Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) Nr. 182/2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 01-03-2011
- Bronpublicatie:
16-02-2011, PbEU 2011, L 55 (uitgifte: 28-02-2011, regelingnummer: 182/2011)
- Inwerkingtreding
01-03-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-02-2011, PbEU 2011, L 55 (uitgifte: 28-02-2011, regelingnummer: 182/2011)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Instituties
Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 291, lid 3,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Indien het nodig is dat juridisch bindende handelingen van de Unie volgens eenvormige voorwaarden worden uitgevoerd, worden bij die handelingen (hierna ‘basishandelingen’ genoemd) aan de Commissie, of, in naar behoren gemotiveerde specifieke gevallen en in de bij de artikelen 24 en 26 van het Verdrag betreffende de Europese Unie bepaalde gevallen, aan de Raad uitvoeringsbevoegdheden toegekend.
- (2)
Het is aan de wetgever om, met volledige eerbiediging van de criteria zoals neergelegd in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (‘VWEU’), voor elke basishandeling te besluiten of overeenkomstig artikel 291, lid 2, van dat Verdrag uitvoeringsbevoegdheden aan de Commissie worden toegekend.
- (3)
Tot nu toe was de uitoefening van uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie geregeld bij Besluit 1999/468/EG van de Raad (2).
- (4)
Volgens het VWEU dienen het Europees Parlement en de Raad nu de algemene voorschriften en beginselen vast te stellen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren.
- (5)
Het is noodzakelijk ervoor te zorgen dat de procedures voor een dergelijke controle duidelijk en doeltreffend zijn en in verhouding staan tot de aard van de uitvoeringshandelingen en dat in die procedures de institutionele vereisten van het VWEU alsook de bij de toepassing van Besluit 1999/468/EG opgedane ervaring en de daarbij gangbare praktijk tot uiting komen.
- (6)
Voor die basishandelingen waarvoor de controle van de lidstaten op de vaststelling van uitvoeringshandelingen door de Commissie is vereist, is het wenselijk dat voor de uitvoering van een dergelijke controle comités worden opgericht die uit vertegenwoordigers van de lidstaten zijn samengesteld en door de Commissie worden voorgezeten.
- (7)
In voorkomend geval moet de controleregeling tevens de verwijzing naar een comité van beroep dat op het juiste niveau bij elkaar komt, omvatten.
- (8)
Ter wille van de vereenvoudiging, is het aangewezen dat de Commissie haar uitvoeringsbevoegdheden slechts volgens een van de twee volgende procedures uitoefent: de raadplegingsprocedure of de onderzoeksprocedure.
- (9)
Met het oog op een verdere vereenvoudiging moeten gemeenschappelijke procedureregels gelden voor de comités, met inbegrip van de belangrijkste bepalingen die betrekking hebben op hun functioneren en de mogelijkheid om via een schriftelijke procedure advies uit te brengen.
- (10)
Er dienen criteria te worden vastgesteld om de procedure te bepalen die gebruikt moet worden voor de vaststelling van de uitvoeringshandelingen door de Commissie. Om een grotere samenhang tot stand te brengen, moeten de procedurele voorschriften in verhouding staan tot de aard en de gevolgen van de vast te stellen uitvoeringshandelingen.
- (11)
De onderzoeksprocedure dient met name te worden toegepast voor de vaststelling van handelingen van algemene strekking die tot doel hebben basishandelingen ten uitvoer te leggen en van specifieke uitvoeringshandelingen met potentieel significante gevolgen. Die procedure moet er voor zorgen dat uitvoeringshandelingen door de Commissie niet kunnen worden vastgesteld indien zij niet stroken met het advies van het comité, tenzij in zeer uitzonderlijke omstandigheden waarin zij voor een beperkte termijn van toepassing kunnen zijn. De procedure dient er ook voor te zorgen dat de Commissie ontwerpuitvoeringshandelingen kan herzien indien door het comité geen advies wordt uitgebracht, rekening houdend met de standpunten die binnen het comité zijn ingenomen.
- (12)
Indien bij de basishandeling uitvoeringsbevoegdheden aan de Commissie worden toegekend met betrekking tot programma's die aanzienlijke implicaties voor de begroting hebben of die op derde landen gericht zijn, dient de onderzoeksprocedure te worden toegepast.
- (13)
De voorzitter van een comité dient ernaar te streven oplossingen te vinden die in het comité of het comité van beroep de ruimst mogelijke steun genieten, en uiteen te zetten op welke manier rekening is gehouden met de gevoerde besprekingen en voorgestelde wijzigingen. Daartoe dient de Commissie bijzondere aandacht te schenken aan de standpunten die in het comité of het comité van beroep naar voren zijn gebracht ten aanzien van voorgestelde definitieve antidumping- of compenserende maatregelen.
- (14)
Wanneer de Commissie overweegt uitvoeringshandelingen vast te stellen op bijzonder gevoelige terreinen zoals belastingheffing, gezondheid van de consument, voedselveiligheid en milieubescherming, zal zij, omwille van een evenwichtige oplossing, zoveel mogelijk dusdanig handelen dat wordt voorkomen dat wordt ingegaan tegen een eventueel meerderheidsstandpunt binnen het comité van beroep dat afwijzend staat tegenover de gepastheid van een uitvoeringshandeling.
- (15)
In alle andere gevallen, alsook wanneer zij meer geschikt wordt geacht, wordt in de regel de raadplegingsprocedure gebruikt.
- (16)
Wanneer een basishandeling hierin voorziet, moet het mogelijk zijn uitvoeringshandelingen vast te stellen die om dwingende redenen van urgentie onmiddellijk van toepassing zijn.
- (17)
Het Europees Parlement en de Raad moeten op gezette tijden en onverwijld in kennis worden gesteld van de werkzaamheden van de comités.
- (18)
Het Europees Parlement of de Raad moet op elk moment aan de Commissie kenbaar kunnen maken dat een ontwerpuitvoeringshandeling zijns inziens de bij de basishandeling verleende uitvoeringsbevoegdheden overschrijdt, gelet op hun rechten bij de toetsing van de wettigheid van handelingen van de Unie.
- (19)
Openbaarheid van informatie met betrekking tot de werkzaamheden van de comités moet worden gegarandeerd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (3).
- (20)
De Commissie moet een register bijhouden met informatie over de werkzaamheden van de comités. De regels waaraan de Commissie met betrekking tot de bescherming van geheime en vertrouwelijke documenten onderworpen is, zijn derhalve ook van toepassing op het gebruik van het register.
- (21)
Besluit 1999/468/EG dient te worden ingetrokken. Om de overgang tot stand te brengen tussen de regeling van Besluit 1999/468/EG en deze verordening moet elke verwijzing in bestaande wetgeving naar procedures waarin dat besluit voorziet — met uitzondering van de in artikel 5 bis van dat besluit bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing — worden beschouwd als een verwijzing naar de overeenkomstige procedures in deze verordening. De gevolgen van artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG moeten voorlopig worden gehandhaafd voor de toepassing van de bestaande basishandelingen die naar dat artikel verwijzen.
- (22)
Deze verordening laat de in het VWEU neergelegde bevoegdheden van de Commissie, met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de mededingingsregels, onverlet,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: