Hof Arnhem, 25-07-2012, nr. 000849-18
ECLI:NL:GHARN:2012:BX2863
- Instantie
Hof Arnhem
- Datum
25-07-2012
- Zaaknummer
000849-18
- LJN
BX2863
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARN:2012:BX2863, Uitspraak, Hof Arnhem, 25‑07‑2012; (Raadkamer)
Uitspraak 25‑07‑2012
Inhoudsindicatie
Raadkamer; beslissingen op vordering gevangenhouding en schorsingsverzoek na wraking; spoedeisend karakter.
Partij(en)
Gerechtshof te Arnhem
pkn: 16-655950-12
avnr: 000849-18
Het gerechtshof heeft te beslissen op het hoger beroep ingesteld door
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
verblijvende in het huis van bewaring te Nieuwegein.
Het hoger beroep is ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank te Utrecht van 28 juni 2012, voor zover houdende het bevel tot gevangenhouding van verdachte.
Het hof heeft gehoord de advocaat-generaal en verdachte, bijgestaan door mr J.M. Jonkergouw, advocaat te Vught, in raadkamer van heden.
Het hof heeft gezien bovengenoemde beschikking en de akte opgemaakt door de griffier bij die rechtbank van 29 juni 2012.
OVERWEGINGEN:
De raadsman heeft aangevoerd dat – kort gezegd – de raadkamer van de rechtbank niet bevoegd was tot het nemen van een beslissing op de vordering aangezien verdachte de raadkamer bij de behandeling van die vordering had gewraakt en het onderzoek op grond van artikel 513, lid 5, Wetboek van Strafvordering geschorst diende te worden. Daarbij was er geen sprake van een dermate spoedeisendheid dat de beslissing van de wrakingskamer niet kon worden afgewacht.
Uit het proces-verbaal van het onderzoek in raadkamer van 28 juni 2012 blijkt dat het wrakingsverzoek door verdachte aan het einde van de behandeling in raadkamer is gedaan. Hetgeen de behandelend rechter daarna nog heeft meegedeeld alvorens het onderzoek te sluiten, is niet in strijd met artikel 513, lid 5, Wetboek van Strafvordering. Gezien de korte tijdspanne tussen de datum van behandeling van de vordering en de datum waarop het bevel bewaring afliep, kon de raadkamer oordelen dat er sprake was van spoedeisendheid. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat de wet zich niet verzet tegen bemoeiingen door een rechter van wie de wraking is verzocht, kon de raadkamer in dezelfde samenstelling al op de vordering van het openbaar ministerie beslissen nog voordat de wrakingskamer op het wrakingsverzoek had beslist.
Overigens is het hof gebleken dat de wrakingskamer het wrakingsverzoek heeft afgewezen zodat verdachte in zoverre ook niet in enig te respecteren belang is geschaad.
Het hof is na onderzoek gebleken dat de gronden waarop de rechtbank het bevel tot gevangenhouding van verdachte heeft gegeven ook thans nog bestaan, zodat de beschikking van de rechtbank voor zover daarvan beroep is ingesteld met overneming van de gronden dient te worden bevestigd.
Het hof heeft gelet op het bepaalde in de artikelen 65, 66, 67, 67a en 71 van het Wetboek van Strafvordering.
BESLISSING:
Het hof bevestigt de beschikking voor zover daartegen hoger beroep is ingesteld.
Aldus gegeven op 25 juli 2012 door mrs A.W.M. Elders, voorzitter, R.W. van Zuijlen en P. van Kesteren, raadsheren, in tegenwoordigheid van B.F. Peters, griffier, en ondertekend door de voorzitter en de griffier.