Hof 's-Gravenhage, 10-02-2009, nr. 22-007382-06
ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2641
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
10-02-2009
- Zaaknummer
22-007382-06
- LJN
BH2641
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2641, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 10‑02‑2009; (Hoger beroep)
Uitspraak 10‑02‑2009
Inhoudsindicatie
De verdachte heeft, als bestuurder van een vrachtauto die geladen was met een zware lading slib, de controle over zijn auto verloren waardoor de auto door de vangrail van de middenberm is gereden en op de andere weghelft frontaal tegen een bestelbusje is gebotst. Als gevolg hiervan is de bestuurder van dit busje ter plaatse overleden.
Partij(en)
Rolnummer: 22-007382-06
Parketnummers: 10-820429-06 en 09-073455-04 (TUL)
Datum uitspraak: 10 februari 2009
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 21 december 2006 en de van
dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
thans uit anderen hoofde verblijvende in P.I. Midden Holland - HvB De Geniepoort te Alphen aan den Rijn.
- 1.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 9 mei 2008 en 27 januari 2009.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
2. Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie gewijzigd.
Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd.
3. Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis. Voorts is de verdachte de bevoegheid ontzegd motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden, en is een beslissing gegeven ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging, een en ander als nader in het vonnis omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
4. Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
5a. Door het hof op basis van de wettige bewijsmiddelen vastgestelde feiten en omstandigheden
- -
Op 23 november 2005 omstreeks 15.18 uur heeft op de zuidelijke rijbaan van een autosnelweg, de Rijksweg A15, te Rotterdam ter hoogte van hectometerpaal 44.8 (hof: ter hoogte van de afslag Spijkenisse) een ongeval plaats gevonden. Een vrachtauto (hof: bestuurd door de verdachte) is vanaf de noordelijke rijbaan van de A15 geheel door de geleiderail van de middenberm gereden en op de zuidelijke rijbaan nagenoeg frontaal op een zwarte Volkswagen bestelbus gebotst en heeft deze ongeveer 60 meter achteruit gedrukt. Als gevolg van deze aanrijding is de bestuurder van de bestelbus zodanig gewond geraakt, dat hij ter plaatse is overleden.1
- -
[Verbalisant 1] heeft ter plaatse waargenomen dat de vangrail in de middenberm ter hoogte van de afslag Spijkenisse vernield was. De vrachtwagen die tegen het bestelbusje was gebotst, stond met de voorzijde in de richting van Europoort, tegengesteld aan de rijrichting van die rijbaan.2
- -
Omstreeks 15.30 uur bleek - na onderzoek door de dienstdoende arts van de traumahelicopter - de bestuurder van de Volkswagen Transporter te zijn overleden. Na onderzoek bleek het slachtoffer te zijn genaamd, Harami. Het slachtoffer is geïdentificeerd door zijn collega's.3
- -
Het tijdstip van overlijden van de bestuurder,
A.K. Harami, geboren op 3 maart 1962 te Berkane (Marokko), is vastgesteld op 23 november 2005 te 15.15 uur.4
- -
Het letsel dat bij het slachtoffer Harami is waargenomen, kan worden verklaard door een verkeersongeval.5
5b. Verklaringen van getuigen
Door getuigen is het volgende verklaard:
- -
[Getuige 1] reed op 23 november 2005 omstreeks 15.10 uur in de Botlektunnel en zag tijdens het naar beneden rijden van de tunnel dat de vrachtauto van verdachte langzaam slingerend reed. Bij het omhoog rijden stuurde de verdachte plotseling vanaf de rechterrijstrook sterk naar links en ging voor [getuige 1] rijden op de middelste rijstrook. [Getuige 1] moest hard remmen om een aanrijding te voorkomen en schatte dat de afstand tussen de twee vrachtauto's niet meer dan 20 centimeter was. De verdachte reageerde niet op het tweemaal seinen door [getuige 1]. Even buiten de Botlektunnel vertoonde verdachtes vrachtauto nog steeds een langzaam slingerend rijgedrag. Net na het viaduct reed de verdachte de vluchtstrook op, gelegen aan de rechterzijde van de rijbaan, remde en zijn remlichten lichtten op. Vervolgens reed de verdachte met een behoorlijke snelheid linksaf de rijbaan op en stak deze haaks over, als gevolg waarvan [getuige 1] hard remde om een aanrijding te voorkomen, en verdachtes vrachtauto reed door de midden vangrail heen en kwam op de andere rijbaan richting Rotterdam terecht. Na de aanrijding van de verdachte met een Volkswagen busje, heeft [getuige 1] de verdachte in de cabine van zijn vrachtauto - buiten bewustzijn - aangetroffen, met een wondje aan zijn hoofd waaruit bloed kwam.6
- -
[Getuige 2] reed omstreeks 15.10 uur op de A15 richting Europoort en wilde ter hoogte van de afslag Spijkenisse de vrachtauto van de verdachte inhalen, maar werd er door zijn vrouw op geattendeerd dat de linker richtingaanwijzer van die vrachtauto knipperde, waarna [getuige 2] gas terug nam en de vrachtauto naar links kwam. Dit viel op omdat verder niemand rechts reed. Hierna reed de vrachtauto naar rechts tot hij op de vluchtstrook terecht kwam. Even later zag [getuige 2] in zijn spiegel de vrachtauto naar links komen en door de vangrail heen rijden.7
- -
[Getuige 3] reed op de A15 richting Europoort en zag omstreeks 15.10 uur, toen hij net uit de Botlektunnel kwam, dat de vrachtauto van verdachte abrupt van de rechterrijbaan naar de linkerrijbaan kwam, terwijl er op dat moment geen verkeer op de rechterrijbaan reed. Vervolgens ging de vrachtauto weer abrupt naar de rechterrijbaan en kort daarna kwam hij abrupt naar links en reed dwars door de vangrail. [Getuige 3] heeft vol geremd oom de vrachtwagen te ontwijken.8
- -
[Getuige 4] reed op de A15 richting Rotterdam (hof: zuidbaan) en zag dat de vrachtauto van verdachte (hof: op de noordbaan) van de meest rechtse rijbaan naar links ging en de beide rijstroken schuin overstak en vervolgens door de vangrail reed en op de zuidbaan terecht kwam. Aldaar probeerde hij (verdachte) te corrigeren - waarbij hij een hoop lading verloor - en kwam op de rijstrook het dichtst bij de midden vangrail terecht.9
- -
[Getuige 5] reed omstreeks 15.17 uur op de zuidbaan en zag dat de vrachtauto van verdachte dwars door de vangrail reed en recht op hem, [getuige 5] af reed. [Getuige 5] stuurde zijn vrachtauto naar rechts en ook de vrachtauto van verdachte stuurde, gezien zijn rijrichting, naar rechts.10
- -
[Getuige 6] reed omstreeks 15.15 uur op de linkerrijstrook van de zuidbaan van de A15 richting Rotterdam en zag een busje dat vóór hem reed, op hem afkomen, voortgeduwd door een vrachtwagen. Tijdens het passeren kwam er een grote hoeveelheid zwarte vloeistof, een soort bagger, over de gehele auto van [getuige 5].11
Bewijsoverweging
Uit de hiervoor onder 5a en 5b weergegeven gebezigde bewijsmiddelen - in onderling verband en samenhang bezien - concludeert het hof dat de verdachte op 23 november 2005 op de Rijksweg A15 als bestuurder van een vrachtauto die geladen was met slib, op de bewezenverklaarde wijze de controle over zijn auto heeft verloren, waardoor de auto door de vangrail van de middenberm is gereden en op de andere weghelft frontaal tegen een bestelbusje is aangebotst. Het zwaar beschadigde bestelbusje is daarna door de vrachtauto ongeveer 60 meter achteruit gedrukt. Als gevolg van dit ongeval is de bestuurder van het bestelbusje ernstig bekneld geraakt en ter plaatse van het ongeval komen te overlijden.
5c. Verweer
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte vlak vóór en
ten tijde van het tenlastegelegde ongeval een epileptisch insult heeft gehad, zodat sprake is van verontschuldigbare onmacht. De raadsvrouw heeft geconcludeerd tot vrijspraak ter zake van het primair tenlastegelegde en ter zake van het subsidiair tenlastegelegde tot ontslag van alle rechtsvervolging, vanwege afwezigheid van alle schuld.
5d. Oordeel van het hof
Bij de beantwoording van de vraag of aannemelijk is dat de verdachte ten tijde van het ongeval een epileptisch insult heeft gehad, heeft het hof mede acht geslagen op een briefrapport d.d. 29 augustus 2006 van H.J. Vroon, neuroloog. Bij zijn onderzoek - in april 2006 - geeft de verdachte aan dat hij zich tijdens het rijden in een snoepje had verslikt, waardoor hij fors moest hoesten, waarna een wegraking is opgetreden. Betrokkene geeft aan nooit eerder een wegraking te hebben doorgemaakt. Deze deskundige komt tot de volgende diagnose: wegraking waarvoor op neurologisch gebied geen verklaring kan worden gevonden. Geen epilepsie. Waarschijnlijk wegraking door tensiedaling na hoesten.
Voorts heeft het hof acht geslagen op brieven van 8 januari 2008, respectievelijk 22 april 2008, van dr. P.W. Wirtz, neuroloog. Na onderzoek van de verdachte in december 2007 - naar aanleiding van een gegeneraliseerd insult in november 2007 - stelt deze deskundige als diagnose: epileptische aanval, waarschijnlijk de tweede aanval, met epileptiforme afwijkingen op het EEG. Deze arts heeft de verdachte anti-epileptica geadviseerd, hetgeen de verdachte heeft geweigerd.
Tot slot heeft het hof in aanmerking genomen een rapport van het NFI d.d. 15 oktober 2008, opgemaakt door
dr. B. Kubat. Volgens deze deskundige is niet uit te sluiten dat de verdachte vlak vóór en ten tijde van het ongeval een epileptische aanval had. Mogelijk was het bewustzijn van de verdachte na het ongeval gedaald, waardoor hij als bewusteloos werd ingeschat, maar ook kan deze bewusteloosheid gesimuleerd zijn, of veroorzaakt door een epileptische aanval danwel - gezien het hoofdletsel - door het geweld op zijn hoofd (een hersenschudding). Geheugenverlies kan optreden zowel bij epilepsie als bij een hersenschudding, die zowel de tijd vóór, tijdens en na het ongeval bestrijkt. Het is dan ook vrijwel zeker dat de verdachte, indien hij een epileptische aanval heeft gehad, zich daar niets van herinnert. Tot slot is het mogelijk dat de verdachte tijdens een partiële epilepsie bepaalde handelingen heeft verricht, die een min of meer correcte reactie zijn of min of meer passen bij de situatie waarin hij zich bevindt. Als kanttekeningen bij het voorgaande gelden - volgens de deskundige - de volgende:
- -
bij een eerste onderzoek van de verdachte in 2006 zijn geen aanwijzingen gevonden voor een epileptische aanval, maar een eenmalige EEG-registratie laat in 30-50% van de gevallen geen afwijkingen zien, terwijl er bij meerdere registraties wel epileptiforme activiteit gevonden wordt;
- -
de diagnose epilepsie wordt gesteld, mede op grond van de beschrijving van een aanval door de betrokkene zelf, of door een waarnemer van de aanval.
Overigens geeft deze deskundige nog aan dat de conclusie van neuroloog Vroon dat de wegraking zou zijn veroorzaakt door hoesten, zeer onwaarschijnlijk lijkt, temeer nu er geen meldingen zijn dat de verdachte vaker na of tijdens het hoesten een wegraking zou hebben gehad.
Het hof stelt vast dat uit deze deskundigenrapportages niet eenduidig de conclusie valt te trekken dat aannemelijk is geworden dat de verdachte ten tijde van het ongeval daadwerkelijk een epileptisch insult heeft gehad.
In samenhang met hetgeen hiervoor is weergegeven heeft het hof voorts met name ook het volgende meegewogen bij de vraag of aannemelijk is dat de verdachte ten tijde van het ongeval een epileptisch insult heeft gehad:
- -
De verdachte heeft voorafgaande aan het tenlastegelegde - na een 14 uur durende werkdag - een korte nachtrust genoten.12
- -
Ten tijde van het ongeval had de verdachte reeds 9 uur gewerkt.13
- -
De verdachte had op de dag van het tenlastegelegde nauwelijks gegeten, te weten drie boterhammen omstreeks 9.00 uur.14
- -
De verdachte heeft wisselend verklaard over de mogelijke oorzaak van zijn wegraking. Pas na onderzoek in december 2007, waarbij de diagnose epileptische aanval is gesteld, stelt de verdachte zich op het standpunt dat hij ten tijde van het ongeval een dergelijk insult heeft gehad.
- -
Blijkens zijn verklaring ter zitting in hoger beroep van 27 januari 2009 heeft hij evenwel weer zijn eerste standpunt herhaald dat hij voor zijn gevoel ten tijde van het ongeval een black out heeft gehad.
- -
Bovendien is de verdachte niet bereid gebleken anti-epileptica te gebruiken. Ook beschouwt hij zichzelf ondanks zijn beroep op het gegeven dat hij aan epilepsie zou lijden, nog steeds als een bekwaam en ervaren chauffeur.15 Blijkens zijn documentatie is de verdachte na dit ongeval onder andere aangehouden voor rijden tijdens een schorsing van de geldigheid van zijn rijbewijs. Naar het oordeel van het hof geeft de verdachte daarmee blijk weinig angst te hebben voor een epileptisch insult.
Hoewel naar het oordeel van het hof - in het bijzonder gelet op voornoemd NFI-rapport van dr. Kubat - theoretisch weliswaar niet met volledige zekerheid kan worden uitgesloten dat de verdachte kort vóór en ten tijde van het ongeval een epileptisch insult heeft gehad, acht het hof dit gezien al het bovenstaande - in onderling verband en samenhang bezien - onaannemelijk. Het hof verwerpt mitsdien het verweer.
Het hof is derhalve van oordeel dat het ongeval door verwijtbare aanmerkelijke onachtzaamheid van de verdachte is veroorzaakt.
- 6.
Bewezenverklaring
Het hof acht op grond van vorenstaande feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
- 7.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.
- 8.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. Het gevoerde verweer, inhoudende dat sprake zou zijn geweest van verontschuldigbare onmacht wordt verworpen op grond van hetgeen hiervoor omtrent de bewezenverklaring is overwogen. De verdachte is dus strafbaar.
- 9.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft, als bestuurder van een vrachtauto die geladen was met een zware lading slib, de controle over zijn auto verloren waardoor de auto door de vangrail van de middenberm is gereden en op de andere weghelft frontaal tegen een bestelbusje is gebotst. Als gevolg hiervan is de bestuurder van dit busje ter plaatse overleden. Voor de nabestaanden betekent dit een tragisch en onomkeerbaar verlies.
Het hof rekent het de verdachte - een ervaren chauffeur - zwaar aan dat hij met een vrachtauto die geladen was met slib, welke lading een grotere anticipatie op het verkeer en de weg vereist, een dodelijk ongeval heeft veroorzaakt. Naar 's hofs oordeel mag van een ervaren chauffeur als de verdachte een maximale zorgvuldigheid worden gevergd. Door aldus te handelen heeft de verdachte op grove wijze zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer miskend.
Voorts heeft het hof in zijn oordeel betrokken dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 27 januari 2009 geen blijk heeft gegeven het laakbare van zijn handelwijze in te zien en zich evenmin enigszins lijkt te kunnen inleven in het leed dat hij de nabestaanden van het slachtoffer heeft aangedaan.
Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 13 januari 2009, is de verdachte drie maal veroordeeld tot onder andere geldboetes en (deels) voorwaardelijke ontzeggingen van de rijbevoegdheid wegens rijden onder invloed. Bovendien is de verdachte zeven maal veroordeeld wegens onverzekerd rijden. Ten tijde van het onderhavige feit liep hij nog in de proeftijd ter zake van rijden onder invloed. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Voorts heeft het hof tot zijn ontzetting vastgesteld dat de verdachte nota bene binnen een half jaar na het begaan van het onderhavige feit zich nog schuldig heeft gemaakt aan rijden onder invloed en rijden tijdens schorsing van de geldigheid van zijn rijbewijs, waarvoor hij - naast een geldboete - een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid opgelegd heeft gekregen. Ondanks al deze veroordelingen - naast de stelling van de verdachte dat hij lijdende is aan epilepsie - is de verdachte nog steeds van mening dat hij een bekwaam chauffeur is.
De ernst van het bewezen verklaarde feit gebiedt oplegging van een onvoorwaardelijke werkstraf van aanmerkelijke omvang. Daarnaast is, in het bijzonder ook gelet op het strafblad van de verdachte, waaruit blijkt dat hij zich bij herhaling schuldig heeft gemaakt aan onverantwoord weggedrag, de oplegging van een langdurige onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid naar het oordeel van het hof onvermijdelijk en op zijn plaats.
Tot slot is het hof van oordeel dat - mede gelet op de speciale preventie - een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van navermelde duur een aangewezen reactie vormt. Alles overziende worden de hierna te noemen straffen passend en geboden geacht.
- 10.
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter te 's-Gravenhage van
2 november 2004 onder parketnummer 09-073455-04 is de verdachte veroordeeld tot 6 maanden ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen met een proeftijd van 2 jaren, met bevel dat die ontzegging van de rijbevoegdheid niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg ingediende vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet-tenuitvoergelegde straf, op grond dat de verdachte de hiervoor bedoelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd.
In hoger beroep is komen vast te staan, dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers het in de onderhavige strafzaak bewezenverklaarde feit begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
De vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet-tenuitvoergelegde straf is derhalve gegrond.
Het hof zal daarom de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.
- 11.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14g, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, te vervangen door hechtenis voor de tijd van 60 (zestig) dagen voor het geval die taakstraf niet naar behoren wordt verricht.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ontzegt de verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van 2 (twee) jaren.
Wijst de vordering tot tenuitvoerlegging toe en gelast de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te 's-Gravenhage van 2 november 2004 onder parketnummer 09-073455-04 opgelegde voorwaardelijke straf, te weten ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 (zes) maanden.
Dit arrest is gewezen door mr. M.L.C.C. de Bruijn-Lückers, mr. R.C.A. Duindam en mr. M.J. Bax-Luhrman, in bijzijn van de griffier mr. C.J.A. Sabatier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 10 februari 2009.
1 Proces-verbaal verkeersongevallenanalyse d.d. 20 december 2005 van de Verkeerspolitie Rotterdam-Rijnmond met nummer 2005412134-5.
2 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 november 2005 van de politie Rotterdam-Rijnmond met nummer 2005412134-17.
3 Proces-verbaal (stam pv) d.d. 20 januari 2006 van de politie Rotterdam-Rijnmond met nummer 2005412134-20, blz. 5.
4 Proces-verbaal van onnatuurlijke dood d.d. 24 november 2005 van de politie Rotterdam-Rijnmond met nummer 2005412134-9.
5 Verslag als bedoeld in artikel 10 der Wet op de lijkbezorging, opgemaakt door Forensisch artsen Rotterdam Rijmond (FARR) d.d. 25 november 2005.
6 Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 26 november 2005 van de politie Rotterdam-Rijnmond met nummer 2005412134-18.
7 Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 24 november 2005 van de politie Rotterdam-Rijnmond met nummer 2005412134-12.
8 Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 24 november 2005 van de politie Rotterdam-Rijnmond met nummer 2005412134-10.
9 Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 25 november 2005 van de politie Rotterdam-Rijnmond met nummer 2005412134-14.
10 Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 24 november 2005 van de politie Rotterdam-Rijnmond met nummer 2005412134-6.
11 Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 23 november 2005 van de politie Rotterdam-Rijnmond met nummer 2005412134-3.
12 Proces-verbaal van hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep van 27 januari 2009 is voorgevallen.
13 Proces-verbaal van hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep van 27 januari 2009 is voorgevallen.
14 Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 23 november 2005 van de politie Rotterdam-Rijnmond met nummer 2005412134-2, blz. 3.
15 Proces-verbaal van hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep van 27 januari 2009 is voorgevallen.