Hof Leeuwarden, 28-08-2009, nr. 24-001051-08
ECLI:NL:GHLEE:2009:BJ6441
- Instantie
Hof Leeuwarden
- Datum
28-08-2009
- Magistraten
Mrs. O. Anjewierden, M.F.H.M. van Haastert, A.J. Rietveld
- Zaaknummer
24-001051-08
- LJN
BJ6441
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHLEE:2009:BJ6441, Uitspraak, Hof Leeuwarden, 28‑08‑2009
Uitspraak 28‑08‑2009
Mrs. O. Anjewierden, M.F.H.M. van Haastert, A.J. Rietveld
Partij(en)
Arrest van 28 augustus 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 4 april 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1958] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.H. Zuidema, advocaat te Groningen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal vrijspreken en ter zake van het subsidiair ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 75 uren, subsidiair te vervangen door 37 dagen hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 8 juli 2007 tot en met 9 juli 2007, te [plaats], althans in de gemeente Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon, te weten [slachtoffer] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een auto over het (linker)been en/of de heup en/of het onderlichaam, althans het lichaam, van genoemde [slachtoffer] is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat hij in of omstreeks de periode van 8 juli 2007 tot en met 9 juli 2007, te [plaats], althans in de gemeente Groningen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), met een auto over het (linker)been en/of de heup en/of het onderlichaam, althans het lichaam, is gereden, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Vrijspraak
Het hof acht niet bewezen dat verdachte het opzet had om [slachtoffer] van het leven te beroven dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met zijn auto weg te rijden terwijl het latere slachtoffer nog op de motorkap van zijn auto zat, zodat hij van het primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht ten aanzien van verdachte bewezen dat:
‘hij in de periode van 8 juli 2007 tot en met 9 juli 2007, te [plaats], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), met een auto over het lichaam is gereden, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.’
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
subsidiair: mishandeling.
Strafbaarheid
Door en namens de verdachte is ter terechtzitting van het hof een beroep gedaan op noodweer, dan wel noodweerexces. Verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, aldus de raadsman van verdachte.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep stelt het hof de volgende feitelijke gang van zaken vast. Op de avond van 8 juli 2007 dan wel in de nacht van 8 op 9 juli 2007 krijgt de vriendin van verdachte, [naam], een woordenwisseling met [betrokkene] op de tippelzone aan de [straat] te [plaats]. [betrokkene] belt aangever [slachtoffer], die vervolgens ter plaatse komt en [naam] aanspreekt. [naam] probeert aan, de tegen haar schreeuwende, [betrokkene] en [slachtoffer] te ontkomen door bij verdachte in de auto te stappen. Voordat ze in de auto kan stappen weet [betrokkene] haar te slaan. [betrokkene] en [slachtoffer] trappen vervolgens tegen de auto van verdachte en [slachtoffer] gaat daarna schreeuwend op de motorkap van de auto zitten terwijl [betrokkene] doorgaat met trappen. Verdachte, die invalide is en de auto niet uit kan komen, start hierop de auto. Op basis van de verklaringen van de betrokkenen acht het hof het niet aannemelijk dat verdachte met hoge snelheid is weggereden dan wel eerst achteruit is gereden alvorens weg te rijden. [slachtoffer] raakt door het wegrijden van de auto van de motorkap en valt op de grond waarna verdachte tijdens het wegrijden met zijn auto over [slachtoffer] heen rijdt.
Gelet op het vorenstaande acht het hof het aannemelijk geworden dat verdachte het bewezenverklaarde feit heeft begaan teneinde zijn auto en zijn vriendin te verdedigen tegen de aanval van [slachtoffer] en [betrokkene] en derhalve ter noodzakelijke verdediging van zijn eigen goed en andermans lijf tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding.
Van hem kon onder de gegeven omstandigheden, gelet op zijn fysieke gesteldheid en de korte tijdspanne waarin hij een beslissing moest nemen, niet worden gevergd anders te handelen om aan verdere aanranding te ontkomen dan hij deed. Het hof acht het aannemelijk dat verdachte niet in de gelegenheid was om op een andere manier te vluchten voor de aanval van [slachtoffer] en [betrokkene].
Het door verdachte gebruikte geweld is — gelet op de manier waarop en de snelheid waarmee hij de parkeerplaats met zijn auto is afgereden — niet als disproportioneel aan te merken. Het beroep op noodweer slaagt.
Het hof acht verdachte op grond van het vorenstaande niet strafbaar, nu ten opzichte van hem een strafuitsluitingsgrond aanwezig wordt geacht. Verdachte dient derhalve te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte als voormeld subsidiair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart verdachte echter niet strafbaar en ontslaat hem van alle rechtsvervolging.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. O. Anjewierden, voorzitter, mr. M.F.H.M. van Haastert en mr. A.J. Rietveld, in tegenwoordigheid van mr. M. Koster als griffier, zijnde mr. Van Haastert voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.