NJ 1930, p. 174
Executoriaal beslag op een huis ten laste van A. Vordering van den beweerden eigenaar B. in kort geding tot nietig- en van onwaardeverklaring van het beslag, subsidiair tot staking van de executie. Naast de vordering van art. 538 Rv. kan dan ook opheffing van het beslag in kort geding worden gevraagd. Aard van het kort geding. Onverwijlde spoed. Belang van partijen.
HR 27-11-1929, ECLI:NL:HR:1929:292, m.nt. Prof. E.M. Meijers
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
27 november 1929
- Magistraten
Mrs. Segers, Visser, Van den Dries, Van Woudenberg Hamstra, de Menthon Bake
- Zaaknummer
[27111929/NJ_1930,_p._174]
- Conclusie
Conclusie van den Proc.-Gen. Tak.
- Noot
Prof. E.M. Meijers
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS151937:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1929:292, Uitspraak, Hoge Raad, 27‑11‑1929
- Wetingang
Essentie
Executoriaal beslag op een huis ten laste van A. Vordering van den beweerden eigenaar B. in kort geding tot nietig- en van onwaardeverklaring van het beslag, subsidiair tot staking van de executie. Naast de vordering van art. 538 Rv. kan dan ook opheffing van het beslag in kort geding worden gevraagd. Aard van het kort geding. Onverwijlde spoed. Belang van partijen.
Samenvatting
Hof: De procedure uit art. 289 Rv. staat op zich zelf en kan naast bijna iedere andere procedure worden gevoerd, zoo slechts het belang van partijen een onverwijlde voorziening bij voorraad vordert. Naast de vordering van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.