
Zijn de diktes van alle trekstangen gemeten?
Nee, niet specifiek.
Alleen de meest gecorrodeerde onderdelen zijn gemeten. Ook al omdat het op dat moment
niet meer mogelijk was om de plaats van de verschillende trekstangen in de oorspronkelijke
constructie vast te stellen. Zie ook onze eerdere rapportage par. 3.2.
2.3
Zijn de diktes van de trekstangen op het tijdstip voor instorting te achterhalen?
Nee, slechts ten dele en niet exact.
Alleen de nog niet bezweken trekstangen waren exact meetbaar. Daarbij zijn doorsneden
gemeten van 8-9 mm.
De doorsneden van de breukvlakken van de bezweken trekstangen zijn echter niet gelijk
aan de doorsnede voorafgaand aan de instorting. Het kleinste door ons gemeten breukvlak
bedroeg 5-6 mm. Tijdens het bezwijken zal er echter een zekere insnoering hebben
plaatsgevonden. Voor de berekening van de sterkte van het spant voorafgaand aan het
bezwijken moet het breukvlak van het als eerste bezweken spant dus worden vermeerderd
met de opgetreden insnoering. Wij hebben deze waarde geschat op 2-3 mm. Zie ook onze
eerdere rapportage par. 3.2.
2.4
Tijdens de bezoeken door de schade-experts is aan de orde geweest dat de instorting het gevolg kan zijn geweest van een valwind/downburst of blikseminslag. Kunnen dit mogelijke oorzaken zijn geweest van het instorten?
Ja, in theorie is het mogelijk dat een valwind/downburst de oorzaak van de instorting kan
zijn geweest. Het schadebeeld past daar ook bij. In zijn rapportage schrijft [A]
letterlijk: “Het dak is als het ware over een aantal stramienen gewoon neergezakt”. Dit schadebeeld kun je verwachten bij een valwind/downburst.
In de rapportage van het Meteoconsult wordt niet over een valwind/downburst gesproken.
Wel is het zo dat deze nagenoeg altijd samengaan met zware (onweers)buien zoals die op
14 september 2015 ter plaatse zijn waargenomen.
Blikseminslagen worden nauwkeurig geregistreerd. Er zijn er een aantal in de onmiddellijke
nabijheid geregistreerd, maar niet op de locatie zelf. Ook zijn er geen sporen zoals schroei
en brandschade van gevonden. Blikseminslag als oorzaak, kan ons inziens dan ook worden
uitgesloten.
Het meest waarschijnlijk is echter dat aanvankelijk een enkele trekstang is bezweken door
de, als gevolg van een zware windstoot, plotseling hogere belasting in die trekstang. Als
gevolg daarvan is de belasting op de naastgelegen spanten toegenomen waardoor ook die
zijn bezweken.
Zie ook de rapportage van MeteoConsult d.d. 24 en 26 mei 2016 betreffende de weersomstandigheden en bliksemontladingen die dag.
2.5
Was de verzwakking van de trekstangen op alle plaatsen gelijk? Waarom is een deel van de schuur wel blijven staan?
De verzwakking van de trekstangen was niet op alle plaatsen gelijk. Er zijn ook trekstangen
waargenomen met een veel lagere doorsnedevermindering. Dit is ook een van de redenen
dat de instorting op enig moment tot stilstand is gekomen. Een lagere doorsnedevermindering betekent automatisch een hogere sterkte. Indien het spant daardoor voldoende reservecapaciteit heeft zal de instorting tot stilstand komen.
2.6
Is achteraf nog te beoordelen of de constructie van de stal sterk genoeg moet zijn geweest om het eigen gewicht te dragen en normale weersomstandigheden te weerstaan?
Naar onze mening was de staalconstructie, ondanks de doorsnedevermindering van de
trekstangen, nog net voldoende sterk om (uitsluitend) zijn eigen gewicht te dragen (dus
zonder wind en/of sneeuwbelasting).
Dit blijkt ook uit onze controleberekeningen welke zijn gebaseerd op de afmetingen van de
trekstang zoals die naar alle waarschijnlijkheid waren vlak voor de instorting (zie onze
eerdere rapportage hoofdstuk 5).
3. Tenslotte
Wij willen nog het volgende benadrukken:
Wij onderschrijven de conclusie van [A] dat de spanten onvoldoende sterk waren en
dat de stal feitelijk op basis van NEN 8700 zou moeten worden afgekeurd.
In de rapportage van [A] wordt met geen woord gerept over de weersomstandigheden
op de dag van de instorting. Er wordt uitsluitend aandacht besteed aan de corrosie van de
trekstangen.
Dit kan als zeer onzorgvuldig en wellicht ook als tendentieus worden beoordeeld.
Bij het vaststellen van de bezwijkbelasting maakt [A] ernstige fouten waardoor [A]
de sterkte van de spanten onderschat.
Dit wordt onder andere veroorzaakt doordat niet wordt gerekend met het volledige
spannings-rekdiagram van het staal en doordat de insnoering van de trekstang tijdens het
bezwijken niet in de berekeningen wordt betrokken.
Juist bij de analyse van een bezwijkproces zijn deze zaken van groot belang om tot een
juiste conclusie te komen.”
2.22.
NN heeft haar eerdere afwijzing van de schadeclaim van [eiser] gehandhaafd.
2.23.
[eiser] heeft [B] in rechte betrokken voor de schade wegens de tweede instorting van de stal. Deze zaak is thans in hoger beroep aanhangig.
3. Het geschil
3.1.
[eiser] vordert, na wijziging van eis, dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, NN veroordeelt tot:
I betaling van het bedrag gelijk aan de schade van de stal, te begroten op € 310.774, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente dan wel wettelijke rente vanaf 14 september 2015 tot de dag der voldoening en;
II betaling van het bedrag gelijk aan de schade aan de levende have van € 8.903,61, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente dan wel wettelijke rente vanaf 14 september 2015 tot de dag der voldoening en;
III betaling van het bedrag gelijk aan de eerste herstelschade dan wel kosten voor noodvoorziening van € 3.864,68, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente dan wel wettelijke rente vanaf 14 september 2015 tot de dag der voldoening en;
IV betaling van de redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid (art. 6:96 lid 2 sub b BW) van € 3.226,18 en betaling van het bedrag aan buitengerechtelijke kosten van € 2.700, dan wel een bedrag in goede justitie vast te stellen, met de wettelijke (handels)rente over die bedragen en;
V veroordeling van NN in de kosten van deze procedure.
3.2.
Hiertoe voert [eiser] , samengevat, het volgende aan. NN weigert ten onrechte dekking te verlenen voor de schade ten gevolge van het noodweer op 14 september 2015, waarbij een gedeelte van de stal is ingestort. De stal is ingestort door de storm of bliksem, wat verzekerde evenementen zijn. Ontstaat schade tijdens een storm van boven de in de polisvoorwaarden opgenomen drempelwaarde (in dit geval wind van 14 meter per seconde) dan is de causaliteit daarmee gegeven. Juist om een discussie over de causale oorzaak te vermijden is deze drempelwaarde overeengekomen.
Voor het geval over het voorgaande anders wordt geoordeeld betoogt [eiser] het volgende. Mocht de corrosie van de trekstangen (naast de storm) hebben bijgedragen aan de instorting van de stal, dan is er sprake van samenloop van oorzaken. In dat geval moet worden bezien wat de meest dominante oorzaak van de schade is. Dat is niet de staat van onderhoud van de stal, nu deze nog in 2009 is gerenoveerd, waarbij de staalconstructie niet ernstig bleek te zijn aangetast, en nu de stal meerdere eerdere stormen in 2015, zelfs zwaarder dan die op 14 september 2015, goed heeft doorstaan. Bovendien is na de eerste instorting een gedeelte van de stal blijven staan en is dit gedeelte pas na het vervangen van de derde trekstang ingestort. Ook dat wijst erop dat de staat van de stal niet zo slecht kan zijn geweest. Een beroep op het constructiegebrek door NN is onredelijk, nu zij de stal in 2002 en in 2010 nog heeft geïnspecteerd en het risico heeft geaccepteerd.
Daarbij komt dat NN na de instorting niet voldoende onderzoek heeft gedaan: Grontmij heeft bevestigd dat niet iedere trekstang is gemeten en dat geen reconstructie heeft kunnen plaatsvinden. Na de tweede instorting heeft NN, zonder nader onderzoek mogelijk te maken, de volledige stal laten ruimen, hetgeen voor haar risico komt. [eiser] betwist, mede onder verwijzing naar de rapporten van Grontmij, de conclusies van [A] , waaronder die dat de constructie van de stal in een dermate slechte toestand was dat deze op elk moment had kunnen bezwijken, ook zonder extra belasting van buitenaf. Verder heeft [A] ten onrechte geen, althans onvoldoende, rekening gehouden met het insnoeringseffect van de trekstangen en met de weersomstandigheden. Daarnaast heeft [eiser] nog aangevoerd dat zowel de rapporten van [A] als die van Grontmij veel aannames bevatten en niet grondig genoeg zijn om te kunnen concluderen dat niet de storm maar de staat van de constructie de meest dominante oorzaak van de instorting is geweest.
3.3.
NN voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
In deze zaak staat centraal de vraag of de door [eiser] geleden schade is veroorzaakt door een gedekt evenement. Het is aan [eiser] om voldoende feiten en omstandigheden te stellen en, zo nodig, te bewijzen waaruit kan volgen dat de schade door een door de verzekering gedekt evenement is veroorzaakt.
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat op 15 september 2015 ter plaatse sprake is geweest van een storm in de zin van de polisvoorwaarden, namelijk een storm met een windsnelheid van meer dan 14 meter per seconde. Anders dan [eiser] heeft betoogd, is daarmee de causaliteit tussen de storm en de schade in dit geval nog niet gegeven. Dat volgt uit artikel 3 van de polisvoorwaarden, waarin uitdrukkelijk is bepaald dat de verzekering zaken dekt tegen materiële schade door een gebeurtenis, in dit geval dus schade door storm.
4.3.
Partijen zijn het erover eens dat voor de vaststelling van het causaal verband in het geval van samenwerkende oorzaken moet worden uitgegaan van de leer van de dominant cause, waarbij een gebeurtenis als de rechtens relevante schadeoorzaak wordt gezien als deze gebeurtenis geldt als de meest effectieve of meest dominerende oorzaak voor het ontstaan van de schade, ook al is er feitelijk een andere samenwerkende oorzaak nodig geweest om de schade te doen intreden. De rechtens relevante schadeoorzaak wordt mede vastgesteld met inachtneming van de regels van gezond verstand.
4.4.
Dat er sprake is geweest van samenwerkende oorzaken, volgt naar het oordeel van de rechtbank zowel uit de rapporten van [A] als die van Grontmij. Beide deskundigen zijn het erover eens dat de aansluitingen van de trekstangen van het eerst ingestorte gedeelte van de stal zodanig door corrosie waren aangetast dat ze ernstig waren verzwakt. Ook zijn zij het erover eens dat als de trekstangen niet zouden zijn aangetast en dus de oorspronkelijke dikte (van 15 à 16 mm) zouden hebben gehad, de stal op 14 september 2015 niet zou zijn bezweken.
[A] heeft geconcludeerd dat de stal door de verzwakte trekstangen ook zonder extra belasting van buitenaf (bijvoorbeeld wind), op elk willekeurig moment had kunnen bezwijken. Als van dit rapport wordt uitgegaan, is de door corrosie aan de trekstangen verzwakte staalconstructie dus de meest effectieve of meest dominerende oorzaak van de schade. Grontmij heeft geconcludeerd dat de stal, ondanks het feit dat de trekstangen onvoldoende sterk waren, zonder wind en/of een andere extra belasting nog net niet zou bezwijken. Volgens Grontmij was de constructie (slechts) net voldoende sterk om uitsluitend zijn eigen gewicht te dragen. Hieruit maakt de rechtbank op dat er volgens Grontmij sprake was van een zodanig verzwakte staalconstructie dat er weinig extra belasting op de stal nodig was om deze te doen bezwijken. Ook het rapport van Grontmij wijst er dus op dat de verzwakte staalconstructie als de meest effectieve of meest dominerende oorzaak van de eerste instorting van de stal moet worden aangemerkt.
4.5.
Daarbij komt nog het volgende. [A] is in het nadere rapport van 30 maart 2016 ingegaan op de kritiek van Grontmij dat de weersomstandigheden en het insnoeringseffect onvoldoende in het onderzoek zijn betrokken en dat is gerekend met een te hoog gewicht van het dak. [A] heeft deze kritiek gemotiveerd, met behulp van berekeningen, weerlegd. Hierbij is ook ingegaan op de opmerking van Grontmij dat niet is verklaard waarom de constructie niet eerder is bezweken, waarbij [A] heeft toegelicht dat de constructie verborgen veiligheden had. [eiser] heeft dit nadere rapport niet, althans onvoldoende gemotiveerd, bestreden.
4.6.
Het betoog van [eiser] (tijdens de comparitie) dat de onderzoeken niet grondig genoeg zijn, omdat niet alle trekstangen zijn bekeken, niet is bekeken wat de sterkte van de hele constructie van de stal was en hoe zwaar de storm nu precies was en een en ander slechts is gebaseerd op aannames, volgt de rechtbank niet. Vast staat dat de deskundigen beperkingen hebben ondervonden doordat in de loop van het onderzoek ook het tweede gedeelte van de stal is ingestort, dat er sprake was van onderzoek onder asbestcondities en dat er op enig moment opruimwerkzaamheden hebben plaatsvonden. De deskundigen hebben niettemin, aan de hand van concrete gegevens en berekeningen, duidelijke conclusies kunnen trekken over de draagkracht van de staalconstructie vlak voor de eerste instorting. Als de deskundigen geen duidelijke conclusies hadden kunnen trekken vanwege de beperkingen, dan hadden ze dat aangegeven in hun rapporten, zoals NN terecht heeft aangevoerd.
4.7.
Dat de stal in 2009 is gerenoveerd en in 2015 eerdere, mogelijk zelfs zwaardere stormen heeft doorstaan doet, gelet op het voorgaande, niets af aan de conclusies van [A] . Bepalend is hoe de situatie van de stal was ten tijde van de storm.
4.8.
Het voorgaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat de schade niet is veroorzaakt door een gedekt evenement, maar door de gebrekkige (staat van de) constructie van de stal. De rechtbank is van oordeel dat instorting van de stal slechts heeft kunnen optreden als gevolg van de door corrosie aan de trekstangen verzwakte constructie, waarbij de storm van ondergeschikt belang is geweest.
4.9.
De rechtbank volgt [eiser] niet in zijn betoog dat NN, nu zij de stal in 2002 en in 2010 heeft geïnspecteerd en het risico heeft geaccepteerd, in redelijkheid geen beroep toekomt op de gebrekkigheid van de constructie. Zoals NN onweersproken heeft aangevoerd, had de inspectie in 2002 betrekking op een uit te brengen offerte voor gevolgschade voor de vleesvarkens en vleeskuikens door uitval van de regelapparatuur en had deze inspectie dus niets van doen met de constructie van de stal. Niet gesteld of gebleken is dat de inspectie in 2010 daar wel op zag. Daar komt nog bij dat de gecorrodeerde aansluiting van de trekstangen achter het dakbeschot was verborgen.
4.10.
Tot slot overweegt de rechtbank nog dat zij voorbij gaat aan de stelling van [eiser] dat de schade ook kan zijn ontstaan door (het verzekerd evenement) blikseminslag. Immers, zowel deskundige [A] als (partij)deskundige Grontmij hebben geconcludeerd dat blikseminslag als oorzaak kan worden uitgesloten.
4.11.
De slotsom is dat de vorderingen van [eiser] worden afgewezen.
4.12.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Deze kosten begroot de rechtbank aan de zijde van NN op € 9.377, namelijk
€ 4.030 aan griffierecht en € 4.804 aan salaris advocaat (2 punten à € 2.402, volgens tarief VI) en € 543 aan salaris advocaat in incident (1 punt à € 543, volgens tarief II). De gevorderde nakosten zullen worden begroot overeenkomstig het daarop toepasselijke liquidatietarief. De over de proces- en nakosten gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen zoals door NN is gevorderd.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van NN begroot op € 9.377 aan tot op heden gemaakte kosten en op € 157 aan te maken nakosten, in geval van betekening van het vonnis te vermeerderen met € 82, te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dagtekening van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormelde proceskosten worden vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na de datum van dagtekening van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening;
5.3.
verklaart de veroordeling onder 5.2 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H. Erich en in het openbaar uitgesproken door mr. D. Nobel, rolrechter, op 15 juli 2020.1.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 15‑07‑2020