HR 1 april 2005, ECLI:NL:HR:2005:AS5824
Hof Arnhem-Leeuwarden, 20-08-2021, nr. 200.291.750/01
ECLI:NL:GHARL:2021:8041
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
20-08-2021
- Zaaknummer
200.291.750/01
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2021:8041, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 20‑08‑2021; (Hoger beroep, Tussenuitspraak)
- Vindplaatsen
AR-Updates.nl 2021-1086
JAR 2021/228
VAAN-AR-Updates.nl 2021-1086
Uitspraak 20‑08‑2021
Inhoudsindicatie
WWZ-procedure (ten onrechte). Vordering schadevergoeding op grond van 7:611 BW wegens het niet beëindigen van slapend dienstverband onder toekenning transitievergoeding ten onrechte bij verzoekschrift ingesteld. Toepassing wisselbepaling artikel 69 Rv.
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.291.750/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, 8796663)
beschikking van 20 augustus 2021
in de zaak van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
bij de kantonrechter: verzoeker,
hierna: [verzoeker],
advocaat: mr. L.H. Haarsma, die kantoor houdt te Paterswolde,
tegen
Stichting Noorderpoort,
gevestigd te Groningen,
verweerster in hoger beroep,
in eerste aanleg: verweerster,
hierna: Noorderpoort,
advocaat: mr. J. Visser, die kantoor houdt te Leek.
1. De procedure bij de kantonrechter
Voor het verloop van de procedure bij de kantonrechter verwijst het hof naar de inhoud van de beschikking van 17 december 2020 (zoals hersteld op 2 maart 2021) die de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, heeft gegeven.
2. De procedure in hoger beroep
Het verloop van de procedure blijkt uit:- het beroepschrift met een productie, door het hof ontvangen op 16 maart 2021;
- het verweerschrift, met producties, door het hof ontvangen op 27 juli 2021;
- het faxbericht van [verzoeker] , met producties, door het hof ontvangen op 16 augustus 2021.
3. Korte aanduiding van het geschil
3.1
[verzoeker] , geboren [in] 1952, is [in] 1998 in dienst getreden van (een rechtsvoorganger van) Noorderpoort. Hij was laatstelijk werkzaam als docent [vak] .
3.2
[verzoeker] heeft zich op 1 februari 2014 ziekgemeld. Met ingang van 1 februari 2016 ontving [verzoeker] een loongerelateerde WGA-uitkering van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). Met ingang van 1 januari 2016 heeft [verzoeker] gedeeltelijk pensioen aangevraagd en gekregen.
3.3
Noorderpoort heeft [verzoeker] op 30 oktober 2018 bericht dat zijn arbeidsovereenkomst op 1 december 2018 eindigt wegens het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd.
3.4
[verzoeker] heeft Noorderpoort op 21 oktober 2019 aansprakelijk gesteld, op grond van artikel 7:611 BW, voor de schade die hij heeft geleden als gevolg van het ontslag zonder toekenning van een transitievergoeding.
3.5
[verzoeker] heeft bij inleidend verzoekschrift aanspraak gemaakt op schadevergoeding omdat volgens hem Noorderpoort zijn dienstverband eerder had moeten beëindigen onder toekenning van een transitievergoeding. Hij vorderde een schadevergoeding ter hoogte van de transitievergoeding tot een hoogte van € 76.000,- en daarnaast schadevergoeding omdat zijn pensioen vervroegd is ingegaan waardoor zijn pensioenuitkering lager is geworden (schade volgens hem € 19.275,- bruto) en een schadevergoeding omdat hij bij een eerder ontslag recht zou hebben gehad op een ABP- arbeidsongeschiktheidspensioen (schade volgens hem € 21.299,52 bruto).
3.6
De kantonrechter heeft bij beschikking van 17 december 2020 de verzoeken afgewezen, onder veroordeling van [verzoeker] in de kosten van de procedure.
3.7
[verzoeker] heeft tegen die beschikking beroep ingesteld bij beroepschrift. De daarin opgenomen beroepsgronden hebben alleen betrekking op de afwijzing van de schadevergoeding wegens het niet toekennen van een transitievergoeding en de ten laste van [verzoeker] uitgesproken proceskostenveroordeling.
4. Onjuiste procedure gevolgd; spoorwisseling naar dagvaardingprocedure
4.1
Noorderpoort heeft in haar verweerschrift aangevoerd dat [verzoeker] zijn vorderingen ten onrechte als verzoeken aan de kantonrechter heeft voorgelegd en dat het hof toepassing moet geven aan artikel 69 Rv (verwijzing naar de dagvaardingsprocedure).
[verzoeker] is in de gelegenheid gesteld om op dit processuele verweer te reageren. [verzoeker] heeft daarbij erkend dat de verzoeken niet vallen onder het bereik van artikel 7:686a BW, leden 2 en 3. Volgens hem heeft Noorderpoort geen belang bij haar processuele verweer en moet het hof om die reden afzien van het toepassing geven aan artikel 69 Rv.
4.2
Het hof oordeelt als volgt. Artikel 7:686a lid 2 BW bepaalt dat, als uitzondering op de uit de artikelen 78 en 261 Rv volgende hoofdregel dat procedures met een dagvaarding moeten worden ingeleid, de verzoekschriftenprocedure van toepassing is op gedingen die betrekking hebben op afdeling 9 van titel 10 van boek 7 BW. Het derde lid van dit artikel bepaalt dat, wanneer sprake is van een dergelijk geding, dan ook daarmee samenhangende andere vorderingen in de verzoekschriftenprocedure kunnen worden meegenomen.
4.3
In deze zaak is geen sprake van een procedure die is gebaseerd op één van de bepalingen van afdeling 9 van titel 10 van boek 7 BW. Artikel 7:611 BW waarop [verzoeker] al zijn vorderingen baseerde, valt onder afdeling 1 van titel 10. [verzoeker] heeft ten onrechte zijn vorderingen als verzoekschrift bij de kantonrechter ingediend en in de procedure bij de kantonrechter is dat ten onrechte niet onderkend.
4.4
Het hof moet zo nodig ambtshalve in hoger beroep beoordelen of de juiste procedure is toegepast en toepassing geven aan artikel 69 Rv1., ongeacht de fase waarin de procedure in hoger beroep verkeert. Het hof oordeelt dat op deze procedure overeenkomstig de dagvaardingsprocedure gevoerd moet worden en zal de zaak daartoe naar de rol verwijzen om de procedure als dagvaardingsprocedure voort te zetten. Het hof zal [verzoeker] in de gelegenheid stellen om zijn stellingen aan te passen aan de in dagvaardingsprocedures geldende regels. Aangezien [verzoeker] zijn bezwaren al in het beroepschrift heeft geformuleerd en de aanpassing daarvan niet veel tijd zal vergen, zal het hof bepalen dat [verzoeker] zijn stellingen binnen de hierna te geven termijn zal moeten aanpassen. Omdat Noorderpoort in het verweerschrift ook al inhoudelijk verweer heeft gevoerd, zal het hof bepalen dat ook de termijn voor het verweer van Noorderpoort in de dagvaardingsprocedure zal worden bekort.
5. De beslissing
Het hof beschikt in hoger beroep als volgt:
bepaalt dat de zaak zal worden voortgezet overeenkomstig de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure;
verwijst de zaak daartoe naar de rolzitting van 7 september 2021 voor een memorie aan de zijde van [verzoeker] als hiervoor bedoeld met de bepaling dat daarvan geen verder gewoon uitstel mogelijk is;
bepaalt dat Noorderpoort vervolgens 2 weken krijgt voor het nemen van een antwoordmemorie, ook met de bepaling dat daarvan geen verder gewoon uitstel mogelijk is.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.H. Kuiper, W.F. Boele en M.P.C.J. van Bavel en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 augustus 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 20‑08‑2021