HR, 02-03-2021, nr. 19/04710
ECLI:NL:HR:2021:327
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
02-03-2021
- Zaaknummer
19/04710
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2021:327, Uitspraak, Hoge Raad, 02‑03‑2021; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHDHA:2019:2678
- Vindplaatsen
Uitspraak 02‑03‑2021
Inhoudsindicatie
Economische zaak. (Opzettelijke) overtreding art. 5 Wet vervoer gevaarlijke stoffen (meermalen gepleegd) door rechtspersoon. Vervoer gevaarlijke stoffen met een vervoermiddel per spoor, waarbij niet alle daarop betrekking hebbende veiligheidsvoorschriften zijn nageleefd. Klachten o.m. over de toerekening van de tlgd. gedragingen aan de rechtspersoon, het (voorwaardelijk) opzet van machinisten en de toerekening van dat opzet aan de rechtspersoon en de verwerping van het beroep of afwezigheid van alle schuld. HR: art. 81.1 RO. Samenhang met 19/04711 en 19/04707.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 19/04710 E
Datum 2 maart 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag, economische kamer, van 8 oktober 2019, nummer 22/001859-15, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
gevestigd te [vestigingsplaats],
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben N. van Schaik en S.D. Groen, beiden advocaat te Utrecht, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman N. van Schaik heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2. Beoordeling van de cassatiemiddelen
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 maart 2021.