Einde inhoudsopgave
Het voorlopig getuigenverhoor (BPP nr. XVII) 2015/202
202 ‘Oproeping’ van de wederpartij
Mr. E.F. Groot, datum 01-01-2015
- Datum
01-01-2015
- Auteur
Mr. E.F. Groot
- JCDI
JCDI:ADS453426:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Voetnoten
Voetnoten
Doorgaans zal de wederpartij al een exemplaar van het verzoekschrift hebben toegestuurd gekregen, namelijk ter gelegenheid van de oproeping voor de behandeling van het verzoekschrift (art. 187 lid 4 Rv). Van Nispen 2014 (T&C Rv), art. 187, aant. 6. Dit is anders als toentertijd de wederpartij niet bekend was of geen behandeling heeft plaatsgevonden vanwege onverwijlde spoed. Rutgers (Burgerlijke Rechtsvordering), art. 188, aant. 2.
Volgens Rutgers (Burgerlijke Rechtsvordering), art. 188, aant. 2 dient de griffier de afwijzende beschikking te sturen naar de verzoeker en de verschenen wederpartij of andere belanghebbenden.
F.J.H. Hovens in zijn noot in JBPr 2012, 4 onder HR 27 mei 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ0510, NJ 2012, 626, m.nt. H.J. Snijders (Denkavit/De Boer).
Rutgers (Burgerlijke Rechtsvordering), art. 190, aant. 2.
In de toewijzende beschikking bepaalt de rechter waar en wanneer het voorlopig getuigenverhoor wordt gehouden en de dag waarop uiterlijk de verzoeker de afschriften van het verzoekschrift – zo dat nog niet aan de wederpartij is toegezonden1 – en de beschikking moet doen toekomen aan de wederpartij (art. 188 lid 1 Rv).2 Hovens noemt dit een reliek uit het oude Rechtsvordering en meent dat de rechtbank er verstandig aan doet in procedures op tegenspraak altijd een afschrift van de beschikking aan alle verschenen partijen te sturen.3 Naar mijn mening dient dit voorschrift te worden geschrapt. In dat geval geldt art. 290 lid 3 Rv dat voorschrijft dat de griffier zo spoedig mogelijk een afschrift van de beschikking verstrekt aan de verzoeker en de verschenen belanghebbenden.
De verzoeker voldoet aan bovengenoemde verplichting door een afschrift van de beschikking en eventueel van het verzoekschrift bij aangetekende brief te versturen of per exploot te betekenen aan de wederpartij (art. 190 lid 1 Rv). De wederpartij wordt volgens de regeling van het voorlopig getuigenverhoor niet door het gerecht opgeroepen om op een bepaalde tijd en plaats te verschijnen om bij het getuigenverhoor aanwezig te zijn. Blijkbaar dient de verplichting van art. 190 lid 1 Rv niet alleen als inkennisstelling, maar ook als oproeping van die wederpartij. Het verdient daarom ten eerste aanbeveling om bij de toezending van bovengenoemde stukken te vermelden dat deze tevens hebben te gelden als oproeping.4 Ten tweede doet de rechtbank er verstandig aan ook voor oproeping van in ieder geval de wederpartij en eventuele andere belanghebbenden zorg te dragen, om te voorkomen dat een gepland voorlopig getuigenverhoor moet worden uitgesteld als de verzoeker is vergeten zijn wederpartij op te roepen.
Er geldt geen verplichting om andere belanghebbenden, al dan niet verschenen in de verzoekschriftprocedure, op te roepen. Belanghebbenden kunnen het voorlopig getuigenverhoor echter ook zonder oproeping bijwonen, aangezien de zitting in beginsel openbaar is (art. 27 Rv).