Rb. 's-Gravenhage, 03-06-2009, nr. 327639 FARK 08-10403
ECLI:NL:RBSGR:2009:BJ7665
- Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum
03-06-2009
- Zaaknummer
327639 FARK 08-10403
- LJN
BJ7665
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBSGR:2009:BJ7665, Uitspraak, Rechtbank 's-Gravenhage, 03‑06‑2009; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSGR:2010:BN9246, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 03‑06‑2009
Inhoudsindicatie
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het advies van de raad alsmede hetgeen ter terechtzitting naar voren is gebracht, de ouders als bedoeld in artikel 1:266 van het Burgerlijk Wetboek (BW) ongeschikt en onmachtig zijn om hun plicht tot verzorging en opvoeding van de minderjarige te vervullen en dat niet te verwachten is dat hierin op korte termijn verandering zal komen. Nu de ouders zich tegen de verzochte ontheffing verzetten, kan deze slechts worden uitgesproken indien er sprake is van een uitzonderingssituatie, als bedoeld in artikel 1:268 lid 2 BW.
Partij(en)
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector familie- en jeugdrecht
Meervoudige kamer
Rekestnummer : 08-10403
Zaaknummer : 327639
Datum beschikking : 3 juni 2009
Gezag
Beschikking op het op 23 december 2008 ingekomen verzoek van:
de raad voor de kinderbescherming, vestiging 's-Gravenhage, hierna te noemen de raad.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
[de ouders van de minderjarige]
wonende te [plaats A]
advocaat: --,
Stichting Bureau Jeugdzorg Midden-Holland,vestiging Gouda
ter terechtzitting vertegenwoordigd door [voogdes A.]
de huidige voogd(es),
Stichting Bureau Jeugdzorg Drenthe, vestiging Assen,
ter terechtzitting vertegenwoordigd door mevrouw A. Trinidad,
de beoogd voogd(es),
de heer [C] en mevrouw [D]
de pleegouders van de minderjarige,
wonende te [plaats C],
alsmede de na te melden minderjarige.
Procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- -
het verzoekschrift;
- -
het rapport van de raad d.d. 3 december 2008, kenmerk KZ-1-1T49GJ;
- -
de brief d.d. 24 december 2008 van de zijde van de raad, met als bijlage de
bereidverklaring tot aanvaarding van de voogdij d.d. 22 december 2008 van Bureau Jeugdzorg Drenthe.
Op 6 mei 2009 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld door rechter-commissaris mr. M.J. Alt-van Endt. Hierbij zijn verschenen: de vader, de moeder, mevrouw A. Trinidad namens Bureau Jeugdzorg Drenthe, mevrouw J. Kradolfer namens Bureau Jeugdzorg Midden-Holland, mevrouw [D. Faddegon namens de raad en ten slotte de pleegouders.
Feiten
De ouders zijn [in] 1991 in de gemeente [plaats F] met elkaar gehuwd.
Uit het huwelijk zijn acht thans nog minderjarige kinderen geboren, welke inmiddels alle uithuis zijn geplaatst.
Het onderhavige verzoek van de raad heeft betrekking op de minderjarige:
- -
[Z], geboren op [datum] 2006 te [plaats G]
De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over de minderjarige.
Na de geboorte van de minderjarige had de moeder onvoldoende borstvoeding. Uit geloofsovertuiging weigerden de ouders de minderjarige bijvoeding te geven, waardoor voor haar een levensbedreigende situatie ontstond. Bij beschikking van 13 juni 2006 is daarop de voorlopige voogdij uitgesproken om de minderjarige in een ziekenhuis bijvoeding te kunnen geven. Deze maatregel is bij beschikking van 15 augustus 2006 omgezet in een ondertoezichtstelling, waarbij aan Bureau Jeugdzorg de machtiging is verleend om de minderjarige dag en nacht uit huis te plaatsen.
De ondertoezichtstelling van de minderjarige is bij beschikking van deze rechtbank d.d. 12 augustus 2008 laatstelijk met een jaar verlengd tot 15 augustus 2009. Voorts is de machtiging van Bureau Jeugdzorg om de minderjarige uit huis te plaatsen verlengd tot 15 augustus 2009, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling.
De minderjarige verblijft sinds februari 2007 in het netwerkpleeggezin van haar oom en tante moederzijde. Daar gaat het goed met haar. Sinds september 2007 hebben de ouders de minderjarige nog slechts éénmaal gezien. De ouders zijn ervan overtuigd dat de Heere hen heeft gezegd dat "de weg naar [de minderjarige] dicht is". Op grond hiervan zijn zij van mening dat zij niet zelf contact met de minderjarige mogen opnemen. Als de minderjarige hèn benadert zullen zij dat contact niet weigeren.
Bureau Jeugdzorg Drenthe heeft zich schriftelijk bereid verklaard de voogdij over de minderjarige te aanvaarden.
Verzoek en verweer
De raad heeft - uitvoerbaar bij voorraad - verzocht de ouders te ontheffen, subsidiair gedwongen te ontheffen, van het ouderlijk gezag over voornoemde minderjarige, met benoeming van Bureau Jeugdzorg Drenthe, [plaats C] tot voogd(es).
Beoordeling
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het voorgaande, het advies van de raad alsmede hetgeen ter terechtzitting naar voren is gebracht, de ouders als bedoeld in artikel 1:266 van het Burgerlijk Wetboek (BW) ongeschikt en onmachtig zijn om hun plicht tot verzorging en opvoeding van [de minderjarige] te vervullen en dat niet te verwachten is dat hierin op korte termijn verandering zal komen.
Nu de ouders zich tegen de verzochte ontheffing verzetten, kan deze slechts worden uitgesproken indien er sprake is van een uitzonderingssituatie, als bedoeld in artikel 1:268 lid 2 BW. De rechtbank is van oordeel dat er in onderhavige zaak sprake is van een uitzonderingssituatie zoals bedoeld in artikel 1:268 lid 2 onder a BW. De ondertoezicht-stelling met uithuisplaatsing loopt reeds langer dan een jaar en zes maanden, en gelet op de stukken van de raad en het verhandelde ter terechtzitting bestaat er tevens gegronde vrees dat deze maatregel onvoldoende is om de bedreiging van de zedelijke of geestelijke belangen of de gezondheid van [de minderjarige] af te wenden.
De rechtbank overweegt hiertoe in het bijzonder dat de ouders de verantwoordelijkheid voor het nemen van beslissingen of het verrichten van handelingen in hun leven volledig buiten zichzelf, bij hun geloof in de Heere, leggen. Hierdoor kan er onvoldoende van worden uitgegaan dat de ouders in het belang van [de minderjarige] hun beslissingen op rationele en weloverwogen wijze zullen nemen en dat zij daarbij haar basale levensbehoeften kunnen waarborgen. Op grond hiervan ontstaat een onaanvaardbaar risico dat de veiligheid van [de minderjarige] bij de ouders voor nu en de toekomst onvoldoende gewaarborgd zal worden.
Zo heeft de vader bijvoorbeeld ter terechtzitting desgevraagd verklaard dat, in de hypothetische situatie dat de moeder en hij opnieuw een kind zouden krijgen, bij een eventueel opnieuw uitblijven van borstvoeding van de moeder, zijn keuze tot bijvoeding (wederom) zal afhangen van de ingeving die hij alsdan van de Heere denkt te zullen krijgen. Hoewel de moeder desgevraagd heeft verklaard dat zij in dat geval het kind 'gewoon' een flesje zal geven, is duidelijk geworden dat zij zich in een dergelijke situatie bij de wens van de vader zal neerleggen.
Ook bij een eventuele ziekte van de minderjarige is van een ingeving van de Heere afhankelijk of de ouders een arts of ziekenhuis zullen bezoeken of dat zij ervoor zullen kiezen de ziekte op haar beloop zullen laten.
Bovendien hebben de ouders geen eigen inkomen, zijn zij afhankelijk van giften van derden en vertrouwen zij er volledig op dat de Heere in de nood zal voorzien en dat hij ervoor zal zorgen dat er bij hen thuis nog gas, electriciteit en voldoende voedsel voorhanden zal zijn.
Doordat volgens de Heere "de weg naar [de minderjarige] dicht is" hebben de ouders [de minderjarige], die pas 3 jaar oud is, nu al bijna twee jaar niet meer gezien, zodat zij al die tijd geen invulling hebben gegeven aan het 'family life' dat zij met haar hebben.
De ouders hebben verklaard dat zij de Heere ook in de toekomst zullen blijven volgen; zij zijn derhalve niet van plan om in het belang van [de minderjarige] hun handelwijze te veranderen, hoewel zij uitdrukkelijk op de consequenties daarvan zijn gewezen. Zij hebben 'slechts' verklaard heel veel van al hun kinderen en dus ook van [de minderjarige] te houden en nog steeds te hopen op een goede afloop.
Gezien dit alles acht de rechtbank het in het belang van [de minderjarige] dat zij nu duidelijkheid verkrijgt over haar toekomstige verblijfplaats en gezagssituatie. De rechtbank zal de ouders derhalve (gedwongen) ontheffen van het gezag over [de minderjarige] en Bureau Jeugdzorg Drenthe, [plaats C] belasten met de voogdij, nu deze zich schriftelijk bereid heeft verklaard de voogdij over [de minderjarige] te aanvaarden.
Beslissing
De rechtbank:
ontheft de ouders, [van de minderjarige] van het ouderlijk gezag over de minderjarige:
- -
[Z], geboren op [datum] 2006 te [plaats G];
benoemt de Stichting Bureau Jeugdzorg Drenthe, [plaats C] tot voogd(es) over voormelde minderjarige;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gegeven door mrs. J.A. van Steen, P.D. Veenendaal en M.J. Alt-van Endt, kinderrechters, bijgestaan door mr. E. Noorlander als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 juni 2009.