NJ 1950/317
Eisen waaraan tuchtproces moet voldoen.
HR 10-01-1950, ECLI:NL:HR:1950:45
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
10 januari 1950
- Magistraten
Mrs. Fick, Feber, Rombach, Vrij, van Berckel
- Zaaknummer
[10011950/NJ_1950-317]
- Conclusie
Mr. Hooykaas
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS166079:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1950:45, Uitspraak, Hoge Raad, 10‑01‑1950
- Wetingang
Essentie
Eisen waaraan tuchtproces moet voldoen.
Samenvatting
Het aan verdachte het laatste woord laten is in art. 311 Sv. den gewonen strafrechter op straffe van nietigheid voorgeschreven en maakt, als waarborg dat geen onderdeel van het onderzoek, hetwelk ten bezware van verdachte zou kunnen strekken, door dezen onweersproken behoeft te blijven, even gebiedend deel van den rechtsgang voor den Tuchtrechter voor de Prijzen.
Adv.-Gen. Hooykaas bovendien over de toepasselijkheid in het tuchtrechtelijk proces van de bepalingen van de artt. 297, 319, Sv. en over de toelaatbaarheid in het appèl-vonnis van getuigeverklaringen gebezigd met het voorbehoud „voorzover berustend op eigen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.