HR, 11-05-2012, nr. 11/03487
ECLI:NL:HR:2012:BW5408
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
11-05-2012
- Zaaknummer
11/03487
- LJN
BW5408
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2012:BW5408, Uitspraak, Hoge Raad, 11‑05‑2012; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHSGR:2011:BQ9031, Bekrachtiging/bevestiging
In cassatie op: ECLI:NL:GHSGR:2011:BQ9031, Bekrachtiging/bevestiging
In cassatie op: ECLI:NL:GHSGR:2011:BQ9031, Bekrachtiging/bevestiging
Beroepschrift, Hoge Raad, 09‑09‑2011
- Wetingang
art. 10 Wet op de loonbelasting 1964
- Vindplaatsen
V-N 2012/25.14 met annotatie van Redactie
FED 2013/9 met annotatie van M.J.G.A.M. WEEREPAS
AR-Updates.nl 2012-0469
NTFR 2012/1212 met annotatie van dr. D. Molenaar
VAAN-AR-Updates.nl 2012-0469
Uitspraak 11‑05‑2012
Inhoudsindicatie
Art. 10, lid 1, LB 1964. Prijs voor winnaar ‘De Gouden Kooi’ vormt loon uit dienstbetrekking; niet van belang is dat die winnaar via een sms-stemming is aangewezen.
Partij(en)
11 mei 2012
nr. 11/03487
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 22 juni 2011, nr. BK-10/00546, betreffende een ingehouden bedrag aan loonbelasting/ premie volksverzekeringen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Van belanghebbende is over het tijdvak 1 mei 2008 tot en met 31 mei 2008 een bedrag aan loonbelasting/ premie volksverzekeringen ingehouden. Belanghebbende heeft tegen de inhouding van dit bedrag bezwaar gemaakt, welk bezwaar bij uitspraak van de Inspecteur is afgewezen.
De Rechtbank te 's-Gravenhage (nr. AWB 09/1452 LB/PVV) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
3. Beoordeling van het middel
3.1.
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
3.1.1.
Belanghebbende heeft krachtens een met Talpa Producties B.V. (hierna: Talpa) gesloten overeenkomst (hierna: de overeenkomst) deelgenomen aan het door Talpa geproduceerde televisieprogramma "De Gouden Kooi" (hierna: het programma).
3.1.2.
Voor het programma heeft belanghebbende met de andere deelnemers aan het programma zijn intrek genomen in een door Talpa aangewezen villa (hierna: het huis), waar zij permanent met televisiecamera's werden gevolgd.
3.1.3.
Op grond van de overeenkomst ontvangt een deelnemer voor iedere maand dat hij in het huis verblijft een geldbedrag van € 1.000. Bovendien maakt de deelnemer op grond van de overeenkomst door de deelname aan het programma kans op één of meer prijzen. Winnaar is volgens de overeenkomst degene die na een minimaal verblijf van 24 maanden in het huis als laatste van alle deelnemers daar overblijft. De overeenkomst voorziet in de mogelijkheid dat Talpa besluit om de winnaar op andere wijze te laten bepalen, bijvoorbeeld door het publiek de winnaar te laten kiezen.
3.1.4.
Belanghebbende is winnaar geworden van het programma, doordat hij door het televisiekijkend publiek uit vier finalisten is gekozen door middel van een sms-stemming. Hij heeft de hoofdprijs gekregen, bestaande uit een door Talpa uitbetaald geldbedrag van in totaal € 1.351.000 (hierna: de prijs).
3.2.1.
Het Hof heeft geoordeeld dat de arbeidsverhouding tussen Talpa en belanghebbende aangemerkt moet worden als een dienstbetrekking. Dit oordeel wordt in cassatie niet bestreden.
3.2.2.
Wel komt het middel op tegen 's Hofs oordeel dat de prijs aan belanghebbende opkwam in de sfeer van zijn dienstbetrekking met Talpa en dat de prijs daarom moet worden aangemerkt als loon.
3.2.3.
Het middel betoogt daartoe dat indien een prijs zowel loon uit dienstbetrekking zou kunnen zijn als een prijs uit een kansspel, bepaald zal moeten worden uit hoofde waarvan de werknemer de uitkering of verstrekking van zijn werkgever ontvangt. Geen sprake van loon is er, zo vervolgt het middel, indien de oorsprong van de ontvangsten niet zozeer haar grond vindt in de dienstbetrekking, maar veeleer in een door de werkgever georganiseerd kansspel.
3.3.1.
In 's Hofs uitspraak ligt het oordeel besloten dat belanghebbende het recht op de prijs uit hoofde van zijn deelname aan het programma ontleende aan de overeenkomst, en niet aan enige andere rechtsverhouding met Talpa. Dat oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting, en behoefde geen nadere motivering.
3.3.2.
Nu deze overeenkomst, naar in cassatie niet in geschil is, moet worden aangemerkt als arbeidsovereenkomst, volgt uit hetgeen hiervoor in 3.3.1 is overwogen dat de prijs een voordeel vormt dat Talpa als werkgever heeft verstrekt op grond van een uit die arbeidsovereenkomst voortvloeiende verplichting. Het Hof heeft daarom terecht geoordeeld dat dit voordeel is aan te merken als een voordeel dat is genoten uit dienstbetrekking en daarom is aan te merken als loon in de zin van artikel 10, lid 1, van de Wet op de loonbelasting 1964 (vgl. HR 8 februari 2008, nr. 43514, LJN BB3896, BNB 2008/82). Hierbij doet niet ter zake of belanghebbende, zoals de toelichting op het middel stelt, redelijkerwijs geen (afdoende) invloed kon uitoefenen op zijn kans om de prijs te winnen. Evenmin doet ter zake of sprake was van een kansspel.
3.3.3.
Het middel faalt daarom.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren C. Schaap, M.W.C. Feteris, R.J. Koopman en G. de Groot, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 11 mei 2012.
Beroepschrift 09‑09‑2011
Edelhoogachtbaar College,
Op 1 augustus 2011 hebben wij namens [X](hierna te noemen: belanghebbende) pro forma beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van Hof 's‑Gravenhage d.d. 22 juni 2011, nummer BK-10/00546. Bij brief van 2 augustus 2011 (documentnummer 5219202) heeft uw griffier belanghebbende in de gelegenheid gesteld het beroep in cassatie te motiveren. Van die gelegenheid maak ik hierbij namens belanghebbende gaarne gebruik.
Namens belanghebbende stel ik het volgende cassatiemiddel voor:
Schending van het Nederlandse recht, met name van artikel 10, lid 1, van de Wet op de loonbelasting 1964 en/of van artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht, doordat het Hof heeft geoordeeld dat de hoofdprijs aan belanghebbende opkwam in de sfeer van zijn dienstbetrekking met Talpa en derhalve aangemerkt moet worden als loon, zulks ten onrechte althans op gronden die de beslissing niet kunnen dragen, gelet op het hiernavolgende.
1.
In cassatie kan worden uitgegaan van de feiten die door het Hof als vaststaand zijn aangenomen.
2.
Het Hof overweegt in r.o. 7.2.2: ‘Belanghebbende nam deel aan het programma De Gouden Kooi met het oogmerk om de hoofdprijs te winnen. (…) Aan belanghebbende kan worden toegegeven dat het winnen van de hoofdprijs mede van toevalsfactoren afhing. Echter in het licht van de inspanningen die hij zich getroostte om, in overeenstemming met hetgeen met Talpa was overeengekomen, het ‘format’ tot een ‘kijkcijferkanon’ te maken, is dit aspect niet overheersend.’. Verder overweegt het Hof in r.o. 7.2.2: ‘dat belanghebbende trachtte het televisie kijkend publiek voor zich in te nemen om daarmee het stemgedrag van dat publiek ten gunste van zichzelf te beïnvloeden.’.
3.
Indien een prijs zowel loon uit dienstbetrekking zou kunnen zijn als een prijs uit een kansspel, zal bepaald moeten worden uit hoofde waarvan de werknemer de uitkering of verstrekking van zijn werkgever ontvangt. Vindt de oorsprong van de ontvangsten niet zozeer haar grond in de dienstbetrekking, maar veeleer in een door de werkgever georganiseerde kansspel, dan is geen sprake van loon.
4.
In casu is derhalve van belang om vast te stellen of de door belanghebbende gewonnen hoofdprijs is opgekomen uit de door het Hof vastgestelde dienstbetrekking met Talpa, dan wel uit een kansspel, waarbij het tv-kijkend publiek uit de overgebleven deelnemers kiest wie de winnaar is.
5.
Volgens belanghebbende kan de eindronde van het programma niet anders worden gezien dan als een door Talpa georganiseerd kansspel, waarbij de uiteindelijk overgebleven deelnemers een kans maakten op de hoofdprijs.
6.
Uit jurisprudentie kan worden afgeleid dat spelletjes in tv-programma's vaak als kansspelen moeten worden aangemerkt. Relevant punt hierbij was telkens of de deelnemers in het algemeen al dan niet overwegende invloed op het eindresultaat uit konden oefenen.
Wij verwijzen in dit verband bijvoorbeeld naar Hof 's‑Gravenhage 29 mei 2002, nr. 00/2837 (V-N 2002/48.6) inzake het programma ‘Twee voor Twaalf’. Dit programma was volgens het Hof aan te merken als kansspel, omdat de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed op hun eindscore kunnen uitoefenen, laat staan op dat van hun tegenstanders. De overwegingen van dat hof in die zaak kwamen op het volgende neer. Het gebied van onderwerpen waarover men gevraagd kan worden is zo ruim, dat de deelnemer in redelijkheid niet kan verwachten dat hij zoveel goede antwoorden kan geven dat hij met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid het woord zou vinden of raden. De deelnemer is niet alleen afhankelijk van zijn eigen vaardigheden, maar ook van die van zijn teamgenoten. Tot slot kan de deelnemer van Twee voor Twaalf geen invloed uitoefenen op het aanwijzen van de winnaar; immers winnaar is het team dat na een spelronde het woord heeft geraden en tevens de hoogste eindscore heeft behaald. De speler kan mogelijk zijn eigen score enigszins beïnvloeden, maar op het raden of vinden van het woord en de eindscore van zijn tegenstanders heeft hij geen enkele invloed.
7.
Met betrekking tot de zaak van belanghebbende kan een parallel met de bovengenoemde uitspraak worden getrokken. De inhoud c.q. het verloop van het programma De Gouden Kooi was zodanig onvoorspelbaar, dat belanghebbende in redelijkheid niet kon verwachten dat hij met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de eindronde zou halen, laat staan de hoofdprijs zou winnen. Hij was daarbij zeer sterk — zo niet in zeer overwegende mate — afhankelijk van zijn medespelers en het tv-kijkend publiek.
8.
Voorts kan een parallel worden getrokken met bijvoorbeeld Hof 's‑Hertogenbosch 2 maart 1976, nr. 1233/1974 (niet gepubliceerd, inzake het programma ‘Alles of niets’) en Hof Amsterdam 24 maart 1972, nr. 472/1971 (niet gepubliceerd, inzake het programma ‘Per seconde wijzer’). Ook in deze uitspraken was de conclusie dat het tv-programma is aan te merken als een kansspel, omdat de deelnemer geen overwegende invloed had op de uitkomst.
Bij de zaak ‘Alles of niets’ kwam het hof tot de conclusie dat de deelnemers geen overwegende invloed op het eindresultaat hadden omdat door de voorselectie van deelnemers de Tros trachtte deelnemers bijeen te brengen die voor het spel een bijzondere aanleg hadden, waardoor gelijke kansen voor de deelnemers werden bewerkstelligd. Daarnaast hadden jokers en superjokers een bijzonder grote invloed op het eindresultaat en was er slechts één winnaar. In de zaak ‘Per seconde wijzer’ was voor het hof relevant dat bij dit spel niet ‘met zekerheid kon worden verwacht dat men in iedere ronde het minimaal aantal vereiste goede antwoorden op de gestelde vragen zou stellen’…dus geen overwegende invloed op de uitkomst.
9.
Met betrekking tot de zaak van belanghebbende kan een parallel met de zojuist genoemde uitspraak worden getrokken, in die zin dat zeer onzeker was dat belanghebbende iedere stemronde zou doorkomen. Belanghebbende heeft aan zowel de inspecteur als de rechtbank en het Hof diverse malen aangegeven dat hij gedurende het programma heel vaak ‘door het oog van de naald is gekropen’, waarmee de zeer beperkte invloed die hij op de uitkomst van het spel had wordt benadrukt. Dat belanghebbende geen overwegende invloed op de uitkomst van het spel had blijkt onmiskenbaar uit de volgende voor het Hof reeds gestelde feiten, die overigens ook van algemene bekendheid zijn:
- •
De deelnemers aan De Gouden Kooi konden — afhankelijk van het groepsproces en de onderlinge verhoudingen — voortijdig uit het programma worden gehaald;
- •
Periodiek konden de deelnemers een andere deelnemer uit het programma verwijderen door middel van een unanieme groepsstemming;
- •
De einduitkomst van het spel was afhankelijk van het aantal stemmen dat de deelnemers elkaar gaven en de stemming via sms door het publiek.
10.
Gelet op een en ander brengt de aard van het spel mee dat belanghebbende redelijkerwijs geen (afdoende) invloed kon uitoefenen op zijn kans om het spel te winnen. De uitkomst van het programma was afhankelijk van onvoorzienbare en aan wezenlijke beïnvloeding door belanghebbende onttrokken factoren. Dat brengt mee dat het voordeel — de hoofdprijs — aan belanghebbende niet is opgekomen als loon uit dienstbetrekking. Het Hof heeft dit miskend. Zijn in cassatie bestreden oordeel berust derhalve op een onjuiste rechtsopvatting. In ieder geval behoefde dat oordeel in het licht van het voorgaande nadere motivering dan door het Hof is gegeven.
11.
Aan deze conclusie doet niet af dat, zoals het Hof heeft overwogen, belanghebbende het tv-kijkend publiek probeerde voor zich in te nemen om daarmee het stemgedrag van dat publiek ten gunste van zichzelf te beïnvloeden en dat belanghebbende zich inspanningen getrooste om het tv-programma tot een succes te maken. Dit een en ander betekent nog niet dat hij daarmee invloed heeft kunnen uitoefenen op de uitkomst van het programma en op zijn kans op het winnen van de hoofdprijs.
Hiervoor was de uitkomst van het spel van teveel onzekere — niet door belanghebbende te beïnvloeden — factoren afhankelijk.
De feiten laten geen andere conclusie toe dan dat er door Talpa een kansspel is gehouden, waaraan de laatste vier deelnemers aan het programma mee konden doen. Het lot — de uitkomst van de stemming door het tv-publiek — bepaalde vervolgens wie met de hoofdprijs naar huis mocht.
Op grond van het vorenstaande kan de uitspraak van het Hof niet in stand blijven.
Ten slotte verzoek ik U de Staatssecretaris van Financiën en de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten.