Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) Nr. 987/2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels
Artikel 55 Voorwaarden voor en beperkingen van het behoud van het recht op uitkering van de werkloze die zich naar het grondgebied van een andere lidstaat begeeft
Geldend
Geldend vanaf 28-06-2012
- Bronpublicatie:
22-05-2012, PbEU 2012, L 149 (uitgifte: 08-06-2012, regelingnummer: 465/2012)
- Inwerkingtreding
28-06-2012
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-05-2012, PbEU 2012, L 149 (uitgifte: 08-06-2012, regelingnummer: 465/2012)
- Vakgebied(en)
Internationale sociale zekerheid / Algemeen
1.
Om in aanmerking te komen voor toepassing van artikel 64 of artikel 65 bis van de basisverordening stelt de werkloze die zich naar een andere lidstaat begeeft, het bevoegde orgaan daarvan vóór zijn vertrek in kennis en verzoekt hij dit orgaan om een document waaruit blijkt dat hij recht blijft houden op de uitkering onder de in artikel 64, lid 1, onder b), van de basisverordening vastgestelde voorwaarden.
Dit orgaan informeert de betrokkene over de verplichtingen die op hem rusten, en verstrekt hem het document, waarin met name worden vermeld:
- a)
de datum met ingang waarvan de werkloze niet langer ter beschikking staat van de diensten voor arbeidsvoorziening van de bevoegde staat;
- b)
de overeenkomstig artikel 64, lid 1, onder b), van de basisverordening toegestane termijn voor de inschrijving als werkzoekende in de lidstaat waarheen de werkloze zich heeft begeven;
- c)
het maximumtijdvak gedurende welk het recht op uitkeringen kan worden behouden overeenkomstig artikel 64, lid 1, onder c), van de basisverordening;
- d)
de omstandigheden die het recht op uitkeringen kunnen beïnvloeden.
2.
De werkloze schrijft zich overeenkomstig artikel 64, lid 1, onder b), van de basisverordening in als werkzoekende bij de diensten voor arbeidsvoorziening van de lidstaat waarheen hij zich begeeft, en verstrekt het orgaan van deze lidstaat het in lid 1 bedoelde document. Indien hij overeenkomstig lid 1 het bevoegde orgaan heeft geïnformeerd, maar het document niet heeft verstrekt, wordt door het orgaan van de lidstaat waarheen de werkloze zich heeft begeven, de nodige informatie ingewonnen bij het bevoegde orgaan.
3.
De diensten voor arbeidsvoorziening van de lidstaat waarheen de werkloze zich heeft begeven om daar werk te zoeken, informeren de werkloze over zijn verplichtingen.
4.
Het orgaan van de lidstaat waarheen de werkloze zich heeft begeven, zendt het bevoegde orgaan onmiddellijk een document met de datum van inschrijving van de werkloze bij de diensten voor arbeidsvoorziening en zijn nieuwe adres.
Indien zich in het tijdvak dat de werkloze recht heeft op behoud van zijn uitkering, een omstandigheid voordoet die het recht op uitkering kan beïnvloeden, zendt het orgaan van de lidstaat waarheen de werkloze zich heeft begeven aan het bevoegde orgaan en aan de betrokkene onmiddellijk een document met de desbetreffende informatie.
Op verzoek van het bevoegde orgaan verstrekt het orgaan van de lidstaat waarheen de werkloze zich heeft begeven elke maand relevante informatie over het verdere verloop van diens situatie, met name of deze nog steeds is ingeschreven bij de diensten voor arbeidsvoorziening en of hij zich houdt aan de georganiseerde controleprocedures.
5.
Het orgaan van de lidstaat waarheen de werkloze zich heeft begeven, voert de controles uit of laat deze uitvoeren alsof het een werkloze betrof die uitkeringen ontvangt op grond van de door dit orgaan toegepaste wetgeving. In voorkomend geval stelt het bevoegde orgaan onmiddellijk in kennis wanneer een omstandigheid als bedoeld in lid 1, onder d), zich voordoet.
6.
De bevoegde autoriteiten of de bevoegde organen van twee of meer lidstaten kunnen onderling specifieke procedures en termijnen voor het verder volgen van de situatie van de werkloze overeenkomen, alsmede andere maatregelen om het zoeken van werk door werklozen die zich op grond van artikel 64 van de basisverordening naar een van deze lidstaten begeven, te stimuleren.
7.
De leden 2 tot en met 6 zijn van overeenkomstige toepassing op de onder artikel 65 bis, lid 3, van de basisverordening vallende situatie.