Hof Amsterdam, 17-01-2018, nr. 23-003100-17
ECLI:NL:GHAMS:2018:247
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
17-01-2018
- Zaaknummer
23-003100-17
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Bijzonder strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2018:247, Uitspraak, Hof Amsterdam, 17‑01‑2018; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2020:504
Uitspraak 17‑01‑2018
Inhoudsindicatie
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003100-17
datum uitspraak: 17 januari 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 25 augustus 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-669135-16 tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
adres: [adres 1].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 17 januari 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 13 september 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, een of meer wapens van categorie III, te weten een pistool (merk, kaliber: Intratec, 9x19 mm) en/of een pistool (merk, kaliber: Glock, 9x19 mm) en/of een pistool (merk, kaliber: ATAK-Arms Zoraki, 7,65mm browning) en/of munitie van categorie III, te weten een of meer patro(o)n(en) (kaliber: 9x19 mm) en/of een of meer patro(o)n(en) (kaliber 7,65 mm browning), voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de kinderrechter.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 13 september 2016 te Amsterdam wapens van categorie III, te weten een pistool van het merk Intratec, kaliber 9x19 mm, en een pistool van het merk Glock, kaliber 9x19 mm, en een pistool van het merk ATAK-Arms Zoraki, kaliber 7,65 mm browning, en munitie van categorie III, te weten patronen van kaliber: 9x19 mm en patronen van kaliber 7,65 mm browning, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Nadere bewijsoverwegingen
Voorhanden hebben van vuurwapens en munitie
Door de verdediging is ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat geen sprake is geweest van het voorhanden hebben van vuurwapens en de bijbehorende munitie in de zin van artikel 26 van de Wet Wapens en Munitie tezamen en in vereniging met [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte]). Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte slechts een aantal uren in een ruimte aanwezig geweest is waar de wapens lagen, dat die toebehoorden aan [medeverdachte] en dat zij geen beschikkingsmacht over deze wapens heeft gehad. De verdachte dient daarom van het haar tenlastegelegde feit te worden vrijgesproken, aldus de verdediging.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
De verdachte bevond zich bij haar aanhouding op 13 september 2016 in de slaapkamer van [medeverdachte] in een woning aan de [adres 2]. In deze slaapkamer zijn drie vuurwapens aangetroffen, te weten:
- een semi-automatisch 9 mm vuurwapen van het merk Intratec (hierna: Intratec), kaliber 9 mm x 19. Het patroonmagazijn bevat 9 x 19mm volmantelpatronen. De Intratec bevond zich direct naast het bed op de vloer.
- een handvuurwapen van het merk Glock (hierna: Glock), kaliber 9mm x 19. In dit vuurwapen zijn tien 9 mm patronen aangetroffen. De Glock bevond zich aan het voeteneind van het bed op de vloer en was doorgeladen.
- een handvuurwapen van het merk ATAK-Arms Zoraki (hierna: Zoraki), kaliber 7.65 mm br. In het patroonmagazijn bevond zich een onbekend aantal 7.65 mm patronen. De Zoraki bevond zich op een kastje naast het bed.
Op de bemonsteringen van de ruwe delen in en op de loop van de Intratec werd een DNA-mengprofiel aangetroffen van minimaal drie personen, met een afgeleid DNA hoofdprofiel dat matcht met het DNA van de verdachte.
Op de ruwe delen van de Zoraki werd een DNA mengprofiel aangetroffen van minimaal vier personen, waaronder een profiel dat matcht met dat van de verdachte.
Op 14 september 2016 heeft de verdachte bij de politie verklaard dat zij denkt dat zij twee vuurwapens heeft gezien. Een vuurwapen, dat lijkt op een automatisch wapen (het hof begrijpt: de Intratec) heeft zij zien liggen aan de rechterkant van het bed. Ze heeft het wapen met haar vingertoppen aangeraakt en naar het bed toegeschoven. Ze heeft ook nog een groter pistool gezien, dat naast het bed lag. Dat heeft ze ook aangeraakt en weggeschoven.
Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdachte verklaard dat zij in de kamer waar zij met [medeverdachte] was twee wapens heeft zien liggen en deze met haar vingertoppen heeft verschoven. Zij verklaart voorts dat zij de wapens onder het bed heeft geschoven om deze niet meer te hoeven zien.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat zij, gelet op het lange tijdsverloop, niet meer precies weet hoeveel wapens zij heeft gezien, maar dat zij wapens op de grond naast het bed heeft zien liggen op het moment dat zij de slaapkamer van [medeverdachte] binnen kwam. Zij heeft ze toen verschoven richting het bed. Ze is in bed gaan liggen en heeft er niet met [medeverdachte] over gesproken. De volgende ochtend wilde zij weer weggegaan.
Voor een bewezenverklaring van het voorhanden hebben van een wapen en/of munitie in de zin van artikel 26 van de Wet Wapens en Munitie (WWM) is onder meer vereist dat de verdachte zich in meer of mindere mate bewust is geweest van de aanwezigheid van het wapen (of de munitie). In dat kader worden doorgaans de volgende aspecten onderkend: een wapen bij of in de directe omgeving van de verdachte, de beschikkingsmacht van de verdachte over dat wapen en de bewustheid van de verdachte met betrekking tot dat wapen.
De verdachte is rond 02.00 uur ’s nachts op 13 september 2016 de slaapkamer in de woning aan de [adres 2] binnengegaan. Zij heeft daar vuurwapens naast het bed zien liggen en heeft deze aangeraakt om ze te verschuiven richting het bed. Vervolgens is zij bij [medeverdachte] in bed gaan liggen en zijn zij beiden om 06.17 uur aangehouden door het arrestatieteam.
Naar het oordeel van het hof kan door het zien, het aanraken en door te verblijven in de directe nabijheid van de wapens met bijbehorende munitie worden vastgesteld dat de verdachte zich bewust is geweest van de aanwezigheid van alle drie aanwezige wapens met bijbehorende munitie in de slaapkamer en zij daarover ook de beschikking had.
Het feit dat de verdachte heeft verklaard dat zij zich denkt te herinneren dat zij enkel de twee wapens op de grond heeft gezien, doet hier niet aan af, nu zij bij de politie en ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard dat zij twee wapens naast het bed heeft zien liggen en op het derde wapen, dat is aangetroffen op het kastje naast het bed, de Zoraki, haar DNA is aangetroffen.
Het tenlastegelegde voorhanden hebben van de drie wapens en munitie in de zin van de WWM is op grond van het voorgaande naar het oordeel van het hof dan ook wettig en overtuigend bewezen, nu zij aan alle genoemde aspecten van het voorhanden hebben voldoet.
Medeplegen
Zoals de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep heeft betoogd, bevat het dossier onvoldoende steun voor een bewezenverklaring van het tenlastegelegde en door de kinderrechter bewezenverklaarde medeplegen, nu niet kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte] die gericht was op het gezamenlijk voorhanden hebben van de vuurwapens met bijbehorende munitie. De verdachte zal dan ook van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Dat medeplegen niet is te bewijzen, sluit echter niet uit dat zowel de verdachte als [medeverdachte], ieder voor zich, zich in meer of mindere mate bewust waren van de aanwezigheid van de wapens en munitie op verschillende plaatsen in de slaapkamer waarin zij zich bevonden en dat zij allebei daarover konden beschikken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De kinderrechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 3 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 6 uren subsidiair 3 dagen jeugddetentie met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Tevens heeft het hof acht geslagen op het de verdachte betreffende rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 15 september 2016. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een drietal vuurwapens met bijbehorende munitie. Het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en vormt een ernstige inbreuk op de rechtsorde.
Ter terechtzitting in hoger beroep is namens de Raad door [naam] ter toelichting op het voornoemde rapport naar voren gebracht dat de Raad geen zorgen heeft omtrent de verdachte. Op alle gebieden gaat het goed met haar. Gezien het feit dat haar vader woonachtig is in de Verenigde Staten (VS) en zij hem daar wil blijven kunnen bezoeken, zou het opleggen van een jeugddetentie grote gevolgen kunnen hebben voor haar toegang tot de VS. De Raad adviseert in het geval van strafoplegging, mede bezien de omstandigheid dat de verdachte pedagogisch gezien al veel straf heeft ervaren sinds haar aanhouding, te volstaan met een schuldigverklaring zonder strafoplegging als bedoeld in artikel 9a Sr.
Door de verdediging is ter terechtzitting in hoger beroep ten aanzien van de strafmaat bepleit te volstaan met een schuldigverklaring zonder strafoplegging als bedoeld in artikel 9a Sr.
Voor het voorhanden hebben van een vuurwapen kunnen volgens de Oriëntatiepunten voor straftoemeting en Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS)-afspraken jeugd, forse jeugddetenties worden opgelegd. Het hof ziet echter in de bijzondere persoonlijke omstandigheden van de verdachte die door de verdediging zijn aangevoerd en de beperkte rol die de verdachte in het geheel lijkt te hebben gehad, aanleiding om hiervan af te wijken en een taakstraf bestaande uit een werkstraf op te leggen voor de duur van 6 uren met aftrek van voorarrest, zoals gevorderd door de advocaat-generaal. Gelet op de ernst van het feit kan, naar het oordeel van het hof, niet worden volstaan met een schuldigverklaring zonder strafoplegging als bedoeld in artikel 9a Sr.
Beslag
Het ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan met betrekking tot het hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp. Het zal aan het verkeer worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36b, 36c, 77a, 77g, 77m en 77n van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 6 (zes) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 3 (drie) dagen jeugddetentie.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: 1 patroon 5252247.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.F.E. Geerlings, mr. F.G. Hijink en mr. M.E. Hinskens-van Neck, in tegenwoordigheid van mr. M.S. de Boer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 januari 2018.
[…]