Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie Landelijke Eenheid, Dienst Landelijke Recherche, onderzoek [onderzoeksnaam 3] , gesloten op 21 juni 2016. Het proces-verbaal bestaat uit een algemeen dossier, persoonsdossiers, zaaksdossiers 1 t/m 9, beslagdossiers, bobdossiers en aanvullende dossiers. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemde dossiers.
Rb. Oost-Brabant, 04-01-2018, nr. 01/993324-16
ECLI:NL:RBOBR:2018:19, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
- Datum
04-01-2018
- Zaaknummer
01/993324-16
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBOBR:2018:19, Uitspraak, Rechtbank Oost-Brabant, 04‑01‑2018; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2019:964, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 04‑01‑2018
Inhoudsindicatie
Ten laste van verdachte wordt bewezen verklaard verboden wapenbezit en deelname aan een organisatie die zich schuldig heeft gemaakt aan [voorbereidings]handelingen voor de productie van synthetische drugs. In deze organisatie speelde verdachte een relevante faciliterende rol. Verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummers: 01/993324-16 en 01/993410-16 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 4 januari 2018
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdacht] ,
wonende te [adres verdachte] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 19 september 2016, 12 december 2016, 2 februari 2017, 19 april 2017, 7 juni 2017, 29 november 2017 en 21 december 2017.
Op de zitting van 2 februari 2017 heeft de rechtbank de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 11 augustus 2016 en 5 januari 2017.
Aan verdachte is onder parketnummer 01/993324-16 ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 16 september 2015 tot en met 4 april 2016 te Best en/of Rotterdam en/of Apeldoorn en/of Moergestel, in elk geval in Nederland en/of te Merksplas en/of Oud-Turnhout, in elk geval in België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen, -een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
en/of
-zich en/of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of
-voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan verdachte en/of zijn mededader(s)wisten of ernstige redenen had/hadden om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en), hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s)
- een of meer loodsen in Nederland en/of in België gehuurd en/of ter beschikking gesteld en/of
- in een of meer loods(en) in Nederland en/of in België APAAN ten behoeve van de bereiding en/of vervaardiging van MDMA en/of amfetamine of (een) ander(e) midde(en)l vermeld op lijst 1 van de Opiumwet voorhanden gehad en/of
- in bovengenoemde periode (een) hoeveelhe(i)d(en) chemicaliën, waaronder aceton en/of mierenzuur en/of methanol voorhanden gehad;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 16 september 2015 tot en met 4 april 2016 te Best en/of Rotterdam en/of Apeldoorn en/of Moergestel, in elk geval in Nederland en/of te Lommel en/of Merksplas en/of Oud-Turnhout, in elk geval in België, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht en/of heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde MDMA en/of amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij in of omstreeks de periode van 16 september 2015 tot en met 4 april 2016 te Tilburg en/of Best, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten onder andere [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde, vijfde lid, 10a eerste, derde, vijfde lid, 11a Opiumwet, namelijk
- het binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of het bereiden, bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben van (een) middel(en) als bedoeld op lijst I en/of II van de Opiumwet dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet en/of
- het plegen van voorbereidings- of bevorderingshandelingen zoals bedoeld in artikel 10a Opiumwet jo. artikel 10,lid 4 en/of 5 Opiumwet.
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01/993410-16 tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 04 april 2016 te Tilburg een wapen van categorie III, te
weten een seinpistool, merk Geco (kaliber 4) en/of munitie van categorie III ,
te weten 5 signaalpatronen (kaliber 4) en/of 1 kogelpatroon, merk Sellier &
Bellot (kaliber 9mm) en/of een patroonhouder, merk Glock (kaliber 9mm),
voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 04 april 2016 te Tilburg, twee, althans een wapen(s) van
categorie II onder 5°, te weten een stroomstootwapen en een taser, zijnde
voorwerpen waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen
worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 04 april 2016 te Tilburg opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 996 gram hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram
hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De geldigheid van de dagvaardingen.
Het standpunt van de verdediging.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2 van de dagvaarding met parketnummer 01/993324-16 heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding nietig moet worden verklaard, omdat het niet duidelijk is wat verdachte precies wordt verweten en waartegen hij zich moet verdedigen. De tenlastelegging is ruim geformuleerd en omvat een verscheidenheid aan locaties, uitvoeringshandelingen en chemische stoffen zonder dat duidelijk is wie welke stof op welke plaats zou hebben geproduceerd, opgeslagen of vervoerd.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het op basis van de tenlastelegging in combinatie met de verschillende zaaksdossiers voldoende duidelijk is wat verdachte onder feit 1 en feit 2 wordt verweten.
Het oordeel van de rechtbank.
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet het onder 1 en 2 ten laste gelegde aan het bepaalde in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. Op basis van de tekst van de tenlastelegging, in combinatie met de verschillende zaaksdossiers, moet het voor de verdediging voldoende duidelijk zijn geweest waartegen verdachte zich moest verweren. Per zaaksdossier is beschreven op welke locatie welke handelingen zijn verricht ten aanzien van welke stoffen en voorts welke verdachten daarbij betrokken zouden zijn geweest. De vermoedelijke betrokkenheid van verschillende verdachten is per zaaksdossier in afzonderlijke paragrafen samengevat. De officier van justitie heeft geruime tijd voor de inhoudelijke behandeling te kennen gegeven dat handelingen op de locaties Dilsen-Stokkem en Lommel thans geen onderwerp (meer) zijn van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De verwijten waartegen verdachte zich moet verdedigen zijn – gelet op het voorgaande – voldoende duidelijk afgebakend. Dat wordt overigens bevestigd door de inhoudelijke verweren die de verdediging ten aanzien van de feiten 1 en 2 heeft gevoerd. Dat de officier van justitie bij requisitoir op onderdelen om vrijspraak heeft verzocht, betekent niet dat de grondslag van de tenlastelegging is verlaten. De dagvaardingen voldoen ook overigens aan alle wettelijke eisen en zijn derhalve geldig. De rechtbank verwerpt het verweer.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Het standpunt van de verdediging.
Met betrekking tot feit 3 van parketnummer 01/993324-16 heeft de raadsman aangevoerd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging. De beslissing van het Openbaar Ministerie om enkel verdachte te vervolgen voor lidmaatschap van een criminele organisatie, terwijl vervolging van de overige in de tenlastelegging genoemde personen achterwege is gebleven, is willekeurig en in strijd met het gelijkheidsbeginsel.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er voor het Openbaar Ministerie geen meerwaarde bestond om de overige verdachten te vervolgen voor lidmaatschap van een criminele organisatie, omdat – in de ogen van het Openbaar Ministerie – hun betrokkenheid bij afzonderlijke strafbare feiten zo concreet is en de daarbij behorende straffen van dien aard zijn, dat de meerwaarde van bestraffing voor deelname aan een criminele organisatie gering is. Voorts heeft de officier van justitie ter gelegenheid van de pro-forma behandeling op 1 juli 2016 de toezegging aan de overige verdachten gedaan dat de dagvaarding niet zou worden uitgebreid, aan welke toezegging hij zich wenst te houden.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank stelt voorop dat het in artikel 167 van het Wetboek van Strafvordering neergelegde opportuniteitsbeginsel als uitgangspunt heeft dat de officier van justitie naar aanleiding van het ingestelde opsporingsonderzoek tot vervolging overgaat, maar dat hij bevoegd is van vervolging af te zien op gronden aan het algemeen belang ontleend. De beslissing van de officier van justitie om tot vervolging over te gaan, leent zich slechts in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing, in die zin dat slechts in uitzonderlijke gevallen plaats is voor een niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie in de vervolging op de grond dat het instellen of voortzetten van die vervolging onverenigbaar is met beginselen van een goede procesorde.
Het enkele feit dat verdachte is vervolgd voor deelneming aan een criminele organisatie en andere verdachten niet, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om tot de conclusie te komen dat de officier van justitie in redelijkheid, bij afweging van de betrokken belangen, niet tot vervolging van verdachte had kunnen overgaan. Het verweer wordt verworpen. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging ten aanzien van feit 3.
Ook voor het overige is de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging.
De overige formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de rechtbank bevoegd is van het ten laste gelegde kennis te nemen en dat er geen gronden zijn voor schorsing van de vervolging.
Inleiding.
Uit eerdere onderzoeken onder de naam [onderzoeksnaam 1] en [onderzoeksnaam 2] bleek dat een loods aan de [pleegadres 1] in Best werd gebruikt als ontmoetingsplaats. Bij de politie rees het vermoeden dat in voornoemde loods gesprekken en/of ontmoetingen plaatsvonden die te maken hadden met criminele activiteiten. Er werd een bevel afgegeven tot het opnemen van vertrouwelijke communicatie in de loods. Eén van de personen die regelmatig de [pleegadres 1] te Best bezocht, bleek medeverdachte [medeverdachte 1] te zijn. Op 29 oktober 2015 is vervolgens een opsporingsonderzoek gestart onder de naam [onderzoeksnaam 3] . Dit onderzoek werd gestart naar aanleiding van informatie uit voornoemde eerdere onderzoeken en naar aanleiding van meerdere CIE-meldingen over medeverdachte [medeverdachte 1] in relatie tot de productie van synthetische drugs. Het onderzoek [onderzoeksnaam 3] en de inhoud van de opgenomen communicatie in de loods aan de [pleegadres 1] te Best leidden uiteindelijk tot de verdenking dat [verdachte] leiding gaf aan een criminele organisatie die structureel bezig was met de grootschalige productie en handel in synthetische drugs. [medeverdachte 1] zou verantwoordelijk zijn voor de productie van synthetische drugs en alle processen die daarmee samenhangen, zoals onder andere het aankopen van precursoren, chemicaliën en hardware. Naast het opnemen van vertrouwelijke communicatie in de loods in Best werden nog veel andere bijzondere opsporingsmiddelen ingezet, zoals stelselmatige observaties door politieambtenaren, peilbakens, videocamera’s en het vorderen van historische (print)gegevens. Ook zijn er rechtshulpverzoeken uitgegaan naar België. Op deze wijze kwamen ook andere personen in beeld en werd het onderzoek naar deze personen uitgebreid. Medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] zouden belast zijn met ondersteunende taken, zoals het huren van loodsen, het ter beschikking stellen van hun eigen loodsen, huren en ter beschikking stellen van voertuigen, helpen bij het opbouwen van productielocaties, aankopen van goederen ten behoeve van de productielocaties en het verbergen van crimineel verkregen geld van de organisatie. De onderzoeken hebben geleid tot een actiedag op 4 april 2016, waarbij meerdere verdachten zijn aangehouden, een groot aantal locaties en woningen van de verdachten is doorzocht en waarbij een grote hoeveelheid, ook druggerelateerde, goederen in beslag is genomen.
Het strafdossier.
Het totale dossier [onderzoeksnaam 3] beslaat 26 ordners en bevat persoonsdossiers ten aanzien van de verdachten, zaaksdossiers en aanvullingen op het eindproces-verbaal. De rechtbank is van oordeel dat het dossier in zijn geheel moet worden beschouwd en dat de tenlastegelegde feiten niet los van elkaar, maar in onderling verband en samenhang moeten worden bezien. Dit betekent onder meer dat bij feiten in het kader van een bepaald zaaksdossier ook stukken uit andere zaaksdossiers kunnen worden betrokken. Dit neemt echter niet weg dat voor ieder tenlastegelegd feit afzonderlijk moet worden beoordeeld of er sprake is van voldoende wettig en overtuigend bewijs.
De beschuldigingen.
Verdachte wordt ten aanzien van parketnummer 01/993324-16 onder feit 1 verweten dat hij in vereniging met anderen voorbereidingshandelingen heeft verricht ten behoeve van de productie van synthetische drugs, onder feit 2 wordt hem verweten in vereniging met anderen synthetische drugs te hebben geproduceerd, vervoerd of verhandeld en onder feit 3 wordt hem deelneming aan een criminele organisatie ten laste gelegd.
Met betrekking tot de dagvaarding met parketnummer 01/993410-16 wordt verdachte onder feit 1 verweten een seinpistool en patronen voorhanden te hebben gehad. Onder feit 2 is hem ten laste gelegd dat hij een stroomstootwapen en een taser voorhanden heeft gehad en onder feit 3 dat hij een hoeveelheid van 996 gram hennep voorhanden heeft gehad.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft tot vrijspraak van feit 1 gerekwireerd.
Op de in het schriftelijk requisitoir uitgewerkte gronden heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank tot een bewezenverklaring zal komen van feit 2 ten aanzien van enkel de pleegplaats Moergestel. In het autobedrijf [bedrijsnaam 1] is een MDMA- en amfetaminelaboratorium aangetroffen. Verdachte is ter plaatse aanwezig geweest en uit de OVC gesprekken is gebleken dat hij betrokken is bij de productie van synthetische drugs. Voor het overige dient verdachte te worden vrijgesproken van feit 2.
Met betrekking tot feit 3 heeft de officier van justitie aangevoerd dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte deel uit maakte van een samenwerkingsverband dat het plegen van Opiumwetdelicten tot doel had. Verdachte had daarbij een leidinggevende rol en is de persoon voor wie medeverdachte [medeverdachte 1] produceerde, hetgeen wordt bevestigd in de OVC gesprekken.
Ten aanzien van parketnummer 01/993410-16 heeft de officier van justitie tot de bewezenverklaring van de feiten 1, 2 en 3 gerekwireerd.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de feiten 1 en 2 op het standpunt gesteld dat verdachte hiervan integraal dient te worden vrijgesproken. Specifiek met betrekking tot de pleegplaats Moergestel heeft de raadsman aangevoerd dat er geen enkele strafbare gedraging van verdachte uit het dossier blijkt met betrekking tot de eventuele productie van synthetische drugs op die locatie.
De raadsman heeft voorts zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden van feit 3. Er is geen sprake van een criminele organisatie. Onvoldoende staat vast dat de diverse feiten zodanig verband houden met elkaar, dat gesproken kan worden van een aantoonbaar gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband tussen de verschillende verdachten. In de kern gaat het eigenlijk slechts om één persoon, te weten medeverdachte [medeverdachte 1] . Subsidiair, voor zover de rechtbank zou oordelen dat er wel sprake is geweest van een criminele organisatie, heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte niet heeft deelgenomen aan die organisatie.
Voor de dagvaarding met parketnummer 01/993410-16 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van parketnummer 01/993324-16.1.
Vrijspraakoverweging met betrekking tot de feiten 1 en 2.
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat op grond van de stukken in het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting niet wettig kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de concreet onder 1 ten laste gelegde voorbereidingshandelingen voor de productie van synthetische drugs. Verdachte zal om deze reden worden vrijgesproken van het onder feit 1 ten laste gelegde.
Evenmin kan naar het oordeel van de rechtbank wettig worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de concreet onder 2 ten laste gelegde in- of export, productie of verhandeling van synthetische drugs op de genoemde locaties, ook niet in Moergestel.
Met betrekking tot die locatie overweegt de rechtbank dat verdachte weliswaar tijdens de observatie op 15 december 2015 is gezien met medeverdachte [medeverdachte 1] bij het [bedrijsnaam 1] in Moergestel, maar dat deze omstandigheid alleen onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen van de betrokkenheid van verdachte bij de productie van synthetische drugs op deze locatie. Tapgesprekken waarin verdachte kennelijk over de productie van synthetische drugs spreekt, zijn niet zonder meer te herleiden tot activiteiten in Moergestel. Verdachte zal integraal worden vrijgesproken van feit 2.
Ten aanzien van feit 3.
De rechtbank zal beoordelen of er sprake was van een criminele organisatie gericht op het plegen van Opiumwetdelicten, en zo ja, wie daaraan hebben deelgenomen.
Juridisch kader
In de eerste plaats moet kunnen worden vastgesteld dat sprake is van een organisatie. Onder een organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (en derhalve ook als bedoeld in artikel 11a van de Opiumwet) moet worden verstaan een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur tussen de verdachte en ten minste één ander persoon. Aanwijzingen voor het bestaan van een dergelijk samenwerkingsverband kunnen bijvoorbeeld zijn gemeenschappelijke regels, het voeren van overleg, gezamenlijke besluitvoering, een taakverdeling, een bepaalde hiërarchie of geledingen. Deze aanwijzingen vormen evenwel geen constitutieve vereisten om van een samenwerkingsverband te kunnen spreken. Een samenwerkingsverband kan toevallig en in de loop der tijd ontstaan omdat men ‘werkendeweg’ ontdekt dat men een gezamenlijk doel heeft waarvan de realisering met duurzame samenwerking gediend is.
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, is voorts vereist dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. Niet is vereist dat het plegen van misdrijven de voornaamste bestaansgrond van de organisatie is of dat de organisatie de uitsluitende bedoeling heeft misdrijven te plegen. Voor het bewijs van het oogmerk zal onder meer betekenis kunnen toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd en aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de activiteiten die met dit doel worden verricht.
Tot slot moet worden vastgesteld of de verdachte kan worden aangemerkt als deelnemer aan de organisatie. Van deelneming is sprake indien een persoon behoort tot de organisatie en een aandeel heeft in gedragingen, dan wel gedragingen ondersteunt die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. De verdachte dient in dat verband te weten dat de organisatie het oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Niet is vereist dat de verdachte enige vorm van opzet heeft gehad op de door de organisatie beoogde concrete misdrijven, aan enig concreet misdrijf heeft deelgenomen of van enig concreet misdrijf wetenschap heeft gehad. Ook is niet nodig dat de verdachte moet hebben samengewerkt of bekend moet zijn geweest met alle personen die deel uitmaken van de organisatie.
Elke bijdrage aan een organisatie kan strafbaar zijn. Een dergelijke bijdrage kan bestaan uit het (mede)plegen van enig misdrijf, maar ook uit het verrichten van hand- en spandiensten en (dus) het verrichten van handelingen die op zichzelf niet strafbaar zijn, zolang van bovenbedoeld aandeel of ondersteuning kan worden gesproken.
Bewijsmiddelen.
[verbalisant 3] 2. heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Blijkens gegevens afkomstig van de Kamer van Koophandel staat vanaf 15 juni 2004 op de [pleegadres 1] te Best het [bedrijfsnaam 2] [ingeschreven].
Tijdens het onderzoek werd gebruik gemaakt van een video-opstelling welke was gericht op het pand aan de [pleegadres 1] te Best. Gebleken is dat een aantal van de geïdentificeerde personen zich in het verleden hadden schuldig gemaakt aan overtredingen van de Opiumwet.
Er is een bevel afgegeven tot het opnemen van vertrouwelijke communicatie met een technisch hulpmiddel in een bedrijfspand aan de [pleegadres 1] te Best. Het opnemen vond plaats in drie periodes, [waaronder] periode 1 september 2015 tot en met 18 januari 2016.
Uit de videobeelden en de OVC-gesprekken bleek dat het pand [pleegadres 1] te Best dagelijks werd bezocht door een groot aantal personen waarvan een groot deel zich bezighoudt met de handel in verdovende middelen. Tevens bleek uit de OVC-gesprekken dat er op grote schaal verdovende middelen en/of grondstoffen voor de productie van synthetische drugs werden verkocht en/of doorverkocht.
[verbalisant 4] 3.heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Elk bezoek aan de [pleegadres 1] is geregistreerd in het geautomatiseerde politiesysteem Summ-IT. Blijkens de gegevens van het genoemde Summ-IT is [verdachte] gekoppeld aan de volgende bezoeken aan de [pleegadres 1] te Best:
Voertuig Datum Aankomst vertrek
[kenteken 9] 15-01-2015 14:34 uur 15:41 uur
[kenteken 10] 13-07-2015 13:55 uur 15:22 uur
[kenteken 11] 21-08-2015 12:53 uur 13:31 uur
[kenteken 11] 01-10-2015 14:44 uur 15:03 uur
[kenteken 11] 20-11-2015 11:44 uur 12:41 uur
[kenteken 11] 11-12-2015 15:18 uur 15:50 uur
[kenteken 11] 14-12-2015 15:13 uur 16:04 uur
Voorts is [verdachte] gekoppeld aan verschillende OVC-gesprekken.
Op 1 oktober 2015 te 13:52:28 [sessienummer]4. is er een gesprek opgenomen van [medeverdachte 6] (EL), [medeverdachte 5] (AG), [medeverdachte 7] (RW), [medeverdachte 1] (FW) en [medeverdachte 8] (AG62):
Fw: Zo, alles kwijt.
Fw: Ene gast.
AG: He?
Fw: eentje opgepakt.
EL: Dat meen je niet?
Fw: Ik kom eraan! Ik kom vanmorgen aan, ik denk: dit klopt niet. Vooraan een auto op de hoek van de straat. Ik denk: dat kan niet waar zijn, dat kan niet. Gewoon in de middle of nowhere is dat he. Gewoon aspergevelden. Ik kijk ik kijk ik kijk. Ik rij voorbij. Ik die kennis van hem een bericht gestuurd: kom eens langs met de bus. Hij langs gekomen, bus, ik in die bus, samen met die vent. Ik rij er eens langs. Ik ja, en dat was het he, kots vol, allemaal wouten.
Op 1 oktober 2015 te 13:57:45 [sessienummer 2]5. is er een gesprek opgenomen van onder meer [medeverdachte 5] (AG) en [medeverdachte 1] (FW):
FW: Zolang ze niet eh weten wie ik ben he. Dat dna heb ik nie in Bels afgegeven wel in Nederland.
AG: Die jongens komen straks voor die deal te sluiten, van die olie.
FW: Als die olie goed is, dan kennen we een goede deal sluiten. Maar ik heb het eindproduct niet. Ik ben er gewoon verantwoordelijk, ik heb van 15 liter kwijt gemaakt, klaar.
Op 1 oktober 2015 te 14:08:20 [sessienummer 3]6. is er een gesprek opgenomen van onder meer [medeverdachte 5] (AG) en [medeverdachte 1] (FW):
AG: he! ... waar staan jouw grondstoffen.
FW: Mijn grondstoffen zijn veilig, haha
AG: Wel veilig he?
FW: ja tuurlijk
AG: hoe zei je dat. Dat zeg ik tegen hem hij zegt oh dat doe ik ook.
FW: ik kan...luister nou.. ik heb zes loodsen gepakt, ja? En daarom zeg ik van iedereen, iedereen, je hebt allemaal gelijk. Het kost allemaal geld. Maar als je het logistiek in orde hebt. Je moet het gewoon echt gewoon runnen als een bedrijf. Alleen je moet er rekening mee houden
Op 1 oktober 2015 te 14:13:37 [sessienummer 4]7. is een gesprek opgenomen van onder meer [medeverdachte 1] (FW):
FW: ik heb die jongen vorige week gewaarschuwd he ik zeg tegen hem goed luisteren, ik kom aan, ik zei wat ben je nou aan het doen? uhm met dat zout. Ik zei wat ben je nou met dat zout aan het doen mongool? Ik zei, ge bent daar met loog bezig en daar met zout. Dat geeft rook dat kan niet. En ik zei kijk eens naar buiten naar het weer, het is kei douwig. Hij
zei je bedoelt douw. Zout reageert met vocht, krijg je een grote rookpluim. Dus ik zeg wat ben je ik zeg kutzooi elke keer dat waterslot, normaal doe ik heb die pijp schuim in het water staan, maar dat water moet je verversen, dat raakt verzadigd. Dus ik heb, mijn afzuiger gaat eerst in door een watersloot, ook nog een keer. En dan zuigt ie verder. Maar ja, ge moet wel als je tweehonderd liter hebt gedaan dan moet je het water eraf laten en het water verversen want als je continue inzuurt, ja op den duur is het water zo verzadigd, verdampt dat water net zo hard mee.
Op 1 oktober 2015 te 14:40:04 [sessienummer 5]8. is er een gesprek opgenomen van [medeverdachte 1] (FW) en [medeverdachte 7] (RW):
FW: (onverstaanbaar) die komt er zo aan. Hij zegt vijf minuten maar ja.
RW: een uur geleden zeker?
FW: nee, nee twee minuten geleden.
RW: Dan wacht ik wel.
FW: vijf minuten stuurt hij. (onverstaanbaar) Die zal ook wel balen (onverstaanbaar) in gedauwd voor zijn eigen. We hebben nog wel grondstoffen. Heb je niet nog ergens een bolletje staan, gewoon thuis in de keuken ene paar litertjes.
Op 1 oktober 2015 te 14:45:21 [sessienummer 6]9. is er een gesprek opgenomen van [medeverdachte 1] (FW) en [verdachte] (NN611):
Geluid van een deurbel. Volgens de camerabeelden komt NN611 binnen.
FW: ik ben geen mongool. Kom maar binnen.
NN611: effe een rondje lopen, ik ben zo terug
NN611: hé alles goed?
EL: ja man met jou?
NN611: maar ik snap wel waarom dat we moesten komen hé.
FW: nee dat is niet daarvoor
NN611: niet?
FW: weet je wat gebeurd is?
NN611: ja dat weet ik wel.
FW: wat is gebeurd? met die rookpluimen.
NN611: ja ja maar..
FW: niemand wist waar die zat
NN611: nee nee nee
FW: ik wist waar hij zat. Ik heb hem nog opgehaald hé
NN611: ja maar..
FW:. ik heb hem opgehaald maat! Geloof mij nou maar. Waarom denk je dat ik er achter ben gekomen? En waarom denk je dat ik hem aan het werk heb gezet?
FW: als je wil doen graag. Wat moet je nog hebben voor die jongens?
NN611: dekens
FW: dekens. [voornaam 1] heb er maar een.
AG: morgen krijg ik er al eentje.
FW: die mogen op afbetaling zei die. Je mag iedere week tweehonderd euro komen brengen, de rest van mijn leven (lachen)
NN611: Wat heb je nog meer [voornaam 1]
AG: Ben iets aan het regelen vriend, dat is nog niet zo makkelijk.
FW: we rijden nou dadelijk even samen naar de dinge
NN611: in Antwerpen hebben we er al drie hè.
FW: Hebben we al drie daarom.
AG: Heb je er al twee.
FW: Als het goed is. Het is niet zeker. Als we ze gehaald hebben hebben we ze.
AG: Ik heb er deze gaat over de 240 graden, 250 graden
FW: Dat is niet nodig.
AG: Dat is ieder geval wel een sterke deken en je hebt verschillende dekens.
NN611: Kan je zelf onder zitten als je het koud hebt.
FW: al kun je er twee aanzetten, aan is aan. En kun je er twee constant laten smelten en die andere op de tweede fase continu. Dus één continu smelten omdat hun 24 uur smelten. Dus dan gaat het wel. En ik heb ook nog die twee bakken... gewoon de branders er onder laten, hebben ze niks nodig dan glaswerk klaar.
Op 1 oktober 2015 te 14:50:39 [sessienummer 7]10. is er een gesprek opgenomen van [medeverdachte 7] (RW), [medeverdachte 1] (FW) en [verdachte] (NN611):
RW: waar moet je naartoe?
FW: ja ik ga naar die jongen voor de dekens. Bam alles er in regel ik gelijk. Ik heb nou vier ruggen bij. Nou nog vijfhonderd er bij pakken. Jongens gelijk aan het werk zetten. En gelijk weer doorgaan. Niet slapen, niet staan. Stilstaan is achteruitgang
FW: dus ik moet gouw efkes langs de broer van hem. Want daar liggen.... Ik heb die twee pompen besteld, heb ik hem geld voor gegeven. Kan ik die pompen afpakken en nog andere spullen die er nog staan van mij.
RW: ik heb zo’ n hekel aan dat ventje.
FW: nee gij moet niet een hekel aan iemand hebben ...jij weet wat ik gezegd heb..
NN611: gij moet dat op mijn manier doen dat heb ik 100 keer gezegd.
Op 1 oktober 2015 te 14:55:56 [sessienummer 8]11. is er een gesprek opgenomen van [medeverdachte 7] (RW), [medeverdachte 1] (FW) en [verdachte] (NN611):
FW: wacht even. Nee (onverstaanbaar) anders kunnen ze overal mee werken maat. Tijd is veranderd. Grondstoffen zijn duurder aan het worden, straffen worden hoger. Gewoon vijf en veertig terug geven... .als er 80 uit komt...
RW: vijfenveertig procent.
NN611: 45%? Dan heb je de onkosten van de loods er ook uit.
FW: dat weet ik. Maar als je 700 liter pakt dan ja. Net als die Apaan toch?
AG: nee apaan komt minder uit.
NN611: das niet waar.. natuurlijk komt er vijftig uit
FW: Je hebt gelijk [voornaam 2] . Je hebt gelijk.
NN611: Er komt vijfenvijftig of niet
FW: nee er komt vijfenvijftig zestig liter A olie stoom olie uit met alle rotzooi die er bij zit maar als je die
NN611: zit je op tweeënvijftig maat. Voor goede. Mensen zeggen wel van alles dit komt er uit.
AG: maar wat geef je dan terug?
FW: ik zou eh vijfendertig terug geven kijken of ze ja zeggen… je kunt daar altijd daar boven op.
Op 1 oktober 2015 te 15:01:13 [sessienummer 9]12. is er een gesprek opgenomen van [medeverdachte 5] (AG), [medeverdachte 1] (FW) en [verdachte] (NN611):
AG: wanneer kan je eraan beginnen?
FW: Zodra ik de ruimte heb. Maandag niet denk ik. We gaan eerst opbouwen maat.
We gaan gelijk rijden. Jan.. ..vaten.. . vaten op laten halen...
NN611: Maat als je vrijdag de sleutel krijgt, ga je dan zondag opbouwen, ikke niet.
FW: maat als je echt de sukkel bent.
NN611: (onverstaanbaar)
FW: luister. Dat moet jij zelf weten!
NN611: Op de industrie...ga je niet op zondag (Onverstaanbaar) zoeken hè.
FW: Dat kan toch niet?! Je moet toch spullen halen.. .(onverstaanbaar) kopen..
NN611: ik weet hoe dat gaat, dat wordt een flop. Je moet vertellen, als je maximaal kan beginnen dinsdag of woensdag. Die afzuiger moet fatsoenlijk gemaakt worden. Anders zit je dadelijk (Onverstaanbaar) ja dat weet ik. Maar we kunnen geen stommiteiten veroorloven. Ik ga er vanuit dat we woensdag maximaal aan kunnen pakken... .Ik ga het niet eerder aanpakken. Dat moet je niet doen! Snij je, je eigen in de vinger! Als iets tegen zit, als je een kabel niet hebt als je dit niet hebt, ben je zwaar de lul.
AG: Op en neer rijden.
FW: Doen dat niet. Alle kabels heb ik daar laten hangen
die denken allemaal zo makkelijk hè? Die kennen nog geen ei bakken en die praten zo.. hij kan wel een ei bakken. Dat kan hij wel. Nee, ik wil zeggen, dat moet fatsoenlijk. Half gebakken heeft geen zin. Je kan beter een paar dagen langer er aan werken en fatsoenlijk opbouwen. Dan half gebakken. Je hebt dat ding nog niet eens binnen… Deken? Morgen.
Op 20 oktober 2015 te 12:29:00 [sessienummer 10]13. is er een gesprek opgenomen van [medeverdachte 6] (EL), [medeverdachte 5] (AG) en [medeverdachte 9] (LH):
AG: De A gaat weer aan de gang
LH: niet makkelijk. Komen van eigens weer uit de stront
AG: He?
LH: We komen van eigens weer uit de stront
AG: Jawel, hij zegt ook wij hebben genoeg (NTV) gehad. We gaan na de 28ste. De 28ste komt gewoon een pak ellende zegt ie met invallen
LH: 28 ste?
AG: Ja, heel brabant en België
LH: He?
AG: Heel brabant en België. Hij zegt ik ben klaar...maar we moeten effe de 28ste afwachten.
Dan kan ik aan de gang. ‘IK EN [verdachte] ”
Op 20 november 2015 te 11:46:43 [sessienummer 11]14. is er een gesprek opgenomen van [medeverdachte 6] (EL), [medeverdachte 5] (AG), [medeverdachte 9] (LH), [medeverdachte 10] (HB), [medeverdachte 11] (JL) en [verdachte] (JD):
JD vraagt of hij een berichtje heeft gestuurd. AG zegt nee ik heb geen bericht gehad.
JD zegt dat hij (derde persoon) AG persoonlijk wil spreken. AG vraagt op de ping of op kantoor.
JD zegt persoonlijk zei hij (derde persoon). AG zegt dat hij twee plaatsen heeft ook op het kamp.
JD zegt dan zal hij er zo zijn.
AG zegt dat er geen kut te verdienen is. JD zegt dat er zat te verdienen valt als er Ap is.
AG zegt dat hij (derde persoon) naar Rotterdam gaat en dat hij (AG) dan wat meer weet. AG zegt dat hij het dan op moet halen.
EL zegt dat Rotterdam een uurtje rijden is.
JD zegt dat je dan gas kan geven.
JD: ehhh hoe heet hij nou.. .zitten wat jongens ehhh bij Etten Leur.. eentje van ons en van jullie..
EL: ja ja
JD: eentje die van ons die zit daar voor vast
EL: alweer
JD: nee die heeft nooit vastgezeten een andere zit vast (ntv)
AG: ze hebben van hem DNA gehad.
JD: of die andere heeft het verraden die kutjanusje he…ze waren daar toch met zijn vieren daar?
Op 20 november 2015 te 12:55:28 [sessienummer 12]15. is er een gesprek opgenomen van [medeverdachte 5] (AG) en [medeverdachte 9] (LH):
LH: Ken jij [betrokkene 1] .. . [betrokkene 1]
AG zegt dat [verdachte] hem zeker kent, omdat die president is van No Surrender in [geboorteplaats verdachte] .
AG zegt dat [verdachte] al twintig jaar bij hem loopt. LH zegt dat het dan wel goed zal zijn, maar dat ze anders rippen, stelen en overvallen. AG65 zegt dat [verdachte] bij “De Lange” hoort en dat dat [verdachte] ’s compagnon is.
LH zegt iets onverstaanbaars over “Lange Iwan”.
AG: Want hun werkers zitten ook gewoon bij mij. Die beslissen toch ook. Bemoeien hun
eigen toch niet mee. Die “Kale” die werkt.... Die “Kale” is zijn werker
Op 23 november 2015 te 15:29:02 [sessienummer 13]16. is er een gesprek opgenomen waar onder meer [medeverdachte 5] (AG) aan deelnam:
AG zegt dat hij [verdachte] zal mailen omdat hij [verdachte] toch moet hebben en die andere meldt zich weer niet. AG zegt ik had voorgeslagen, als dat nou allemaal goed was dat ze genoeg B hebben, of B / P of appie komt, doen jullie dan alleen maar smelten, weet je wel, . . . .dan goed, maar dan moeten er wel genoeg spullen zijn.
Op 8 december 2015 te 11:10:46 [sessienummer 14]17. is er een gesprek opgenomen van [medeverdachte 6] (EL) en [medeverdachte 5] (AG):
[medeverdachte 5] komt het pand binnen (is in Gestel geweest) en zegt dat de grondstoffen niet door zijn jongens zijn geleverd. [medeverdachte 5] zegt vervolgens, hij was nog niet klaar. Hij gaat weg dus dit is het laatste wat “ie” maakt.
[medeverdachte 6] vraagt aan [medeverdachte 5] hoe het met de gele A is? [medeverdachte 5] zegt dat ze er nog mee bezig zijn maar hij meldt zijn eigen niet. Die andere jongen die heeft de grondstoffen niet gehaald. Hij gaat naar het buitenland voor [verdachte] werken. Heeft 15.000 Aphaan aangepakt en probeert de dealer erbij te krijgen met zijn spullen.
Op 11 december 2015 te 15:24:48 [sessienummer 15]18. is er een gesprek opgenomen van [medeverdachte 6] (EL), [medeverdachte 5] (AG) en [verdachte] (JD):
JD: wat moest hij hebben
AG: nee ik heb dinges voor hem liggen caustic soda ...
JD: hij moest een lijst schijnbaar hebben...lijst met dinger allemaal., waar dinger opstonden weet je wel...
AG: wat voor lijst dan?
JD: moet je maar vragen ik weet niet wat voor een lijst.
AG: enigste dat hij tegen mij zei ...ik schei eraf onze wegen gingen scheiden en ehh ik denk wat is er nou toch allemaal aan de hand.
JD: ehh die die die maak me zorgen
AG: ehh ik zeg wat is er aan de hand jo
JD: dan zitten hij met zijn wijf dan is hij weer ziek en na drie uren is hij het weer vergeten en wil hij naar de hoeren toe
JD: .. .nou is die er al een week in nou komt hij er niet uit...
EL lacht.
JD: ..hij heeft straat verbod nu blijft hij wel in ..snap je
JD zegt dat hij een zekere is en dat hij het wel goed doet.
AG zegt dat hij hele goede spul maakt.
JD zegt dat hij alles precies uit rekent.
JD zegt dat het psychische in de war is.
Op 11 december 2015 te 15:30:06 [sessienummer 16]19. is er een gesprek opgenomen van [medeverdachte 5] (AG) en [verdachte] (JD):
AG zegt dat wanneer ze eruit kwamen dat ze nooit stabiel waren.
Gesprek over de kale en dat hij in de war is.
AG zegt dat hij originele “B” aan kan pakken en dat hij (de kale) zei dat hij (de kale) zei dat hij naar het buitenland ging.
AG zegt dat hij (AG zelf) dacht om de ouwe erbij te zetten zodat ze samen konden gaan werken zodat hij dan niet alleen zou zijn.
AG vroeg dat aan hem (ouwe) en die zei geen probleem ik kan er zo is.
Gesprek dat ze dan wel een gouden team hebben
JD zegt dat hij morgen een hok net over de grens heeft een boerderij waar mensen wonen...
AG stelt voor om de oude erin te doen. JD zegt dat alles al erin staat met alle bakken erin.
AG zegt nogmaals dat JD de ouwe erin moet zetten want daar hen je een goede werker aan.
AG zegt dat de ouwe zijn brood mee neemt en dat hij gerust twee weken erin blijft.
Op 11 december 2015 te 15:51:15 sessienummer 9115.089 is er een gesprek opgenomen van [medeverdachte 5] (AG) en [verdachte] (JD):
AG zegt dat hij hem (derde persoon) aan heeft geboden om de ouwe mee te laten helpen zodat de ouwe voor de kerst gas kunnen geven.
AG zegt dat de ouwe ook niks heeft en dat de ouwe alle problemen op kan lossen. JD zegt dat twintig Apaan aan kan pakken en dat hij het al heeft. AG zegt dat de ouwe alles kan maken.
JD zegt dat hij een jongen heeft die hij mee kan sturen en dat hij goed luistert.
AG zegt dat de ouwe ook iemand heeft die hij n u alles aan het leren is en alles doet wat de ouwe zegt.
AG zegt dan kan je die jongen (jongen van JD) erbij zetten.
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]20. hebben – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Gedurende het onderzoek [onderzoeksnaam 3] en uit de opgenomen vertrouwelijke communicatie in het onderzoek [onderzoeksnaam 2] bleek dat de criminele organisatie over de periode van mei 2015 tot en met 1 april 2016 structureel bezig was met het ontplooien van criminele activiteiten.
Productielocatie Dilsen-Stokkem.
Op 10 februari 2016 werd door de Belgische autoriteiten een rechtshulpverzoek verzonden aan de Nederlandse autoriteiten. Uit dit rechtshulpverzoek bleek dat de Belgische Federale Gerechtelijke Politie Limburg op 30 september 2015 een omzettingslaboratorium (Apaan naar BMK) en een in werking zijnde amfetaminelaboratorium had aangetroffen in een stal van een aspergebedrijf gelegen aan de [pleegadres 2] te Dilsen-Stokkem (België). In deze stal werd op heterdaad aangehouden: [medeverdachte 12] .
Uit het voornoemde rechtshulpverzoek bleek verder dat de Nederlandse autoriteiten op 25 september 2015 te 10.43 uur informatie hadden verstrekt aan de Belgische autoriteiten met betrekking tot de locatie van een gestolen personenauto van het merk BMW type X5 met als originele kenteken [kenteken 1] doch voorzien van het valse kenteken [kenteken 2] . Deze personenauto zou zich op dat moment bevinden op het perceel gelegen aan de [pleegadres 2] te Dilsen-Stokkem. Uit onderzoek van de lokale politie Maasland bleek dat het voornoemde voertuig op 26 september 2015 niet meer aanwezig was op het betreffende adres. Later werd de Belgische Federale Gerechtelijke Politie Limburg door de Nederlandse Politie in kennis gesteld van het feit dat de voornoemde BMW op 05 oktober 2015 in beslag was genomen. Het voertuig werd op dat moment bestuurd door: [betrokkene 2]
. De BMW werd ter hoogte van de woning van Embregts, gelegen aan de [pleegadres 3] te Tilburg , in beslag genomen. Tijdens deze inbeslagname kwam [medeverdachte 1] ter plaatse en deze deelde de betreffende verbalisanten mede dat hij het voertuig in bruikleen had van [medeverdachte 12] voornoemd.
Verder bleek uit het rechtshulpverzoek dat er gedurende de doorzoeking van het amfetaminelaboratorium opnameapparatuur werd aangetroffen met daarop videobeelden van de periode van 16 september 2015 tot en met 30 september 2015. Op deze beelden waren verschillende voertuigen en personen te zien, waaronder [medeverdachte 12] voornoemd. Eén van de andere personen vertoonde een grote gelijkenis met [medeverdachte 1] .
Op donderdag 19 mei 2016 ontving het onderzoekteam [onderzoeksnaam 3] informatie van de Belgische Federale Gerechtelijke Politie Limburg, dat in de productielocatie aan de [pleegadres 2] te Dilsen-Stokkem (België) DNA-materiaal van [medeverdachte 1] was aangetroffen. Tevens ontving het onderzoeksteam [onderzoeksnaam 3] , op politiebasis, een proces-verbaal met betrekking tot de voornoemde videobeelden. Op deze beelden herkenden leden van het onderzoeksteam [onderzoeksnaam 3] onder andere [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en de Volkswagen Transporter welke op 03 februari 2016 werd aangetroffen in Moergestel met daarin 1000 liter afvalstoffen afkomstig van de productie van Amfetamine.
Productielocatie Oud-Turnhout.
Op 4 april 2016 werd door de Belgische politie ter uitvoering van een Nederlands Rechtshulpverzoek een doorzoeking uitgevoerd in de loods die gelegen is aan de [pleegadres 5] te Oud-Turnhout (België). Aldaar werd een productieplaats voor synthetische drugs aangetroffen. Deze loods kwam binnen onderzoek [onderzoeksnaam 3] in beeld op 14 januari 2016 tijdens observatie. Op 14 januari 2016 werd gezien dat de Iveco [kenteken 3] vanaf de loods gelegen aan de [pleegadres 4] in Merksplas (België) naar de loods gelegen aan de [pleegadres 5] in Oud-Turnhout (België) reed. Als bestuurder werd [medeverdachte 2] herkend. Binnen het onderzoek [onderzoeksnaam 3] is gebleken dat [medeverdachte 2] beide loodsen voornoemd huurde.
Middels een cameraopstelling op de loods gelegen aan de [pleegadres 5] te Oud-Turnhout werd vanaf 18 februari 2018 gezien dat [medeverdachte 2] en zijn partner [partner verdachte 2] deze loods geregeld bezochten en deze loods voornamelijk gebruikten voor opslag van goederen en auto's. Tijdens de doorzoeking in de loods voornoemd werd gezien dat zich daarin een aangebouwde ruimte, een container en een caravan bevonden. [medeverdachte 2] verklaarde later dat de aparte ruimte gebruikt werd door [medeverdachte 1] en dat hij op enig moment van [medeverdachte 1] niet in deze container mocht komen. [medeverdachte 2] verklaarde dat hij [medeverdachte 1] vier keer heeft afgezet bij de loods in Oud-Turnhout. [medeverdachte 2] verklaarde dat hij samen met [medeverdachte 1] spullen heeft vervoerd van de loods in Merkplas naar de loods in Oud-Turnhout en dat zich daaronder slangen, jerrycans, zakken met wit poeder en buizen bevonden.
Tijdens de doorzoeking werd vastgesteld dat in deze loods goederen aanwezig waren die erop duidde dat de ruimte gebruikt werd als omzettingslaboratorium voor Apaan en de productie van amfetamine middels de Leuckart-methode waarbij BMK werd omgezet naar amfetamineolie.
Productielocatie Moergestel.
Op 4 april 2016 werd tijdens een doorzoeking, in het autobedrijf [bedrijsnaam 1] , een productielocatie van synthetische drugs aangetroffen. In autobedrijf [bedrijsnaam 1] werd in een afsluitbare inpandige ruimte chemicaliën aangetroffen (mierenzuur, mengsel methanol/methylamine) ten behoeve van productie synthetische drugs zoals amfetamine en MDMA (XTC). Tevens werden er twee custom made RVS-ketels aangetroffen waarvan bij één ketel sporen van MDMA-productie zichtbaar waren en een sterke MDMA-geur te ruiken was. Tevens bleek de labruimte en de voorruimte volledig besmet met blauw poeder welke zeer waarschijnlijk gebruikt was voor de vervaardiging van XTC-tabletten met tabletteermachines in die ruimte. De locatie Industrieweg 8A te Moergestel is zeer waarschijnlijk gebruikt als tabletteerplaats van MDMA/XTC-tabletten alsmede als middelgrote productieplaats/drugslab voor MDMA. Mogelijk dat de aangetroffen amfetamine ter plekke versneden is en van elders afkomstig is. In nagenoeg alle ruimten van het garagebedrijf werden materialen/middelen of chemicaliën aangetroffen die gerelateerd kunnen worden aan de vervaardiging en/of bewerking van synthetische drugs zowel MDMA en amfetamine en het omzetten van de precursor Apaan voor de vervaardiging van BMK.
Aantreffen 2 jerrycans met in totaal circa 40 liter amfetamine.
Naar aanleiding van onderzoeksbevindingen werd op vrijdag 1 april 2016 een observatie gestart rondom het industrieterrein genaamd Spaanse Polder te Rotterdam. Op vrijdag 1 april 2016 werd door leden van een observatieteam van politie gezien dat een personenauto van het merk Ford, type Fiësta, voorzien van het kenteken [kenteken 4] , werd aangetroffen ter hoogte van perceel [pleegadres 7] 28 te Rotterdam. Binnen onderzoek [onderzoeksnaam 3] was gebleken dat de personenauto [kenteken 4] in het bezit was van [medeverdachte 4] en dat [medeverdachte 1] gebruik maakte van deze personenauto. Vervolgens werd door leden van een observatieteam van politie gezien dat [medeverdachte 1] uit de richting van perceel 28 aan de [pleegadres 7] kwam en als bestuurder en enige inzittende in de [kenteken 4] stapte en wegreed. Er werd gezien dat [medeverdachte 1] een pruik op zijn hoofd droeg. Bij het onderzoeksteam [onderzoeksnaam 3] bestond het vermoeden dat [medeverdachte 1] rechtstreeks uit een productielocatie van synthetische drugs kwam. Hierop werd [medeverdachte 1] door een arrestatieteam van politie aangehouden op de Rijksweg A58. Tijdens de doorzoeking van de personenauto, [kenteken 4] , werd in de kofferbak twee jerrycans met in totaal circa 40 liter amfetamine aangetroffen.
Productielocatie Rotterdam.
Naar aanleiding van de onderzoeksbevindingen, werd op vrijdag 1 april 2016, omstreeks 21.39 uur, binnen getreden in een loods gelegen aan een loodsencomplex aan de [pleegadres 7] 28b te Rotterdam. In die loods werd een drugslaboratorium aangetroffen. Daarnaast werden een grote hoeveelheid grondstoffen / Apaan en installatiemateriaal aangetroffen. In een andere ruimte was men vermoedelijk bezig geweest met de opbouw van een amfetamine lab. Op maandag 4 april 2016, omstreeks 07.00 uur, werd de doorzoeking heropend aan de [pleegadres 7] 28 te Rotterdam. Bij deze doorzoeking zijn onder andere de goederen aangetroffen die naar hun aard en in samenhang bezien geschikt zijn voor de inrichting van een laboratorium voor Apaan dan wel voor productie van in ieder geval amfetamine.
Dumpen van synthetisch drugs afval.
Op woensdag 3 februari 2016 werd op een parkeerplaats aan de openbare weg, gelegen aan de Ruijmheuvel te Moergestel, een Volkswagen Transporter bestelbus aangetroffen voorzien van het Belgische kenteken [kenteken 5] . Deze bus bleek ongeveer één week voor die datum aldaar te zijn gedumpt. Aan de bus voornoemd werd een onderzoek ingesteld waaruit bleek dat op de bus valse kentekenplaten waren aangebracht. Het oorspronkelijke kenteken van de bus betrof [kenteken 6] . Dit voertuig bleek op 4 juni 2015 te Den Haag te zijn ontvreemd. In de bus werd een IBC-vat aangetroffen met daarin circa 1000 liter amfetamine afval. Via een ingenieus buizensysteem kon men vanuit deze bus, op verschillende manieren, rijdend of stilstaand het afval lozen. Aan de hand van de verklaringen van [medeverdachte 2] en de opgenomen camerabeelden bij de loods aan de [pleegadres 6] te Merksplas (België) bleek dat deze bestelbus op 27 januari 2016 door [medeverdachte 2] uit deze loods is gereden. [medeverdachte 2] verklaarde dat hij deze bus in opdracht van [medeverdachte 1] in de loods had opgehaald en deze die dag aan hem had overgedragen. [medeverdachte 2] verklaarde verder dat de voornoemde bus toen voelde alsof het zwaar beladen was. Vermoedelijk heeft [medeverdachte 1] de voornoemde bus daarna gedumpt op de Ruijmheuvel te Moergestel. Aan de bus heeft sporenonderzoek plaats gevonden. Hierbij werd een bloedcontactspoor aangetroffen
op de zitting van de achterbank in de cabine. Uit nader onderzoek is gebleken dat op dit bloedcontactspoor het DNA aanwezig te zijn van [medeverdachte 1] . [medeverdachte 2] verklaarde dat [medeverdachte 1] altijd in de voornoemde bus reed. [medeverdachte 2] verklaarde dat de voornoemde bus in de loods aan de [pleegadres 5] te Oud-Turnhout (België) had gestaan maar was daarna overgebracht naar de loods aan de [pleegadres 6] te Merksplas (België). Uit onderzoek bleek tevens dat deze voornoemde bus meerdere malen op het adres [pleegadres 2] te Dilsen-Stokkem (België) was geweest. Op deze locatie werd door de Belgische autoriteiten op 30 september 2015 een synthetisch drugslaboratorium in beslag genomen. Ook hierbij bleken [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] betrokken te zijn geweest.
Opslaglocatie Merksplas.
Uit onderzoek door de FIOD is gebleken dat er op 8 december 2015 een personenauto voorzien van het kenteken [kenteken 7] , welke was voorzien van plaatsbepalingsapparatuur, een stop maakte in de buurt van een Belgisch chemicaliënbedrijf en vervolgens later die dag een stop maakte ter hoogte van de loods aan de [pleegadres 4] te Merksplas (België).
Tijdens een observatie op 10 december 2015 werd gezien dat er bij de voornoemde loods een witte Iveco Daily bus met het Belgische kenteken [kenteken 3] wegreed. Deze bus stond op naam van [medeverdachte 2] . Uit het onderzoek van de FIOD, naar de handel in chemicaliën, is gebleken dat het adres [pleegadres 4] te Merksplas op woensdag 23 december 2015 wederom naar voren kwam. Uit de plaatsbepalingsapparatuur van de [kenteken 7] , bleek dat deze wederom een stop maakte in de buurt van een Belgisch chemicaliënbedrijf en later die dag een stop maakte ter hoogte van de loods aan de [pleegadres 4] te Merksplas. Middels een Rechtshulpverzoek werd aan de Belgische autoriteiten verzocht een cameraopstelling te plaatsen bij de loods aan de [pleegadres 4] te Merksplas.
Tijdens het uitkijken van deze camerabeelden is vast komen te staan dat [medeverdachte 2] meerdere keren de loods voornoemd bezocht. Op 21 januari 2016 werd op camerabeelden gezien dat een witte Mercedes Vito met kenteken [kenteken 8] stopte bij de loods. Een van de twee inzittenden betrof [medeverdachte 1] . Uit de beelden bleek tevens dat [medeverdachte 1] handschoenen droeg en een blauw vat achter in de bus voornoemd plaatste. Op 27 januari 2016 werd gezien dat de voornoemde Volkswagen Transporter bus in de loods stond. Op 4 april 2016 werd door de Belgische politie ter uitvoering van een Nederlands Rechtshulpverzoek een doorzoeking uitgevoerd in de loods die gelegen is aan de [pleegadres 4] te Merksplas. In de voornoemde loods werd niets aangetroffen. Wel roken de collega’s van de Belgische FGP een chemische lucht in de loods. Uit onderzoek [onderzoeksnaam 3] is vast komen te staan dat [medeverdachte 2] de huurder was van de loods aan de [pleegadres 4] te Merksplas.
Beoordeling op grond van de bewijsmiddelen.
Koppeling OVC-gesprekken aan de persoon van verdachte.
Bij een aantal van de voormelde OVC-gesprekken is één van de deelnemers NN611. Ter terechtzitting van 29 november 2017 is verdachte geconfronteerd met de betreffende OVC-gesprekken en heeft hij erkend dat hij de betreffende gespreksdeelnemer is. De rechtbank stelt aldus vast dat er geen reden is om te twijfelen aan de uitwerking van de opgenomen vertrouwelijke communicatie en dat dus waar in voornoemde gesprekken wordt gesproken over of door een persoon genaamd ‘NN611’ en ‘JD’ dit verdachte betreft.
De rechtbank komt tot het oordeel dat er sprake is geweest van een organisatie in de hierboven bedoelde zin. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat verdachte, medeverdachte [medeverdachte 1] en anderen in de ten laste gelegde periode telkens bij elkaar kwamen in de loods aan de [pleegadres 1] te Best en overleg voerden om hun handelen op elkaar af te stemmen en met elkaar afspraken maakten over de criminele zaken waarmee zij zich gezamenlijk bezighielden. Deze criminele zaken hadden getuige de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen onmiskenbaar betrekking op het gezamenlijk plegen van misdrijven in het kader van de Opiumwet. Uit de OVC-gesprekken blijkt immers onder meer het volgende:
- -
Er werd tussen medeverdachte [medeverdachte 1] en verdachte op 1 oktober 2016, zijnde de dag nadat het laboratorium te Dilsen-Stokkem is ontdekt, gesproken over de ontdekking van de locatie in de aspergevelden. Het zou er kots vol met wouten staan. [medeverdachte 1] sprak over de rookontwikkeling die daar was ontstaan en dat hij ook zijn DNA daar had achtergelaten. Verdachte heeft gesproken over dat ééntje van hun ervoor vast zou zitten, te weten [medeverdachte 12] ;
- -
Medeverdachte [medeverdachte 1] sprak over de organisatie dat deze als een bedrijf gerund moest worden en dat het logistiek in orde moest zijn. Hij had daarom zes loodsen gepakt;
- -
Medeverdachte [medeverdachte 1] en verdachte hebben gesproken over drie dekens die bedoeld waren om iets te verwarmen. Twee konden gebruikt worden om iets te smelten en de derde kon gebruikt worden voor de tweede fase. Twee moesten constant smelten;
- -
Medeverdachte [medeverdachte 1] en verdachte hebben gesproken over het aantal liter eindproduct dat overblijft na een productieproces en over het percentage dat zij moeten teruggeven aan de opdrachtgevers. Ook is gesproken over de tijdspanne waarin [medeverdachte 1] en [verdachte] weer in staat zouden zijn om synthetische drugs te kunnen produceren;
- -
Medeverdachte [medeverdachte 1] en verdachte hebben gesproken over het opbouwen van nieuwe productielocaties;
- -
Er werd gesproken over [medeverdachte 1] dat hij zichzelf had opgesloten in een productielocatie en aldaar bezig was met de productie van synthetische drugs. [medeverdachte 1] zou goed spul maken;
- -
Verdachte heeft gesproken over apaan en caustic soda.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen hierboven is overwogen, blijkt dat de samenwerking niet incidenteel is geweest. Integendeel, deze samenwerking had overduidelijk een duurzaam karakter en stond ten dienste van het plegen van misdrijven als bedoeld in de Opiumwet. De organisatie had tot doel om synthetische drugs (MDMA en amfetamine) te bereiden, te vervaardigen, te verwerken en te vervoeren en daarover werd ook door verdachte gedurende een langere periode veelvuldig gecommuniceerd.
Dat de organisatie zich ook daadwerkelijk bezighield met de productie van synthetische drugs, volgt uit de op de actiedag van 4 april 2016 aangetroffen situatie in [bedrijsnaam 1] te Moergestel en de eerder aangetroffen locaties aan de [pleegadres 7] te Rotterdam en te Dilsen-Stokkem.
De rechtbank kan, anders dan de officier van justitie, op basis van het dossier niet vaststellen dat verdachte de leiding had binnen de organisatie. Ieder had zijn eigen rol. Medeverdachte [medeverdachte 1] was de daadwerkelijke producent van de synthetische drugs. Medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] hebben locaties ter beschikking gesteld en vervoersmiddelen geregeld. Uit de OVC-gesprekken blijkt dat verdachte instructies gaf, werkafspraken maakte, materialen en personeel regelde en daarmee een faciliterende rol had.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, dat sprake is geweest van een duurzame en gestructureerde samenwerking gericht op het plegen van misdrijven in het kader van de Opiumwet. Uit de bewijsmiddelen en in het bijzonder uit de diverse OVC-gesprekken blijkt immers dat de verdachten, in wisselende samenstellingen en soms aangevuld met anderen, intensief en planmatig met elkaar hebben samengewerkt bij de exploitatie van de diverse drugslaboratoria, waarbij een duidelijke rolverdeling heeft bestaan. Het bewijs van het opzet van verdachte, zowel op de deelname aan de organisatie als op het oogmerk van de organisatie, volgt uit de bewijsmiddelen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte binnen de bewezenverklaarde periode heeft deelgenomen aan een organisatie die was gericht op het opzettelijk plegen van voormelde misdrijven in het kader van de Opiumwet.
Ten aanzien van parketnummer 01/993410-16.21.
Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3:
Evenals de officier van justitie acht de rechtbank de laste gelegde feiten 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen. Omdat de verdachte bij de politie en ter terechtzitting van 29 november 2017 de feiten heeft bekend en zijn raadsman geen bewijsverweer heeft gevoerd, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen.
Feit 1:
- het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming22.;
- het aanvullende proces-verbaal van bevindingen: onderzoek voorwerpen met betrekking tot de wet wapens en munitie23.;
- de bekennende verklaring van verdachte bij de politie24.en ter terechtzitting van 29 november 201725..
Feit 2:
- het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming26.;
- het aanvullende proces-verbaal van bevindingen: onderzoek voorwerpen met betrekking tot de wet wapens en munitie27.;
- de bekennende verklaring van verdachte bij de politie28.en ter terechtzitting van 29 november 201729..
Feit 3:
- het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming30.;
- het aanvullende proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het onderzoek naar de aangetroffen 996 gram hennep31.;
- de bekennende verklaring van verdachte bij de politie32.en ter terechtzitting van 29 november 201733..
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
Ten aanzien van parketnummer 01/993324-16.
Ten aanzien van feit 3:
in de periode van 16 september 2015 tot en met 4 april 2016 in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten onder andere [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde, vijfde lid, 10a eerste lid, namelijk
- het binnen het grondgebied van Nederland brengen en het bereiden, bewerken en verwerken en verkopen en vervoeren van middelen als bedoeld op lijst I van de Opiumwet en
- het plegen van voorbereidingshandelingen zoals bedoeld in artikel 10a Opiumwet jo. artikel 10, lid 4 en 5 Opiumwet.
Ten aanzien van parketnummer 01/993410-16.
Ten aanzien van feit 1:
op 04 april 2016 te Tilburg een wapen van categorie III, te weten een seinpistool, merk Geco (kaliber 4) en munitie van categorie III, te weten 5 signaalpatronen (kaliber 4) en 1 kogelpatroon, merk Sellier & Bellot (kaliber 9mm) en een patroonhouder, merk Glock (kaliber 9mm), voorhanden heeft gehad.
Ten aanzien van feit 2:
op 04 april 2016 te Tilburg , twee wapens van categorie II onder 5°, te weten een stroomstootwapen en een taser, zijnde voorwerpen waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad.
Ten aanzien van feit 3:
op 04 april 2016 te Tilburg opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 996 gram hennep
zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst II.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft gevraagd rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Zijn voornemen is om zich te gaan richten op zijn drie minderjarige kinderen en na ommekomst van deze zaak te gaan verhuizen. Verder dient rekening gehouden te worden met het gegeven dat feit 3 niets toevoegt aan de feiten 1 en 2, aangezien het om dezelfde handelingen gaat. Dat moet tot uitdrukking komen in de strafmaat.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft deelgenomen aan een organisatie die zich schuldig maakte aan (voorbereidings)handelingen ten behoeve van de productie van synthetische drugs. Verdachte speelde in deze organisatie een relevante faciliterende rol. De werkzaamheden van verdachte bestonden uit het geven van instructies, het maken van werkafspraken, het regelen van materialen en personeel en het onderhouden van contacten. Zowel MDMA als amfetamine zijn verdovende middelen, die zijn vermeld op Lijst 1 van de Opiumwet. Verdachte heeft een bijdrage geleverd aan de totstandkoming van laboratoria waar voornoemde synthetische drugs en grondstoffen voor synthetische drugs werden vervaardigd.
De chemische processen bij de productie van synthetische drugs en de ongecontroleerde opslag van chemicaliën ten behoeve van deze productie brengen grote veiligheidsrisico’s met zich. Het is ook algemeen bekend dat het gebruik van synthetische drugs grote gezondheidsrisico’s met zich brengt voor de gebruikers van deze drugs, dat voornoemde drugs kunnen leiden tot een lichamelijke of geestelijke verslaving en dat verslaafde gebruikers misdrijven plegen om aan geld te komen om in hun verslaving te kunnen voorzien.
Het is tot slot ook een feit van algemene bekendheid dat de productie van en handel in synthetische drugs in handen is van grote, georganiseerde criminele verbanden, die daarmee grote winsten maken en hun belangen beschermen met geweld en bedreiging met geweld.
Verdachte heeft geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en heeft kennelijk enkel gehandeld uit eigen belang, zonder zich te bekommeren om de schadelijke gevolgen van zijn handelen voor de maatschappij.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van verboden wapens en verboden munitie. Het voorhanden hebben van wapens en munitie is gevaarlijk en kan een risico voor de veiligheid van personen met zich brengen. De samenleving moet worden beschermd tegen het ongecontroleerd en illegaal bezit van wapens onder burgers. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het verboden bezit van een grote hoeveelheid hennep. Dit alles rekent de rechtbank verdachte aan.
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden met aftrek als bedoeld in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen, de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Voorlopige hechtenis.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de schorsing van de voorlopige hechtenis met onmiddellijke ingang dient te worden opgeheven. Gezien de aard, ernst en omvang van de bewezenverklaarde feiten en de strafoplegging, zijn verdachtes persoonlijke belangen bij het voortduren van de schorsing ondergeschikt aan de strafvorderlijke belangen en het belang dat de samenleving heeft bij het hervatten van de voorlopige hechtenis.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10, 10a, 11 en 11b van de Opiumwet en de artikelen 2, 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
Spreekt verdachte vrij van het onder parketnummer 01/993324-16 onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde.
Verklaart het ten laste gelegde onder feit 3 en het ten laste gelegde onder parketnummer 01/993410-16 bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Ten aanzien van parketnummer 01/993324-16:
Ten aanzien van feit 3: het deelnemen aan een organisatie die het oogmerk heeft tot het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en vijfde lid, artikel 10a, eerste lid van de Opiumwet.
Ten aanzien van parketnummer 01/993410-16:
Ten aanzien van feit 1:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 3:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 aanhef en onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf:
Ten aanzien van parketnummer 01/993324-16 feit 3 en ten aanzien van parketnummer 01/993410-16 feit 1, feit 2 en feit 3:
Een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Opheffing van het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.A. van Gameren, voorzitter,
mr. H.M. Hettinga en mr. R. van den Munckhof, leden,
in tegenwoordigheid van mr. M.M.A. Akkers, griffier,
en is uitgesproken op 4 januari 2018.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 04‑01‑2018
Zaaksdossier 1, proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 juni 2016, pagina 6-23.
Zaaksdossier 1, proces-verbaal bevindingen [verdachte] d.d. 23 juni 2016, pagina 1419-1421.
Zaaksdossier 1, ordner 1/3, uitwerking OVC-gesprek van 1 oktober 2015 om 13:52:28, [sessienummer] , pagina 43-45.
Zaaksdossier 1, ordner 1/3, uitwerking OVC-gesprek van 1 oktober 2015 om 13:57:45, [sessienummer 2] , pagina 46-48.
Zaaksdossier 1, ordner 1/3, uitwerking OVC-gesprek van 1 oktober 2015 om 14:08:20, [sessienummer 3] , pagina 50-52.
Zaaksdossier 1, ordner 1/3, uitwerking OVC-gesprek van 1 oktober 2015 om 14:13:37, sessienummer 9044.60, pagina 53-54.
Zaaksdossier 1, ordner 1/3, uitwerking OVC-gesprek van 1 oktober 2015 om 14:40:04, [sessienummer 5] , pagina 66-68.
Zaaksdossier 1, ordner 1/3, uitwerking OVC-gesprek van 1 oktober 2015 om 14:45:21, [sessienummer 6] , pagina 69-71.
Zaaksdossier 1, ordner 1/3, uitwerking OVC-gesprek van 1 oktober 2015 om 14:50:39, [sessienummer 7] , pagina 72-74.
Zaaksdossier 1, ordner 1/3, uitwerking OVC-gesprek van 1 oktober 2015 om 14:55:56, [sessienummer 8] , pagina 75-77.
Zaaksdossier 1, ordner 1/3, uitwerking OVC-gesprek van 1 oktober 2015 om 15:01:13, [sessienummer 9] , pagina 78-81.
Zaaksdossier 1, ordner 1/3, uitwerking OVC-gesprek van 20 oktober 2015 om 20:29:00, [sessienummer 10] , pagina 83.
Zaaksdossier 1, ordner 1/3, uitwerking OVC-gesprek van 20 november 2015 om 11:46:43, [sessienummer 11] , pagina 109-110.
Zaaksdossier 1, ordner 1/3, uitwerking OVC-gesprek van 20 november 2015 om 12:55:28, sessienummer 9094.056, pagina 114-116.
Zaaksdossier 1, ordner 1/3, uitwerking OVC-gesprek van 23 november 2015 om 15:29:02, [sessienummer 13] , pagina 118.
Zaaksdossier 1, ordner 1/3, uitwerking OVC-gesprek van 8 december 2015 om 11:10:46, [sessienummer 14] , pagina 133-134.
Zaaksdossier 1, ordner 1/3, uitwerking OVC-gesprek van 11 december 2015 om 15:24:48, [sessienummer 15] , pagina 138-139.
Zaaksdossier 1, ordner 1/3, uitwerking OVC-gesprek van 11 december 2015 om 15:30:06, [sessienummer 16] , pagina 140.
Zaaksdossier 1, relaas proces-verbaal d.d. 23 juni 2016, pagina 1-78.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politieZeeland-West-Brabant, Team Grootschalige Opsporing, dossiernummer 2016081937, gesloten op 25 april 2016. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd dossier.
Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 5 april 2016, pagina 92-105.
Aanvullend proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 april 2016.
Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 6 april 2016, pagina 217-237.
Proces-verbaal ter terechtzitting van 29 november 2017.
Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 5 april 2016, pagina 92-105.
Aanvullend proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 april 2016.
Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 6 april 2016, pagina 217-237.
Proces-verbaal ter terechtzitting van 29 november 2017.
Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 5 april 2016, pagina 92-105.
Aanvullend proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 november 2016
Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 6 april 2016, pagina 203-216.
Proces-verbaal ter terechtzitting van 29 november 2017.