Hof Amsterdam, 21-01-2013, nr. 23-001497-10
ECLI:NL:GHAMS:2013:BY9049
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
21-01-2013
- Zaaknummer
23-001497-10
- LJN
BY9049
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2013:BY9049, Uitspraak, Hof Amsterdam, 21‑01‑2013
Uitspraak 21‑01‑2013
Inhoudsindicatie
Oplichting, meermalen gepleegd. 1) In casu levert het zich voordoen als bonafide klant op een valse hoedanigheid in de zin van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht. 2) Vrijspraak: geen oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling.
Partij(en)
parketnummer: 23-001497-10
datum uitspraak: 21 januari 2013
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Haarlem van 18 maart 2010 in gevoegde strafzaken onder de parketnummers 15-700656-08 en 15-661229-08, alsmede 15-710290-07 (TUL) tegen
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 23 februari 2011, 23 januari 2012, 13 juni 2012 en 7 januari 2013 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.
Tenlasteleggingen
Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
Zaak met parketnummer 15-700656-08 (hierna: feit 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, en 10):
1:
zij in of omstreeks de periode van 17 januari 2007 tot en met 7 april 2008 te Koog aan de Zaan, gemeente Zaanstad en/of te Amersfoort, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [bedrijf 1] heeft bewogen tot de afgifte van een hypotheek (ter waarde van 271.000,-), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid - (ter verkrijging van die hypotheek) een vervalste werkgeversverklaring en een vervalste salarisstrook van het bedrijf [bedrijf 2] te Enkhuizen heeft overlegd (op welke werkgeversverklaring en salarisstrook was aangegeven dat zij, verdachte, sedert 15 februari 2006 werkzaam was bij [bedrijf 2] terwijl zij in het geheel niet werkzaam was bij voornoemd bedrijf), waardoor [bedrijf 1] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2:
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 april 2008 tot en met 28 mei 2008 te Zaandam, gemeente Zaanstad, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [bedrijf 3](telkens) heeft bewogen tot de afgifte van acht, althans een groot aantal maaltijden, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als bonafide bedrijf/serieuze klant (als [naam] van [naam bedrijf]) en/of (via mail/internet) een of meer maaltijden bij dat bedrijf heeft besteld en laten afleveren, waardoor [bedrijf 3] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
3:
zij in of omstreeks de periode van 7 mei 2008 tot en met 16 mei 2008 te Maarssen en/of te Koog aan de Zaan, gemeente Zaanstad, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [bedrijf 4] heeft bewogen tot de afgifte van vliegtickets (voor drie personen naar Kreta), in elk geval van enig goed, en/of tot het aangaan van een schuld (te weten de (verplichting tot) afname van een reis, inclusief tickets, vliegreis en hotelovernachtingen voor 3 personen op Kreta) hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid - via internet een lastminute-reis geboekt bij [bedrijf 4] en/of (vervolgens) een vervalst stortingsbewijs (waaruit zou moeten blijken dat zij, verdachte, de totale reissom tijdig betaald zou hebben, terwijl er maar een fractie van het bedrag was overgemaakt) naar die [bedrijf 4] heeft gefaxt, en/of (vervolgens) een geldbedrag (van 2.278,50) overgemaakt naar die [bedrijf 4] en/of die [bedrijf 4] gezegd dat [bedrijf 4] de rekening van die [bedrijf 4] moest bekijken omdat zij, verdachte, het bedrag had overgemaakt (terwijl dat bedrag kort daarna weer is teruggeboekt naar de rekening van haar, verdachte), waardoor [bedrijf 4] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
4:
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 24 april 2008 tot en met 27 april 2008 te Koog aan de Zaan en/of te Zaandam, gemeente Zaanstad, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 1] van [bedrijf 5] (telkens) heeft bewogen tot de afgifte van diverse eetwaren (o.a. tapas en/of sangria), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich heeft voorgedaan als bonafide/serieuze klant ([naam] [naam bedrijf]) en/of via e-mail/internet diverse eetwaren en/of drank heeft besteld en laten afleveren, waardoor die [aangever 1] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
5:
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 juni 2008 tot en met 30 juni 2008 te Koog aan de Zaan, gemeente Zaanstad, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 2] van [bedrijf 6] (telkens) heeft bewogen tot de afgifte van een of meer maaltijden (in de vorm van een high tea en/of lunches en/of ontbijt voor meerdere personen), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich heeft voorgedaan als bonafide/serieuze klant ([naam] van [naam bedrijf]) en/of via e-mail/internet diverse maaltijden heeft besteld en laten afleveren, waardoor die [aangever 2] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
6:
zij in of omstreeks de periode van 21 mei 2008 tot en met 27 augustus 2008 te Koog aan de Zaan, gemeente Zaanstad, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 3] van [bedrijf 7] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer taartschalen met taartjes en/of een of meer jurkjes, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als bonafide/serieuze klant en/of via e-mail/internet taartjes en/of jurkjes heeft besteld en/of laten afleveren, waardoor die [aangever 3] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
7:
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 april 2008 tot en met 18 mei 2008 te Koog aan de Zaan, gemeente Zaanstad en/of te Leusden, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 4] van [bedrijf 8] (telkens) heeft bewogen tot de afgifte van vier althans een of meer ontbijten (voor meerdere personen), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich (telkens) voorgedaan als bonafide/serieuze klant ([naam] dan wel als [naam bedrijf]) en/of via e-mail/internet vier, althans een of meer ontbijt(en) heeft besteld en/of laten afleveren, waardoor [aangever 4] en/of [bedrijf 8] telkens werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
- 8.
primair:
zij in of omstreeks de periode van 29 januari 2008 tot en met 10 maart 2008 te Koog aan de Zaan, gemeente Zaanstad en/of te Rijssen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [bedrijf 9] heeft bewogen tot het aangaan van een schuld (te weten de totale reissom voor een reis van 5 personen businessklasse naar Singapore-Bali ten bedrage van 26.201,30 Euro), in elk geval van een schuld, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als bonafide/serieuze klant en/of via e-mail/internet een reis geboekt voor vijf personen businessklasse naar Singapore en Bali, waardoor [bedrijf 9] werd bewogen tot het aangaan van een schuld;
subsidiair:
zij in of omstreeks de periode van 29 januari 2008 tot en met 10 maart 2008 te Koog aan de Zaan, gemeente Zaanstad, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [bedrijf 9] te bewegen tot de afgifte van een reis en/of tickets en/of vouchers, in elk geval van enig goed, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als bonafide/serieuze klant en/of via e-mail/internet een reis heeft geboekt voor 5 personen businessklasse naar Singapore en Bali, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
9:
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks 18 maart 2008 tot en met 27 mei 2008 te Koog aan de Zaan, gemeente Zaanstad, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 5] van [bedrijf 10] (telkens) heeft bewogen tot de afgifte van 12, althans een of meer maaltijden, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als bonafide/serieuze klant en/of via e-mail/internet diverse maaltijden besteld en/of laten afleveren, waardoor die [aangever 5] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
10:
zij in of omstreeks de periode van 15 januari 2008 tot en met 15 juni 2008 te Koog aan de Zaan, gemeente Zaanstad, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [bedrijf 11] heeft bewogen tot het aangaan van een schuld (te weten de totale aanschafwaarde van een Ford S-Max ten bedrage van 45.150 Euro)
en/of
tot de afgifte van een (huur)auto (Ford C-Max, kenteken [kenteken]), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid (met betrekking tot het aangaan van een schuld) zich bij [bedrijf 11] voorgedaan als bonafide/serieuze klant en/of daar een auto besteld/gekocht (van het type Ford S-max voorzien van allerlei luxe opties als leer/dvd-installatie etc.)
en/of
(met betrekking tot de afgifte van een (huur)auto) zich bij [bedrijf 11] voorgedaan als bonafide/serieuze klant en/of daar een auto besteld/gekocht (van het type Ford S-max voorzien van allerlei luxe opties als leer/dvd-installatie etc.) en bij die bestelling/koop heeft aangegeven dat zij, verdachte, tot het moment van de levering van de gekochte/bestelde auto niet zonder auto kon en dus een auto wilde huren, waardoor [bedrijf 11] werd bewogen tot het aangaan van bovenomschreven schuld alsmede werd bewogen tot de afgifte van bovenomschreven (huur)auto;
Zaak met parketnummer 15-661229-08 (gevoegd) (hierna: feit 11):
1:
zij in of omstreeks de periode van 24 augustus 2007 tot en met 26 augustus 2007 te Houthem, gemeente Valkenburg aan de Geul, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [bedrijf 12] heeft bewogen tot de afgifte van eten en/of drinken, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich aldaar (telkens) voorgedaan als een bonafide klant en/of in die hoedanigheid (voornoemde) eten en/of drinken besteld en/of geconsumeerd, waardoor [bedrijf 12] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging komt dan de rechtbank.
Standpunten van de advocaat-generaal en de verdediging
De advocaat-generaal heeft zich bij requisitoir op het standpunt gesteld dat de feiten 1 tot en met 7, 8 primair en 9 tot en met 11 bewezen verklaard dienen te worden. Daartoe heeft de advocaat-generaal aangevoerd, kort en zakelijk weergegeven, dat van een valse hoedanigheid gesproken kan worden nu de verdachte zich heeft voorgedaan als bonafide koper en daarbij de gebruikelijke voorzorgsmaatregelen die van degenen die tot afgifte zijn overgegaan verwacht mogen worden, heeft omzeild.
De raadsvrouw van de verdachte heeft zich bij pleidooi ten aanzien van de feiten 2, 4 tot en met 7 en 9 op het standpunt gesteld, kort en zakelijk weergegeven, dat de verdachte de intentie had om betaling te voldoen en dat het zich voordoen als bonafide koper geen valse hoedanigheid oplevert nu de verdachte niet op bedrieglijke wijze gebruik heeft gemaakt van een in het maatschappelijk verkeer geldend verwachtingspatroon. Voorts blijkt uit de tenlastelegging niet waaruit listige kunstgrepen en/of een samenweefsel van verdichtsels zouden hebben bestaan.
Verder, ten aanzien van feit 3, heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een deugdelijk oplichtingsmiddel nu [bedrijf 4] tot afgifte van een reisbescheiden is overgegaan op het moment dat bij [bedrijf 4] reeds bekend was dat het stortingsbewijs niet voldeed en dat betaling nog niet was voldaan.
Inleidende overwegingen
Ten aanzien van de feiten 2 en 4 tot en met 11 overweegt het hof vooraleerst het navolgende.
Ten laste gelegd is telkens dat de verdachte zich valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid heeft voorgedaan als bonafide (bedrijf)/ serieuze klant, waardoor tot afgifte van goederen is overgegaan.
Met betrekking tot de vraag onder welke omstandigheden het zich voordoen als bonafide klant/ koper een valse hoedanigheid oplevert in de zin van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht, overweegt het hof als volgt.
In zijn arrest van onder meer 15 december 1998 (LJN ZD1177) heeft de Hoge Raad overwogen dat de enkele omstandigheid dat iemand zich in strijd met de waarheid voordoet als een bonafide koper die in staat en voornemens is de gekochte goederen bij de aflevering daarvan te betalen, niet oplevert het aannemen van een valse hoedanigheid in de zin van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Omstandigheden waaronder het zich voordoen als bonafide koper wel het aannemen van een valse hoedanigheid in de zin van artikel 326 Sr oplevert, blijken onder meer uit het arrest van de Hoge Raad van 10 december 1998 (LJN AC1299). In zijn noot bij HR 7 april 1998 (LJN ZD1009) en voornoemd arrest leidt De Hullu uit de motivering van de Hoge Raad af dat van een valse hoedanigheid sprake kan zijn indien op bedrieglijke wijze gebruik is gemaakt van een in het maatschappelijk verkeer geldend gedragspatroon.
In zijn conclusie voor HR 7 maart 2000 (LJN ZD1729) verwoordt advocaat-generaal Wortel het als volgt: ‘als het in het maatschappelijk of handelsverkeer gebruikelijk genoemd kan worden dat met iemand in een zekere hoedanigheid zonder meer de verlangde rechtsbetrekking wordt aangegaan dan levert het zich ten onrechte voordoen in die hoedanigheid al spoedig het aannemen van een valse hoedanigheid in de zin van artikel 326 Sr op’.
Daarbij dient volgens advocaat-generaal Van Dorst in zijn conclusie voor HR 15 december 1998 (LJN ZD1177) betrokken te worden ‘de algemeen aanvaarde gebruiken in de betreffende branche of sector van het maatschappelijk leven waarmee betrokkenen zich tegen bedrog plegen te wapenen’.
Bij de beoordeling van de onder 2 en 4 tot en met 11 ten laste gelegde feiten gaat het hof uit van hetgeen het hiervoor heeft overwogen.
Vrijspraak
Ten aanzien van de feiten 6, 8 primair en subsidiair en 10 is het hof anders dan de advocaat-generaal van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte het oogmerk had om zich wederrechtelijk te bevoordelen.
Het hof stelt vast dat de verdachte op de terechtzitting in eerste aanleg van 18 maart 2010 en op de terechtzitting in hoger beroep van 7 januari 2013 heeft verklaard, kort en zakelijk weergegeven, dat zij de goederen heeft besteld, dat zij die niet heeft betaald en dat zij wilde betalen met geld dat zij tegoed had of dat zij aan inkomen uit haar op te starten bedrijf zou verwerven.
Met betrekking tot feit 6 stelt het hof vast dat de verdachte op 21 mei en 11 juni 2008 een mailbericht heeft verstuurd aan [aangever 3] van [bedrijf 7] onder vermelding van haar naam en inhoudende een bestelling voor het leveren van taarten en jurken, welke leveringen hebben plaatsgevonden op 19 en 23 juni 2008 (proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] van 27 augustus 2008, met bijlagen (p. 174 e.v.)). Uit het proces-verbaal van aangifte noch uit de bijlagen blijkt op welk moment betaling zou plaatsvinden.
Met betrekking tot feit 8 primair en subsidiair stelt het hof vast dat de verdachte op 29 januari 2008 een e-mailbericht heeft verstuurd aan [bedrijf 9] onder vermelding van haar naam en inhoudende een verzoek tot het boeken van een (vlieg)reis naar Singapore en Bali met vertrekdatum 19 juli 2008 (proces-verbaal van aangifte van [aangever 6] van 16 september 2008, met bijlagen (p. 207 e.v.)). Uit het proces-verbaal is af te leiden dat betaling middels creditcard zou plaatsvinden (p. 208).
Met betrekking tot feit 10 stelt het hof vast dat de verdachte in januari 2008 een bezoek bracht aan [bedrijf 11] en daar een (personen)auto ten behoeve van het op te starten bedrijf heeft besteld. Aangezien de levering van de auto ongeveer twee tot drie maanden later zou plaatsvinden, heeft [bedrijf 11] op verzoek van de verdachte een huurauto aan haar meegegeven. Betaling van de (bedrijfs)auto zou op het moment van levering geschieden en de eerste factuur voor de huurauto dateert van 28 februari 2008 (proces-verbaal van aangifte van [aangever 7] van 14 oktober 2008, met bijlagen).
Naar het oordeel van het hof volgt noch uit het voorgaande noch uit de overige stukken in het dossier dat de verdachte op het moment van het bestellen/ boeken van de goederen voornemens was deze niet te betalen. Het hof acht daarbij van belang, in het bijzonder met betrekking tot de feiten 8 primair en subsidiair en 10, dat de verdachte de bestelling plaatste geruime tijd voordat de auto zou worden afgeleverd (feit 10) en de reis daadwerkelijk zou worden gemaakt (feit 8) en verdachte op het moment dat zij de reis boekte, respectievelijk de auto bestelde een bedrijf had opgericht en de verwachting had kunnen hebben dat dit bedrijf inkomsten zou generen waaruit zij de verschuldigde betalingen kon voldoen. Uit het dossier blijkt niet dat het bedrijf van verdachte in het geheel niet zou zijn opgestart of dat daar geen reële poging toe is gedaan. Evenmin volgt uit het dossier dat de verdachte bedrieglijke handelingen heeft aangewend teneinde de goederen te verkrijgen.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het oogmerk had om zich wederrechtelijk te bevoordelen, zodat de verdachte van hetgeen onder 6, 8 primair en subsidiair en 10 is ten laste gelegd moet worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Ten aanzien van de feiten 2, 4, 5, 7 en 9 is het hof van oordeel, anders dan de raadsvrouw van de verdachte, dat de verdachte het oogmerk had om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid. Daartoe overweegt het hof als volgt.
Het hof stelt vast dat de verdachte op de terechtzitting in eerste aanleg van 18 maart 2010 en op de terechtzitting in hoger beroep van 7 januari 2013 heeft verklaard, kort en zakelijk weergegeven, dat zij de goederen heeft besteld, dat zij die niet heeft betaald en dat zij wilde betalen met geld dat zij tegoed had of dat zij aan inkomen uit haar op te starten bedrijf zou verwerven.
Met betrekking tot de feiten 2, 4 en 5 stelt het hof vervolgens vast dat de verdachte kort voor het moment van de gewenste levering e-mailberichten heeft gestuurd op naam van [naam]/ [verdachte] van [naam bedrijf] inhoudende bestellingen en het verzoek de bestelde goederen met de rekening te laten bezorgen (proces-verbaal van aangifte van [aangever 8] van 30 mei 2008, met bijlagen (p. 114 e.v.); proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] van 1 augustus 2008, met bijlagen (p. 155 e.v.); proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] van 19 augustus 2008, met bijlagen (p. 170 e.v.)).
Met betrekking tot de feiten 7 en 9 stelt het hof voorts vast dat de verdachte kort voor het moment van de gewenste levering bestellingen heeft gedaan via het internet waarbij de afgesproken betalingswijze bestond uit een machtiging (feit 7) en een betaling op rekening (feit 9) (proces-verbaal van aangifte van [aangever 4] van 18 september 2008, met bijlagen (p. 187 e.v.); proces-verbaal van aangifte van [aangever 5] van 3 september 2008).
Uit het voorgaande leidt het hof af dat de verdachte op het moment van bestellen over onvoldoende financiële middelen beschikte om betaling van de bestelde goederen (tijdig) te voldoen. Desondanks heeft de verdachte herhaaldelijk goederen besteld en laten afleveren. Daarbij heeft zij, al dan niet door het vermelden van een bedrijfsnaam, bewerkstelligd dat betaling niet op het moment van de bestelling of de levering, maar (achteraf) middels een factuur, dan wel een machtiging, kon worden voldaan. Aldus heeft de verdachte stelselmatig misbruik gemaakt van een in het handelsverkeer gebruikelijke mogelijkheid om betaling te voldoen na het moment van levering, terwijl zij die betaling niet heeft voldaan noch daartoe over voldoende financiële middelen beschikte. Door de goederen telkens te bestellen kort voor het moment van de gewenste levering, werden degenen die tot afgifte van de goederen zijn bewogen beperkt in de mogelijkheden om (een) (aan)betaling voorafgaand aan de levering te verlangen. Naar het oordeel van het hof levert het vorenstaande op dat de verdachte het oogmerk had om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen een valse hoedanigheid in de zin van artikel 326 Sr.
Ten aanzien van feit 3 is het hof van oordeel, anders dan de raadsvrouw van de verdachte, dat het oplichtingsmiddel - het boeken van een lastminute reis en vervolgens het faxen van een vervalst stortingsbewijs naar [bedrijf 4] - in causaal verband staat tot de afgifte door [bedrijf 4] van reisbescheiden. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Blijkens het proces-verbaal van aangifte van [aangever 9], directeur van [bedrijf 4], van 27 mei 2008 en de daarbij behorende bijlagen (p. 134 e.v.) heeft de verdachte op 7 mei 2008 een reis geboekt met vertrekdatum 9 mei 2008. Op 8 mei 2008 heeft [bedrijf 4] telefonisch contact opgenomen met de verdachte naar aanleiding van een overboeking van € 8,50 in plaats van € 2.278,50, zijnde de verschuldigde reissom en het bedrag weergegeven op het stortingsbewijs. Vervolgens heeft [bedrijf 4], naar aanleiding van het bericht van de verdachte dat zij het verschuldigde bedrag opnieuw zou voldoen, op 9 mei 2008 gereageerd met een (laatste) mogelijkheid voor de verdachte om betaling middels creditcard te voldoen. Op dat moment was de reis die de verdachte had geboekt al begonnen.
Uit het voorgaande leidt het hof af dat [bedrijf 4] is bewogen tot afgifte van een (vlieg)reisbescheiden aan de verdachte door het hiervoor omschreven oplichtingsmiddel. Hierbij betrekt het hof de korte tijd tussen het moment dat de verdachte het vervalste stortingsbewijs aan [bedrijf 4] heeft verstuurd en het moment waarop de reis zou beginnen.
Gelet op het voorgaande, het verhandelde op de terechtzitting en de overige stukken in het dossier, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tot en met 5, 7, 9 en 11 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
zij in de periode van 17 januari 2007 tot en met 2 februari 2007 te Zaanstad en te Amersfoort, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen, [bedrijf 1] heeft bewogen tot de afgifte van een hypotheek ter waarde van 271.000,-, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en in strijd met de waarheid - ter verkrijging van die hypotheek een vervalste werkgeversverklaring en een valse salarisstrook van het bedrijf [bedrijf 2] te Enkhuizen overlegd op welke werkgeversverklaring en salarisstrook was aangegeven dat zij, verdachte, sedert 15 februari 2006 werkzaam was bij [bedrijf 2] terwijl zij in het geheel niet werkzaam was bij voornoemd bedrijf, waardoor [bedrijf 1] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2:
zij op tijdstippen in de periode van 28 april 2008 tot en met 28 mei 2008 te Zaandam, gemeente Zaanstad, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid, [bedrijf 3] heeft bewogen tot de afgifte van een aantal maaltijden, hebbende verdachte telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk zich voorgedaan als bonafide klant (als [naam] van [naam bedrijf]) en via e-mail maaltijden bij dat bedrijf heeft besteld en laten afleveren, waardoor [bedrijf 3]telkens werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
3:
zij in de periode van 7 mei 2008 tot en met 16 mei 2008 te Maarssen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een listige kunstgreep, [bedrijf 4] heeft bewogen tot de afgifte van vliegtickets voor drie personen naar Kreta en tot het aangaan van een schuld te weten de verplichting tot afname van een reis, inclusief tickets, vliegreis en hotelovernachtingen voor 3 personen op Kreta, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - listiglijk - via internet een lastminute-reis geboekt bij [bedrijf 4] en vervolgens een vervalst stortingsbewijs waaruit zou moeten blijken dat zij, verdachte, de totale reissom tijdig betaald zou hebben, terwijl er maar een fractie van het bedrag was overgemaakt naar die [bedrijf 4] heeft gefaxt, waardoor [bedrijf 4] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
4:
zij op tijdstippen in de periode van 24 april 2008 tot en met 27 april 2008 te Zaandam, gemeente Zaanstad, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid, [aangever 1] van restaurant [bedrijf 5] telkens heeft bewogen tot de afgifte van diverse eetwaren, tapas en sangria, hebbende verdachte telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk zich voorgedaan als bonafide klant ([naam] [naam bedrijf]) en via e-mail diverse eetwaren en drank besteld en laten afleveren, waardoor die [aangever 1] telkens werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
5:
zij op tijdstippen in de periode van 18 juni 2008 tot en met 30 juni 2008 te Koog aan de Zaan, gemeente Zaanstad, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid, [aangever 2] van [bedrijf 6] telkens heeft bewogen tot de afgifte van maaltijden (in de vorm van een high tea of lunches of ontbijt voor meerdere personen), hebbende verdachte telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk zich voorgedaan als bonafide klant ([naam] [naam bedrijf]) en via internet diverse maaltijden heeft besteld en laten afleveren, waardoor die [aangever 2] telkens werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
7:
zij op tijdstippen in de periode van 19 april 2008 tot en met 18 mei 2008 te Leusden, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid, [aangever 3] van [bedrijf 8] heeft bewogen tot de afgifte van vier ontbijten voor meerdere personen, hebbende verdachte telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk zich voorgedaan als bonafide klant ([naam] dan wel als [naam bedrijf]) en via internet vier ontbijten heeft besteld en laten afleveren, waardoor [aangever 3] of [bedrijf 8] telkens werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
9:
zij op tijdstippen in de periode van 18 maart 2008 tot en met 27 mei 2008 te Koog aan de Zaan, gemeente Zaanstad, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid, [aangever 4] van [bedrijf 10] telkens heeft bewogen tot de afgifte van in totaal 12 maaltijden, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk zich voorgedaan als bonafide klant en via e-mail/internet diverse maaltijden besteld en laten afleveren, waardoor die [aangever 4] telkens werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
11:
zij in de periode van 24 augustus 2007 tot en met 26 augustus 2007 te Houthem, gemeente Valkenburg aan de Geul, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid, [bedrijf 12] heeft bewogen tot de afgifte van eten en drinken, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk zich aldaar voorgedaan als een bonafide klant en in die hoedanigheid voornoemd eten en drinken besteld en geconsumeerd, waardoor [bedrijf 12] telkens werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
Hetgeen onder 1 tot en met 5, 7, 9 en 11 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2, 3, 4, 5, 7, 9 en 11 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 en 3 bewezen verklaarde levert op:
oplichting;
het onder 2, 4, 5, 7 , 9 en 11 bewezen verklaarde levert op:
oplichting, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straffen en maatregel
De rechtbank Haarlem heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 14 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht. Voorts heeft de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf en maatregel als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich gedurende een periode van ongeveer anderhalf jaar herhaaldelijk schuldig gemaakt aan oplichting. Doormiddel van een vervalste werkgeversverklaring en salarisstrook heeft de verdachte een hypotheek verkregen van [bedrijf 1]. Verder heeft zij met behulp van een vervalst stortingsbewijs [bedrijf 4] bewogen tot afgifte van reisbescheiden naar Griekenland. Voorts heeft de verdachte zich bij een hotel, restaurant en diverse cateringbedrijven voorgedaan als bonafide klant en etenswaren besteld en laten afleveren, terwijl de verdachte niet tot betaling is overgegaan.
Het hof rekent de verdachte aan dat zij het vertrouwen van ondernemers in het (tijdig) voldoen van de rekeningen door de verdachte en het vertrouwen in de juistheid van de documenten welke door haar zijn overhandigd, heeft geschaad. Zulk vertrouwen is essentieel voor een goed verloop van het handelsverkeer. Voorts rekent het hof de verdachte aan dat zij zichzelf aanzienlijk heeft bevoordeeld ten koste van meerdere ondernemers.
Het hof heeft acht geslagen op een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 19 december 2012, waaruit blijkt dat de verdachte laatstelijk op 29 januari 2008 is veroordeeld ter zake van valsheid in geschrift, waarbij een werkstraf van 80 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren is opgelegd. Verder is de verdachte eerder veroordeeld ter zake van verduistering.
Voorts heeft het hof kennis genomen van de verschillende rapporten die omtrent de verdachte zijn opgemaakt en die zich in het dossier bevinden. In het bijzonder heeft het hof acht geslagen op een reclasseringsadvies van [naam reclasseringsmedewerker] van 6 februari 2012, een pro justitia rapport van psycholoog [naam psycholoog], van 15 juli 2009 en 16 januari 2012 en een pro justitia rapport van psychiater [naam psychiater], van 12 oktober 2011.
Uit de voornoemde rapporten blijkt dat de verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten leed aan een bipolaire stoornis en dat de verdachte gebaad is bij een (forensisch psychiatrische) behandeling, al dan niet in een strafrechtelijk kader. Het hof overweegt in dit verband dat, blijkens de verklaring van de verdachte en haar raadsvrouw op de terechtzitting in hoger beroep en de stukken die de raadsvrouw daartoe heeft overgelegd, de psychische gesteldheid van de verdachte zodanig is dat de verdachte vanaf 1 mei 2012 gedurende ruim twee maanden was opgenomen in een instelling voor geestelijke gezondheidzorg en ook aansluitend, tot op heden, 5 dagen in de week een dagbehandeling in een instelling voor geestelijke gezondheidzorg ondergaat.
Voorts blijkt uit de voornoemde pro justitia rapporten dat [naam psycholoog] en [naam psychiater] tot een verschillend oordeel komen ten aanzien van de mate waarin de ten laste gelegde feiten aan de verdachte kunnen worden toegerekend. Waar [naam psychiater] concludeert dat enkele van de ten laste gelegde feiten verminderd aan de verdachte kunnen worden toegerekend, concludeert [naam psycholoog] dat de doorwerking van de stoornis van de verdachte in de ten laste gelegde feiten niet met voldoende zekerheid kan worden aangetoond. Wel hangen volgens [naam psycholoog] de financiële problemen van de verdachte samen met de stoornis van de verdachte.
Anders dan de advocaat-generaal, gelet op voornoemde rapporten en hetgeen het hof hiervoor heeft overwogen met betrekking tot de psychische gesteldheid van de verdachte, acht het hof aannemelijk dat de psychische gesteldheid van de verdachte invloed heeft gehad op haar gedragingen ten tijde van de ten laste gelegde en bewezen verklaarde feiten. Met de conclusie dat het ten laste gelegde verdachte verminderd kan worden toegerekend, kan het hof zich verenigen. Het hof neemt deze conclusie over.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat zowel de verdachte als de maatschappij met name gebaad is bij een voortgezette behandeling die de verdachte thans ondergaat in de instelling voor geestelijke gezondheidzorg en dat het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die behandeling zou doorbreken. Evenwel is het hof van oordeel dat de ernst van de feiten noopt tot het opleggen van een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur, aan welke voorwaardelijke gevangenisstraf het hof een proeftijd van 3 jaren zal verbinden. Voorts zal het hof de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht opleggen.
Alles afwegende acht het hof een voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf van na te melden duur passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij [bedrijf 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 66.500,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag dat bij het vonnis waarvan beroep is toegewezen.
De raadsvrouw van de verdachte heeft zich bij pleidooi op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering nu niet duidelijk is of [aangever 10] is gemachtigd namens de benadeelde partij op te treden.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt daartoe dat, blijkens de bijlagen bij het proces-verbaal van aangifte van [aangever 10] van 9 mei 2008 (p. 27 e.v.), [aangever 10] uit hoofde van zijn functie als fraude specialist is gemachtigd namens [bedrijf 1] op te treden. Op de terechtzitting in hoger beroep is [aangever 10] als getuige gehoord en heeft hij verklaard dat hij op basis van een volmacht gerechtigd is namens de benadeelde partij op te treden.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering van de benadeelde partij [bedrijf 3]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 399,75. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 339,75. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering van de benadeelde partij [bedrijf 4]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.762,54. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.270,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag dat bij het vonnis waarvan beroep is toegewezen.
De raadsvrouw van de verdachte heeft zich bij pleidooi op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering nu niet duidelijk is wie is gemachtigd namens de benadeelde partij op te treden en het voegingsformulier alleen vermeldt dat [aangever 9] de directeur is van de benadeelde partij.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt daartoe dat, blijkens het proces-verbaal van aangifte van [aangever 9] van 27 mei 2008 (p. 134 e.v.), [aangever 9] algemeen directeur is van [bedrijf 4]. Uit dien hoofde is hij bevoegd namens de benadeelde partij op te treden.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering van de benadeelde partij [bedrijf 5]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 335,05. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
De raadsvrouw van de verdachte heeft zich bij pleidooi op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering nu niet duidelijk is of [aangever 1] is gemachtigd namens de benadeelde partij op te treden.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt daartoe dat, blijkens het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] van 1 augustus 2008 (p. 155 e.v.), [aangever 1] eigenaar is van [bedrijf 5]. Uit dien hoofde is hij bevoegd namens de benadeelde partij op te treden.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering van de benadeelde partij [bedrijf 6]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 745,81. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 601,12. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag dat bij het vonnis waarvan beroep is toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 5 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 3]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 336,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag dat bij het vonnis waarvan beroep is toegewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het in onder 6 ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.
Vordering van de benadeelde partij [bedrijf 8]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 426,10. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 366,10. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 7 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering van de benadeelde partij [bedrijf 10]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 8.317,57. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 8.193,90. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag dat bij het vonnis waarvan beroep is toegewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 10 ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 63 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 6, 8 primair en subsidiair en 10 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 7, 9 en 11 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4, 5, 7, 9 en 11 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 3 (drie) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen haar te geven door of namens de reclassering, ook indien dit inhoudt een behandeling bij de forensische polikliniek Heiloo.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [bedrijf 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 66.500,00 (zesenzestigduizend vijfhonderd euro) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [bedrijf 1], een bedrag te betalen van € 66.500,00 (zesenzestigduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 304 (driehonderdvier) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de Staat daarmee haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee haar verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [bedrijf 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 339,75 (driehonderdnegenendertig euro en vijfenzeventig cent) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [bedrijf 3], een bedrag te betalen van € 339,75 (driehonderdnegenendertig euro en vijfenzeventig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de Staat daarmee haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee haar verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [bedrijf 4]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij ter zake van onder 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 2.270,00 (tweeduizend tweehonderdzeventig euro) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [bedrijf 4], een bedrag te betalen van € 2.270,00 (tweeduizend tweehonderdzeventig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 31 (eenendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de Staat daarmee haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee haar verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [bedrijf 5]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij ter zake van onder 4 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 335,05 (driehonderdvijfendertig euro en vijf cent) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [bedrijf 5], een bedrag te betalen van € 335,05 (driehonderdvijfendertig euro en vijf cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de Staat daarmee haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee haar verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [bedrijf 6]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij ter zake van het onder 5 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 601,12 (zeshonderdéén euro en twaalf cent) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [bedrijf 6], een bedrag te betalen van € 601,12 (zeshonderdéén euro en twaalf cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 11 (elf) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de Staat daarmee haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee haar verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 3]
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Vordering van de benadeelde partij [bedrijf 8]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij ter zake van het onder 7 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 366,10 (driehonderdzesenzestig euro en tien cent) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [bedrijf 8], een bedrag te betalen van € 366,10 (driehonderdzesenzestig euro en tien cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 7 (zeven) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de Staat daarmee haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee haar verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [bedrijf 10]
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 11]
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk nu de vordering niet gerelateerd is aan één der tenlastegelegde feiten.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 12]
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk nu de vordering niet gerelateerd is aan één der tenlastegelegde feiten.
Dit arrest is gewezen door de derde meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P. Greve, mr. G.H. van Asperen en mr. T. Blom, in tegenwoordigheid van mr. C. Beuze, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 21 januari 2013.
Mr. T. Blom is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.