Hof 's-Gravenhage, 28-06-2011, nr. 200.086.112/01, nr. 1091273 \ CV EXPL 10-65645
ECLI:NL:GHSGR:2011:BQ9983
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
28-06-2011
- Magistraten
Mrs. A.A. Schuering, E.J. van Sandick, A.G.M. Zander
- Zaaknummer
200.086.112/01
1091273 \ CV EXPL 10-65645
- LJN
BQ9983
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2011:BQ9983, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 28‑06‑2011
Uitspraak 28‑06‑2011
Mrs. A.A. Schuering, E.J. van Sandick, A.G.M. Zander
Partij(en)
arrest d.d. 28 juni 2011
inzake
[…] B.V.,
gevestigd te Vlaardingen,
appellante,
advocaat: mr. G.C. Endedijk te Amsterdam,
tegen
De erven van [X], zijnde
- 1.
[geïntimeerde sub 1],
wonende te [woonplaats],
- 2.
[geïntimeerde sub 2],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerden,
advocaat: mr. M.J.M. Postma te Utrecht.
Het geding
Voor het verloop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het tussen partijen gewezen vonnis van de Rechtbank Rotterdam sector kanton, locatie Rotterdam, van 21 januari 2011.
Appellante heeft tijdig hoger beroep ingesteld tegen het hiervoor genoemde vonnis en heeft geïntimeerde gedagvaard om op de rol voor dit hof te verschijnen.
Appellante heeft de zaak aangebracht. Voor appellante heeft zich een advocaat gesteld.
De zaak is op 26 april 2011 aangehouden tot de rol van 24 mei 2011 voor: Afwachten griffierecht appellant.
Appellante heeft niet binnen vier weken na de eerste roldag het griffierecht betaald.
In verband met het achterwege blijven van betaling van het griffierecht heeft het hof op 31 mei 2011 bepaald dat heden arrest wordt gewezen op basis van het griffiedossier.
Mr. Hetty de Rooij heeft een faxbrief van 16 juni 2011 aan het hof verzonden en bij faxbrief van 17 juni 2011 een arrest van het gerechtshof te 's‑Hertogenbosch van 14 juni 2011 aan het hof toegezonden.
De motivering van de beslissing
1.1
Appellante heeft het volgende aangevoerd. Door de administratie van het hof is op 2 mei 2011 een factuur aangemaakt, die door de advocaat van appellante op 4 mei 2011 is ontvangen. Facturen voor griffierecht worden sinds de invoering van de Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz) op 1 januari 2011 op de dag van ontvangst naar de financiële administratie gebracht conform het protocol voor de behandeling van griffierechtfacturen dat het kantoor van de advocaat heeft opgesteld. De factuur is vervolgens door de administratie van dat kantoor op 11 mei 2011 ingeboekt voor betaling. Normaal gesproken volgt dan nog dezelfde week de overmaking van het te betalen bedrag. Door ziekte op de administratie in combinatie met een reorganisatie volgde deze betaling in casu echter pas een week later. Het griffierecht is op 27 mei 2011 op de rekening van het hof bijgeschreven. Er zijn tussentijds geen aanmaningen ontvangen.
1.2
De te late betaling is aldus het gevolg van een samenloop van ongelukkige omstandigheden. De factuur is pas na een week na aanbrengen ontvangen, waardoor er per saldo maar drie weken resteerden om het griffierecht te betalen. Dit moest handmatig gebeuren omdat het advocatenkantoor buiten het gebied van het hof gevestigd is. Door ziekte en reorganisatie bij de administratie van het advocatenkantoor heeft de betaling te laat plaatsgevonden, waardoor het bedrag pas drie dagen na het einde van de termijn door het hof is ontvangen.
1.4
Het gevolg van de te late betaling is dat appellante haar kans verliest in appel de beslissing van de kantonrechter vernietigd te krijgen en alsnog in het gelijk te worden gesteld. Appellante acht deze consequentie gezien de aangevoerde omstandigheden onbillijk en disproportioneel. Zij verzoekt de hardheidsclausule van art. 127 a lid 3 Rv. toe te passen.
2.1.
Het hof overweegt het volgende. De zaak is voor het eerst uitgeroepen op 26 april 2011. Volgens art. 3 lid 3 van de Wgbz moet appellante ervoor zorgen dat binnen vier weken na 26 april 2011, dus uiterlijk 24 mei 2011, het griffierecht is bijgeschreven op de rekening van het hof. Anders dan in bestuursrechtelijke procedures is deze betalingstermijn niet afhankelijk van de datum van verzending of ontvangst van een factuur. Het griffierecht is op 27 mei 2011 bijgeschreven op de rekening van het hof. Dat is drie dagen te laat.
2.2
Een advocatenkantoor dient zijn administratie zodanig in te richten, dat verschuldigde griffierechten tijdig worden betaald. Ziekte op de administratie en de niet nader onderbouwde reorganisatie op het advocatenkantoor vormen onvoldoende redenen om de te late betaling verschoonbaar te doen zijn. Er is dan onvoldoende reden om toepassing te geven aan art. 127a lid 3 Rv. Naar het oordeel van het hof is ook overigens niet gebleken van omstandigheden als bedoeld in art. 127a lid 3 Rv., dat de toepassing van art. 127 lid 2 Rv., gelet op het belang van één of meer partijen bij toegang tot de rechter, zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
2.3
Nu appellante niet tijdig tot betaling van het griffierecht is overgegaan, zal geïntimeerde overeenkomstig het bepaalde in artikel 127a, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van deze instantie worden ontslagen en zal appellante worden veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.
De beslissing
Het hof:
- —
ontslaat geïntimeerden van deze instantie,
- —
veroordeelt appellante in de proceskosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van geïntimeerde vastgesteld op € 284,-- voor verschotten en op € 447,-- voor salaris van de advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.A. Schuering, E.J. van Sandick en A.G.M. Zander en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2011.