NJ 1956/304:Vordering tot ontkenning van de wettigheid van een kind, gericht tegen een bijzonderen voogd, die aanvankelijk door een onbevoegden, later — tijdens de procedure — door een bevoegden Kantonrechter is benoemd. — Aanvang van den in art. 311 B. W. bedoelden termijn in geval van natuurlijke onmogelijkheid van gemeenschap uit hoofde van verwijdering.