HR, 09-12-1998, nr. 33613
ECLI:NL:HR:1998:AA2265
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
09-12-1998
- Zaaknummer
33613
- LJN
AA2265
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:1998:AA2265, Uitspraak, Hoge Raad, 09‑12‑1998; (Cassatie)
- Vindplaatsen
BNB 1999/55 met annotatie van G.J. van Leijenhorst
WFR 1999/31
V-N 1999/8.7 met annotatie van Redactie
Uitspraak 09‑12‑1998
Inhoudsindicatie
-
Partij(en)
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 26 juni 1997 op het verzet van belanghebbende tegen de beschikking van de Voorzitter van de Eerste Meervoudige Belastingkamer van dat Hof betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 1993 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar 1993 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd. De Inspecteur heeft belanghebbende, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak niet- ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar. Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij het Hof. Bij beschikking van 23 april 1997 heeft de Voorzitter van voormelde Belastingkamer belanghebbende wegens het in gebreke blijven met de betaling van het verschuldigde griffierecht binnen de termijn van acht weken als bedoeld in artikel 5, lid 5, van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep. Vervolgens heeft het Hof bij voormelde uitspraak het verzet van belanghebbende tegen die beschikking ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
- 2.
Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Staatssecretaris van Financiën heeft bij vertoogschrift het cassatieberoep bestreden. Belanghebbende heeft de zaak doen toelichten door mr. H.H. Rieske, advocaat te Amsterdam.
- 3.
Beoordeling van de klacht 3.1. Het Hof heeft verworpen de stelling van belanghebbende dat de nota griffierecht nooit zou zijn ontvangen. Het Hof heeft dit oordeel doen steunen op de overweging dat uit onderzoek ter griffie en bij de dienst Financieel Economische Zaken van het arrondissement Amsterdam is gebleken dat de indiener van het beroepschrift door middel van een op 17 januari 1997 - aan het adres a-straat 1, Z, onder nummer 111 - verzonden aangetekende postzending is gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht; dat, nu de per aangetekende post verzonden zending niet aan de griffier is geretourneerd, de geadresseerde het stuk in ontvangst moet hebben genomen. De klacht, die zich richt tegen de motivering van het hiervóórgenoemde oordeel, wordt terecht aangevoerd. 's Hofs oordeel is niet voldoende gemotiveerd, nu uit de uitspraak niet blijkt dat het Hof tevens bij PTT Post navraag heeft gedaan of het stuk op regelmatige wijze aan het adres van de indiener van het beroepschrift is aangeboden. 's Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen.
- 4.
Proceskosten De Hoge Raad acht termen aanwezig om ten aanzien van de proceskosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het geding in cassatie voor de onderhavige zaak en de daarmee samenhangende zaken onder de nummers 33614 en 33624 redelijkerwijs heeft moeten maken, te beslissen als hierna zal worden vermeld. De vraag of aan belanghebbende voor de kosten in verband met de beslissing van het verzet voor het Hof een vergoeding dient te worden toegekend, zal door het verwijzingshof worden beoordeeld.
- 5.
Beslissing De Hoge Raad: vernietigt de uitspraak van het Hof; verwijst het geding naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage ter verdere behandeling van en beslissing op het verzet in meervoudige kamer met inachtneming van dit arrest; gelast dat door de Staatssecretaris van Financiën aan belanghebbende wordt vergoed het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van f 90,--; veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van de gedingen in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op f 2.840,-- voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is op 9 december 1998 vastgesteld door de raadsheer Bellaart als voorzitter, en de raadsheren Van Vliet en Hammerstein, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en in het openbaar uitgesproken. Bij ontstentenis van de voorzitter wordt dit arrest ondertekend door de raadsheer Van Vliet.