Einde inhoudsopgave
Schepenwet
Artikel 2
Geldend
Geldend vanaf 10-10-2010
- Redactionele toelichting
Tijdstip iwtr.: 00.00 uur in Aruba, Curacao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius en Saba. 06.00 uur in het Europese deel van het Koninkrijk.
- Bronpublicatie:
07-07-2010, Stb. 2010, 339 (uitgifte: 01-09-2010, kamerstukken: 32186)
- Inwerkingtreding
10-10-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-09-2010, Stb. 2010, 388 (uitgifte: 01-10-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Zeevervoer
1.
De bepalingen van deze rijkswet zijn van toepassing op de in Nederland thuis behoorende schepen, welke bestemd zijn dan wel gebezigd worden om eene reis te ondernemen, met uitzondering van:
- a.
Nederlandse oorlogsschepen, marinehulpschepen of andere schepen die in gebruik zijn voor de uitvoering van de militaire taak;
- b.
reddingvaartuigen;
- c.
onoverdekte visschersvaartuigen, welke in den regel niet buiten het zicht van de Nederlandsche kust worden gebracht;
- d.
pleiziervaartuigen, welke uitsluitend als zodanig worden gebezigd, voorzover zij geen passagiers tegen vergoeding vervoeren;
- e.
schepen, welke varen onder vreemde vlag en welke niet vallen onder de omschrijving, voorkomende in het derde lid van dit artikel onder II;
en, behoudens het bepaalde in artikel 2bis:
- f.
schepen, welke slechts bij uitzondering, hetzij over korten afstand, hetzij gesleept zonder bemanning, buiten de in artikel 1 genoemde lijn varen;
- g.
schepen, welke hetzij hier te lande voor buitenlandsche rekening zijn gebouwd, hetzij naar het buitenland zijn verkocht, en welke over zee naar hunne bestemmingsplaats moeten worden gebracht;
- h.
schepen, welke uitsluitend voor het houden van eenen proeftocht eene reis ondernemen.
2.
De bepalingen van deze rijkswet zijn mede van toepassing op bij Landsverordening van Aruba, van Curaçao, onderscheidenlijk van Sint Maarten aangewezen landsvaartuigen of op daarbij aangewezen schepen, varende met een zeebrief van de Nederlandse Antillen onderscheidenlijk van Aruba.
3.
Voor de toepassing van het bepaalde in het eerste lid wordt een schip geacht in Nederland thuis te behooren in de twee na te noemen gevallen:
- I.
indien het kantoor, waarvoor het vaart, in Nederland is gevestigd;
- II.
indien het in Nederland wordt uitgerust en zijne bemanning voor ten minste de helft uit Nederlanders of Rijksingezetenen bestaat.
4.
Met betrekking tot de bemanningen van schepen in openbare dienst zijn de artikelen 34 tot en met 41 en 48 tot en met 51 niet van toepassing.