Hof 's-Hertogenbosch, 06-05-2021, nr. 20-000138-20
ECLI:NL:GHSHE:2021:1741
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
06-05-2021
- Zaaknummer
20-000138-20
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2021:1741, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 06‑05‑2021; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2022:1586
Uitspraak 06‑05‑2021
Inhoudsindicatie
Gepubliceerd in verband met het ingestelde cassatie beroep.
Parketnummer : 20-000138-20
Uitspraak : 6 mei 2021
TEGENSPRAAK (ex artikel 279 Sv)
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 20 januari 2020, in de strafzaak met parketnummer 02-232794-19 tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats 1] ) op [geboortedatum] 1971,
wonende te [adres]
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde en is de verdachte ter zake van – kort gezegd – diefstal met geweld veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, met aftrek van voorarrest. Tevens heeft de politierechter de inbeslaggenomen hennep onttrokken aan het verkeer en het inbeslaggenomen mes verbeurd verklaard.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal bevestigen.
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het hoger beroep. Met betrekking tot het onder 1 tenlastegelegde heeft de verdediging vrijspraak bepleit.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is onbeperkt ingesteld en richt zich aldus mede tegen de vrijspraak door de politierechter van het onder 2 tenlastegelegde feit. Gelet op het bepaalde in artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor een verdachte geen hoger beroep open tegen een vrijspraak. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep voor zover dit hiertegen is gericht.
Al hetgeen hierna wordt overwogen heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – voor zover nog aan het oordeel van het hof onderworpen – tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 september 2019 te Breda een telefoon (iPhone), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [ aangever 1] en/of [aangever 2 ] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [ aangever 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, immers heeft hij, verdachte, die [ aangever 1] bij de pols gepakt en/of vervolgens in de pols geknepen, en/of vervolgens aan de arm getrokken en/of die telefoon uit de handen van die [ aangever 1] getrokken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 25 september 2019 te Breda een telefoon (iPhone), die aan een ander toebehoorde, te weten aan [aangever 2 ] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [ aangever 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, immers heeft hij, verdachte, die [ aangever 1] bij de pols gepakt en vervolgens die telefoon uit de handen van die [ aangever 1] getrokken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
In de volgende bewijsmiddelen wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar dossierpagina’s van het doorgenummerde einddossier van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, District De Baronie, Basisteam Weerijs, registratienummer PL2000-2019232663, opgemaakt door [verbalisant 3] , sluitingsdatum 28 september 2019, pagina 1 tot en met 63. Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
Het hof ontleent aan de inhoud van de navolgende bewijsmiddelen het bewijs dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan.
1.
Het proces-verbaal van aangifte, d.d. 26 september 2019 (pg. 5 t/m 8 en bijlage goederen pg. 9), met proces-verbaalnummer PL2000-2019230544-1, voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [ aangever 1] namens [aangever 2 ] :
Ik ben namens het slachtoffer gerechtigd tot het doen van aangifte.
Op 25 september 2019 omstreeks 20:00 uur zijn [getuige] en ik naar de [locatie] gereden. Ik zat als bijrijder in de auto. Ik speelde muziek af via mijn nieuwe mobiele telefoon die ik in mijn handen vasthield. Ik had deze iPhone 6 te leen van [aangever 2 ] . Tijdens het muziek afspelen hoorde ik dat iemand rechtsachter het portier probeerde te openen. Vervolgens was diezelfde man ineens plotseling bij mij en stond naast het geopende portierraam. Terwijl ik mijn mobiele telefoon in mijn rechterhand had, greep hij mijn rechterpols erg hard vast. Hij kneep zo hard in mijn polsen dat ik pijn voelde. Ik had mijn mobiele telefoon stevig vast. Ik liet deze niet los. Hij hield ook mijn telefoon vast. Hij trok aan mijn arm en ik probeerde terug te trekken. Toen mijn hand bij het geopende raam was, trok de man mijn telefoon uit mijn hand. Ik zag dat de man vervolgens hard wegrende en op zijn fiets stapte die volgens mij tegen de muur naast de Spar stond. Ik zag dat de man via het trottoir wegfietste richting het park.Ik voel nog steeds een beetje een branderig gevoel bij mijn rechterpols. Ik zie enkele rode striemen en wanneer ik daar op druk is het pijnlijk.
Korte opmerking verbalisant: ik zag bij de rechterpols van de aangeefster/benadeelde dat zij enkele rode striemen had. Ik hoorde haar zeggen dat deze plekken van het hardhandige pakken en grijpen van de verdachte was.
Bijlage goederen:
Object: communicatieapparaat (telefoon)
Merk/type: iPhone 6
2.
Het proces-verbaal van verhoor getuige, d.d. 25 september 2019 (pg. 11 t/m 13), met proces-verbaalnummer PL2000-2019230544-2, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige] :
Op 25 september 2019 was ik op bezoek bij [ aangever 1] in Breda. Omstreeks 20:00 uur gingen wij naar het centrum van Breda. Ik had mijn auto op de [locatie] geparkeerd voor de [locatie] .. Omstreeks 22:15 uur zat ik op de bestuurdersstoel. [ aangever 1] zat naast mij met haar raam open en haar telefoon in haar handen. Er stond ineens een man bij [ aangever 1] . De man pakte [ aangever 1] bij haar pols en trok met zijn andere hand haar telefoon uit haar handen. [ aangever 1] stapte snel uit de auto. De dader wilde op zijn fiets stappen. [ aangever 1] probeerde haar telefoon terug te pakken. De dader had haar telefoon nog in zijn hand vast. [ aangever 1] kon haar telefoon niet terugpakken, omdat de dader haar een flinke duw gaf. De dader stapte op zijn fiets en fietste weg.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 27 september 2019 (pg. 23), met proces-verbaalnummer PL2000-2019230544-15, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [ verbalisant 1] :
Op 27 september 2019 bekeek ik de beelden die horen bij de beroving op de [locatie] op 25 september 2019. Op de beelden zie ik dat verdachte [verdachte] op 25 september 2019 om 22:15 uur aankomt bij de [locatie] aan de [locatie] . Ik zie dat hij een fiets bij zich heeft. De verdachte loopt vanaf zijn fiets naar de linkerkant van de winkel. Daar zie ik een auto geparkeerd staan in een parkeervak. Op 25 september 2019 om 22:23:56 uur komen de verdachte en de aangeefster in beeld. De aangeefster loopt links van de verdachte en ze lopen in de richting van de fiets, welke de verdachte eerder heeft neergezet. De verdachte geeft de aangeefster een duw met beide handen ter hoogte van haar borst/schouders. De aangeefster doet als gevolg van de duw twee stappen achteruit. Hierna stapt de verdachte op de fiets en rijdt weg in de richting van het Valkenbergpark. De verdachte heeft, als hij op de fiets stapt, een telefoon in zijn hand.
Verdachte: [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats 1] .
4.
Het losbladig proces-verbaal van herkenning persoon door opsporingsambtenaar, d.d. 27 september 2019, met proces-verbaalnummer PL2000-2019230544-13, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Op 27 september 2019 zag ik een aandachtsvestiging van Dap De Baronie, waarin videobeelden werden getoond van personen en de volgende informatie werd gegeven: collega [ verbalisant 1] vroeg aan mij of ik naar 2 videofragmenten wilde kijken en wilde weten of ik de verdachte hierop herkende. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan beroving van een mobiele telefoon. Dit was gebeurd op de [locatie] op 25 september 2019. De verdachte betrof een brede, negroïde man met een pet achterstevoren op zijn hoofd.
Ik herken de verdachte als: [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats 1] . Ik herken de verdachte direct voor 100%. Ik herkende hem aan zijn typisch logge loopje, aan zijn brede postuur en zijn pet achterstevoren op zijn hoofd, wat zijn handelsmerk is. Ik heb [verdachte] meermaals aangehouden en gecontroleerd in het verleden. De laatste keer dat ik hem zag was een week of drie geleden.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven weergegeven bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging bepleit dat het hof de verdachte dient vrij te spreken van het tenlastegelegde. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de camerabeelden van slechte kwaliteit zijn en dat deze geen, dan wel onvoldoende, persoonsonderscheidende kenmerken bevatten waaraan de verbalisanten de verdachte met zekerheid kunnen herkennen. Als gevolg daarvan heeft de raadsvrouw bepleit dat er genoeg twijfel bestaat omtrent de herkenning van de verdachte. Tevens heeft de raadsvrouw aangevoerd dat in het dossier onvoldoende steunbewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen, ook gelet op de omstandigheid dat de telefoon niet onder de verdachte is aangetroffen.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof stelt bij de beoordeling van de herkenningen het volgende voorop. Herkenning vindt plaats op basis van een in het geheugen opgeslagen beeld en niet slechts op basis van een gezicht, maar ook op grond van andere kenmerken zoals haardracht, handen, lengte, postuur, kleding en manier van lopen. Aldus spelen verschillende elementen daarbij een rol, waarbij steeds sprake is van een ‘holistisch’ proces, dat naar zijn aard moeilijk in objectief verifieerbare elementen is op te delen en niet altijd onder woorden is te brengen.
Een van de factoren die de betrouwbaarheid van een herkenning positief kunnen beïnvloeden, is de mate van bekendheid met de waargenomen persoon of waargenomen personen. Hoe meer men van de betrokken persoon of personen een beeld heeft, des te minder visuele informatie nodig is voor een betrouwbare herkenning.
Hoewel de in het dossier voorhanden zijnde (camera)beelden niet buitengewoon scherp zijn, ziet het hof geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van de herkenning van de verdachte op de (camera)beelden door de verbalisanten te twijfelen, nu deze tevens steun vinden in de overige bewijsmiddelen. De herkenning van verbalisant [verbalisant 2] van de verdachte, als dader van de diefstal van een telefoon op 25 september 2019 te Breda, is voldoende betrouwbaar. De verbalisant herkent de verdachte direct met zekerheid, omdat hij hem in het verleden meermaals heeft aangehouden en gecontroleerd, voor het laatst ongeveer 3 weken voor het opmaken van het proces-verbaal. De verbalisant herkent de verdachte aan zijn typisch logge loopje, zijn brede postuur en het feit dat de verdachte zijn pet achterstevoren op zijn hoofd had. Gezien het feit dat verbalisant [verbalisant 2] een aantal persoonsonderscheidende kenmerken van de verdachte benoemt en hij de verdachte ambtshalve kent omdat hij hem meermaals heeft aangehouden, ziet het hof geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de herkenning van de verdachte door verbalisant [verbalisant 2] op de in het proces-verbaal beschreven wijze. Bovendien wordt deze herkenning ondersteund door de herkenning door verbalisant [ verbalisant 1] .
Voor zover de raadsvrouw heeft betoogd dat er onvoldoende steunbewijs in het dossier voorhanden is, waardoor niet aan het wettelijk bewijsminimum is voldaan om tot een bewezenverklaring te komen, overweegt het hof dat dit verweer rechtstreeks wordt weerlegd door de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen. De omstandigheid dat de telefoon niet onder de verdachte is aangetroffen, doet aan het voorgaande niet af.
Het hof verwerpt mitsdien het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging in al zijn onderdelen.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. In het bijzonder is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – diefstal met geweld. De verdachte heeft er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke eigendommen van [ aangever 1] en/of [aangever 2 ] en de persoonlijke levenssfeer van [ aangever 1] . Daarnaast heeft hij voor de betrokkene(n) overlast en financiële schade veroorzaakt. De verdachte heeft zich kennelijk laten leiden door financieel gewin, zonder er bij stil te staan dat slachtoffers van delicten als het onderhavige in de regel nog geruime tijd lijden onder de psychische en lichamelijke gevolgen van hetgeen hun is aangedaan.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie, d.d. 12 februari 2021, betrekking hebbend op het justitieel verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte voorafgaande aan het bewezenverklaarde meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Deze eerdere veroordelingen hebben de verdachte kennelijk niet het laakbare van zijn handelen doen inzien en hebben hem er niet van weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan soortgelijke strafbare feiten. Bij de straftoemeting heeft het hof voorts gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, welke tijdens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep zijn gebleken.
Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde feit, in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die
onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Alles overziend is het hof, met de politierechter en de advocaat-generaal, van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden is.
Beslag
De hierna in het dictum te noemen inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, die aan de verdachte toebehoren, zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, nu deze bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte begane feit zijn aangetroffen, terwijl zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikelen 36b, 36d, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep – voor zover nog aan het oordeel van het hof onderworpen – en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. STK Hennep; G2098002;
2. 1 STK Mes.
Aldus gewezen door:
mr. S. Riemens, voorzitter,
mr. K. van der Meijde en mr. H. von Hebel, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.H.A. Dibbits, griffier,
en op 6 mei 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. H. von Hebel is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.